Boekverslag: De komst van Joachim Stiller
Titel: De komst van Joachim Stiller
Auteur: Hubert Lampo Eerste druk: 1960
Gelezen uitgave: Vijfentwintigste druk 1980
Uitgeverij: Meulenhoff, Amsterdam Aantal bladzijden: 181 bladzijden
Motto: En zij zeiden tot elkander. Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij tot ons sprak op den weg en terwijl Hij ons in de Schriften opende? Lucas XXIV-32
Boekbeschrijving
Het
motto is afkomstig uit het bijbelboek Lucas en gaat over de Emmaüsgangers:
'En zij zeiden tot elkander. Was ons hart niet brandende in ons, terwijl hij tot ons sprak op den weg en terwijl Hij ons de Schriften opende?'
De roman is opgebouwd uit 19 hoofdstukken van ongeveer gelijke lengte en is volgens de aantekeningen aan het eind van de tekst te Antwerpen geschreven, tussen juni 1958 en februari 1959.
Samenvatting van de inhoud
1 De herstellingswerken in de Kloosterstraat.
De ik-verteller, Freek Groenevelt is schrijver en werkt bovendien op de stadsredactie van De Scheldebode. Hij verzorgt de column 'Meditaties van een baliekluiver' die gevuld wordt met kleine, typisch Antwerpse voorvallen. Op 13 juli 1957 ziet hij vanuit een café waar hij een studie over Kafka zit te lezen, vier onwerkelijk knappe arbeiders aankomen. Ze breken rustig de straat open zodat het verkeer opgehouden wordt. In plaats van de te verwachten graafwerkzaamheden leggen ze de keien na enige tijd 'onverstoorbaar als engelen' weer op hun plaats. Op aandringen van de waard besluit Groenevelt hierover een stukje te schrijven.
2 Het tijdschrift 'Atomium.
De avond na het voorval komt Freeks vriend Andreas langs om hem een nieuw literair jongerentijdschrift te laten zien. De redactie beschimpt de auteur Groenevelt, maar deze is er allang aan gewend en het raakt hem geenszins. Andreas dringt erop aan dat hij er iets tegen moet doen, en Freek geeft ten slotte toe met de overweging dat je ook uit principe kunt reageren om de onbeschofte personen de mond te snoeren. Andreas geeft Freek het redactieadres.
3 Een wethouder in zak en as.
Enige dagen na het voorval in de Kloosterstraat ontvangt de hoofdredactie van de krant een brief van de wethouder van openbare werken, waarin de gebeurtenis wordt ontkend. Freek bezoekt daarop de nerveuze wethouder Keldermans en vraagt om opheldering. Deze erkent dat de brief voor de vorm geschreven is en dat hij heus wel weet dat de straat opgebroken was. Het is echter niet door zijn technische dienst gebeurd. De wethouder voegt eraan toe dat het niet de eerste keer is. De hele zaak verveelt Freek inmiddels mateloos en hij stelt voor het te vergeten.
4 De brