De Uitvreter - Nescio - Boekverslag
De Uitvreter, De Titaantjes en Dichtertje: drie prachtige twintigste eeuwse novelles van de schrijver Nescio, pseudoniem voor Jan Hendrik Frederik Grönloh. De bundel wordt door menig scholier gelezen en wordt door vele literatuurdeskundigen zeer gewaardeerd, ook al was de kritiek in Nescio's tijd een stuk groter. Het zijn drie onafscheidelijke novelles die iedereen een keer gelezen moet hebben. Deze samenvatting kan steun geven bij het lezen van het boek, maar ook bij het maken van een verslag.
Titelbeschrijving
Nescio [Jan Hendrik Frederik Grönloh], De uitvreter, De titaantjes, Dichtertje. Nijgh & van Ditmar. 's Gravenhage, 198625 [1933].
Inhoudsweergave 'De uitvreter'
De ik-persoon, Koekebakker genaamd, vindt de uitvreter, Japi genaamd, de op een na wonderlijkste kerel. Een vriend van Koekebakker, Bavink, leerde Japi in Veere kennen. Bavink was schilder en hij had Japi steeds aan de waterkant zien zitten. Japi deed niet veel meer dan dat. Japi vond dat hij aan het versterven was. Van werken in een kantoor bijvoorbeeld moest hij helemaal niets hebben. Werken in het algemeen was niet voor hem weggelegd. Hij teerde daarom op het inkomen en de middelen van zijn vrienden, zoals een uitvreter. Deze vrienden, waaronder Bavink en Koekebakker, stonden dit toe en wezen Japi er eigenlijk zelden op dat hij maar eens voor zichzelf moest gaan zorgen. Zeker Bavink had er geen moeite mee dat Japi niks uitvoerde, omdat Japi Bavink wel eens advies gaf over zijn schilderijen. ''Japi was goud waard voor Bavink.'' Ook wat betreft Japi's idealen kon Bavink nog veel van hem leren.
Bavink en Japi gingen geregeld samen op reis als zij daar behoefte aan hadden. Zo gingen ze, wanneer ze in een bui waren om weg te gaan, voor enkele dagen naar bijvoorbeeld Parijs, Brussel of Luxemburg. 's Winters gingen Bavink en Japi weer terug naar Amsterdam, wat hun eigenlijke woonplaats was. Japi ging ook in Amsterdam, waar hij makkelijk aan het werk had gekund, door met uitvreten. Op een avond stak hij de ene na de andere sigaar op, Koekebakkers sigaren wel te verstaan. Koekebakker merkte dit wel degelijk op, maar ging er niet op in. Het kon omdat het Japi was.
De winters in Amsterdam waren koud en erg onaangenaam om in te leven, vooral omdat Koekebakker zelf geen kachel had. ''Een winterjas heb ik nooit bezeten.'' Als het echt koud was, kon hij bij Bavink terecht die wel over een kachel beschikte. Ook de regen bepaalde een deel van het leven in Amsterdam.
Soms trakteerde Koekebakker zich op wat extra dure boodschappen. Toen hij op een regenachtige dag boodschappen was gaan doen, kocht hij voor zichzelf een brood met twee ons boterhamworst, wat een luxe product was met zijn inkomen. De boterhamworst zou hij de dag daarop opeten, maar dat liep anders, omdat Japi die avond aan kwam waaien. ''Weet je dat je worst in huis hebt?'' De worst die Koekebakker voor de dag daarop wilde bewaren, was binnen de kortste keren opgegeten door Japi. Koekebakker stond het allemaal toe, omdat het Japi was. Japi had een gave waarmee het geen schande leek te zijn dat hij uitvrat. Niemand zou hem vragen of hij eens wat minder vrij kon zijn. Het kon allemaal wat hij deed. Ook toen hij een avond bij Koekebakker was, vrat hij uit. Toen hij wilde opstappen, zei hij dat hij ziek was. Zo kon hij de nacht doorbrengen bij Koekebakker, nadat hij ook nog had gevraagd om ''een half maatje ouwe klare'' (jenever), die Koekebakker door de regen moest gaan halen. Toen Koekebakker terug kwam, vroeg Japi of hij hier niet kon maffen. Zonder een antwoord gekregen te hebben, deed hij zijn schoenen uit, hing hij zijn broek te drogen en nam hij Koekebakkers beste deken. Japi was er dus als uitvreter veel beter van af dan Koekebakker zelf.
Op een gegeven moment besloot Japi op reis te gaan. Hij ging alleen naar Friesland. ''Wat doen?'' Hij ging er niks doen. Hij vond dat niet alles een reden en een doel moest hebben. Hij had er gewoon zin in om naar Friesland af te reizen, zonder reden. Na zes weken kwam hij terug. Zijn reis wilde hij niet ophelderen.
De zomer na de reis naar Friesland was Japi weer verdwenen. Koekebakker kwam hem tegen op Boulevard du Nord in Brussel. Japi zag er piekfijn uit. Koekebakker en Japi dronken nog wat en kletsten wat bij. Begin augustus ging hij weer naar Amsterdam. Daar kwam hij aan met een verbonden hoofd. In Marchienne aux Ponts was hij gewond geraakt door een mijnwerker die een pannetje op bij hoofd had stukgeslagen. Een tijdje later kwam Hoyer Japi nog tegen in Veere met een Franse dame. Japi vrat niet meer zoveel uit als hij daarvoor had gedaan. Hij kwam weer terug naar Amsterdam, hij nam een baan, waar Bavink hem opzocht. ''Japi was een harde werker geworden.''
Japi werd naar Afrika gezonden. ''Binnen de twee jaar was i terug: ziek, half dood.'' Hij liet niks van zich horen toen hij terug was. Koekebakker kwam hem tegen ik Wijk bij Buurstede. ''Daar stond i naar de modder te staren.'' Ze dronken een borreltje en Japi vertelde over het werk in Afrika en zijn relatie met de Française die stuk was gelopen. ''Te sappel had i zich gemaakt,'' vond hij. Hij had zich te druk gemaakt om van alles. Hij kon niets meer bereiken vond hij. ''Hij was nu bezig zijn tijd te verstaren.'' Hij had geen plannen meer voor de rest van zijn leven. 's Winters ging hij weer naar Amsterdam en in mei naar Nijmegen. Daar kreeg hij een briefkaart dat Jeanne, de Française, aan haar borstkwaal gestorven was.
''Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt.'' Er werden nog zes briefjes met 'G.v.d.' en één met 'Ziezoo' gevonden in zijn kamer. ''Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.''
Aspecten 'De uitvreter'
Tijd
De uitvreter speelt zich af rond 1900, wat de tijd was waarin Nescio (J. H. F. Grönloh) zelf leefde in zijn jeugd. Doordat de verteltijd, die 33 pagina's bedraagt, korter is dan de vertelde tijd, die ongeveer vijf jaar bedraagt, is er sprake van veel tijdsverdichtingen. De vertelde tijd kun je opmaken uit de beschrijving van het verstrijken van de seizoenen. Door deze seizoensaanduidingen ontstaan tijdsverdichtingen. Er zijn niet veel tijdsvertragingen aanwezig in het verhaal. In enkele dialogen tussen bijvoorbeeld Bavink en Japi in het begin van het verhaal is er wel sprake van een tijdsvertraging.
Het verhaal is discontinu verteld door de vele aanduidingen zoals 'Het was een maand later' (p. 21) en 'Den zomer daarop' (p. 33). Door deze aanduidingen ontstaat wel een chronologisch verhaal. Vanaf het begin van het verhaal is duidelijk wat gebeurt, dus is het verhaal 'Ab ovo', ondanks het feit dat het hele verhaal een flashback is.
Ruimte
De ruimtebeleving is zeer subjectief. De ruimtebeschrijving past zich aan aan bijvoorbeeld het humeur van de personages. De regen is bijvoorbeeld een belangrijk element dat steeds terug komt, wat een reflectie is op de personages, die op die momenten in een depressieve bui zijn bijvoorbeeld. Ook de kou is daar een voorbeeld van. Aan de andere kant worden ook de mooie dingen beschreven van het leven bij mooie momenten. Het stromen van de rivier wordt aan het eind van het boek op een mooie manier beschreven als Japi zelfmoord gaat plegen. Het wordt mooi beschreven omdat het geen droevig moment is op zich, omdat Japi er zelf voor gekozen heeft en zonder moeite stapt hij uit het leven, wat voor hem een mooi moment is en zeker geen depressief moment.
Vertelperspectief
Het boek is in de ik-vorm geschreven. Deze 'ik' is Koekebakker. Het is dus de ik-verteller die alles beleeft. Om precies te zijn, is het 'een vertellende ik', wat betekent dat de ik-verteller (Koekebakker) terug kijkt naar vroeger en daar dus ook commentaar op kan geven, wat ook gebeurt. Dit betekent voor de lezer dat hij/zij het verhaal van slechts één kant hoort. Dit zorgt ervoor dat de lezer zelf kan fantaseren over hoe de andere personages dachten over de situaties, zoals het uitvreten door Japi. Daardoor kan iedereen het verhaal op zijn/haar eigen manier interpreteren en ervaren.
Waarschijnlijk is de ik-verteller betrouwbaar genoeg om geloofd te worden. Er is geen aanwijzing in het verhaal dat er zaken voorgelogen of verzwegen worden.
Personages
Japi:
Japi is de uitvreter, waar dit boek naar vernoemd is. Hij teert op andermans geld en voorzieningen. Werken wil hij niet en dus zit hij vaak aan de waterkant niks te doen. Op een gegeven moment moet hij wel gaan werken. Hij wordt weggezonden naar Afrika waarvan hij halfdood terugkeert. Zijn doel was te versterven en dit heeft hij niet kunnen bereiken. Mede daardoor stapt hij van de brug en overlijdt.
Japi lijkt een betrouwbare man. Dit is aan de ene kant niet waar, omdat hij mensen uitvreet wat niet echt betrouwbaar kan worden genoemd, maar aan de andere kant vertrouwen zijn vrienden hem wel. Volgens Bavink is Japi immers goud waard. In het verhaal is Japi een round character.
Koekebakker:
Koekebakker is een goede, fatsoenlijke man die vroeger eigenlijk veel minder idealen had dan zijn vrienden, zoals Bavink en Hoyer. Hij is schrijver, maar verdient daar niet echt genoeg geld mee om goed van te leven. Toch zegt hij er niks van als Japi zijn boterhamworst opeet dat Koekebakker net voor hemzelf heeft gekocht. Koekebakker kon dat wel hebben van Japi, maar vond het stiekem toch vervelend omdat hij zelf nogal op zijn spullen was gesteld.
Bavink:
Bavink is een schilder die eigenlijk maar weinig succes heeft. Hij was degene die Japi ontmoet had in Veere. Ook Bavink werd uitgevreten door Japi, maar hij accepteerde dit eveneens als de ander vrienden. De manier van doen en denken over het leven van Japi inspireerde Bavink, waardoor hij Japi zeer waardeerde.
Hoyer:
Hoyer maakt ook deel uit van de vriendengroep. Hij is net als Bavink schilder, maar wil hier geld mee verdienen, terwijl Bavink dat niet per se wil.
Motieven en symbolen
Een motief in het verhaal is het niks doen. Steeds komt dit terug. Japi heeft de andere vrienden ervan overtuigd dat niks doen de ideale toekomst geeft.
Ook de natuur is een belangrijk motief. De natuur is voor de hoofdpersonen erg belangrijk. Ze interesseren zich bijvoorbeeld in het op- en ondergaan van de zon en het stromen van de rivier. Het water en de zon staan dan ook symbool voor de eeuwigheid en het geluk van het leven. Steeds komt dit onderwerp terug. Verlangen is ook een motief dat voorkomt in het boek. De vrienden verlangen allemaal naar iets, maar bereiken doen ze dit geen van allen.
Ook geld speelt een belangrijke rol in het leven van de personages. Japi komt er bijvoorbeeld uiteindelijk achter dat hij wel geld nodig heeft om te kunnen leven en dat hij niet eeuwig kon blijven uitvreten, dus hij moest een baan gaan zoeken.
Thematiek
Het thema van 'de uitvreter' is 'het afzetten tegen de maatschappij'. De hoofdpersonen willen niet zoals anderen in de maatschappij tobben. Ze willen wat anders dan dat. Ze vinden dat ze zich niet te druk moeten maken om de meest uiteenlopende zaken. Ze hangen daarom ook het nihilisme aan. Ze streven naar het niks doen, waar Japi deels in slaat totdat hij gaat werken.
De hoofdpersonen vinden dat de mensen in de maatschappij zich veel te sappel maken. Ze werken veel, eten dan en gaan weer slapen, waarbij ze zich de hele dag door druk maken. De vrienden willen dit niet, dus doen ze waar ze zelf zin in hebben, wat betekent dat ze niet echt een luxe leven hebben; de inkomens waren immers laag. Nescio verwerkt dit thema in meer van zijn werken, dus het blijkt dat Nescio zelf zich ook heeft willen af zetten tegen de maatschappij. Dit blijkt ook uit het feit dat Nescio ooit heeft geprobeerd om bij de kolinie Van Eeden te komen. Deze kolonie, opgericht door Frederik van Eeden, was een soort kritiek op de maatschappij. In het boek komen enkele verwijzingen naar Frederik van Eeden voor.
De titel 'de uitvreter' is gemakkelijk te verklaren. Japi is een man die van mensen 'misbruik' maakt. Hij vreet dus mensen uit. Het is een echte uitvreter.
Stijl
Nescio heeft in dit boek, en in veel van zijn boeken, een aparte stijl van schrijven. De zinslengte zijn vaak kort, maar het boek bevat ook enkele lange zinnen als het bijvoorbeeld over het stromen van de rivier gaat. Deze zinnen zijn dan vaak erg literair, symbolische en figuurlijk.
Er komen niet opvallend veel dialogen voor en de dialogen die wel voorkomen, zijn vaak erg kort en zijn ingekort. Het taalgebruik valt erg op. Nescio hanteert namelijk vaak het fonetische taalgebruik. Zo wordt 'had hij' 'hatti'. Eigenlijk wordt 'hij' bijna altijd vervangen door 'i'. Ook het Oudnederlands valt op: 'zoo' in plaats van 'zo' en ''t' in plaats van 'het'.
Auteur
Nescio, wat een pseudoniem is voor Jan Hendrik Frederik Grönloh, is geboren op 22 juni 1882 in Amsterdam en is gestorven op 25 juli 1961 in Hilversum. Zijn pseudoniem stamt uit het Latijn en betekent 'ik weet het niet'. Nescio is opgegroeid in Amsterdam als zoon van Jan Hendrik Frederik Grönloh en Martha Maria van der Reijden. Zijn vader was winkelier en smid. Nescio rond de lagere school af en gaat studeren aan de HBS aan de Mauritskade te Amsterdam. Ook doet hij de Openbare Handelsschool aan de Keizersgracht.
Ook werkte Nescio mee aan de kolonie 'Tames', mede opgericht door Frederik van Eeden. Deze idealistische poging tot afzetting tegen de maatschappij wordt uiteindelijk als mislukt beschouwd. In 1906 trouwde Nescio met Aagje Tiket, waarmee hij vier dochters kreeg. In 1911 publiceerde hij zijn eerste verhaal, de uitvreter. Daarna volgden nog vele andere werken. De uitvreter, de titaantjes en dichtertje kunnen worden beschouwd als een reflectie van de mening die Nescio had tegenover de maatschappij. Dit is een duidelijk naar voren komend autobiografisch element. Ook is zijn stijl erg typerend. Je kunt het vrij snel herkennen.
Recensies
Toen Nescio zijn eerste boek 'de uitvreter' publiceerde, viel dat niet in goede aarde bij de literatuurrecensenten. De recensenten vonden het taalgebruik te plat en vonden het boek niet literair genoeg. Langzamerhand begonnen de recensenten steeds enthousiaster op Nescio's boeken te reageren, zowel over zijn oude boeken als nieuwe boeken.
Tegenwoordig vinden literatuurliefhebbers de boeken van Nescio subliem. Het is daarom ook dat 'de uitvreter','de titaantjes' en 'dichtertje' bijna standaard voorkomen in het middelbare schoolprogramma. Soms wordt gezegd dat deze bundel een van de mooiste teksten is die de Nederlandse literatuur kent, wat de literatuurliefhebbers in de tijd dat Nescio leefde, nooit zouden hebben gezegd.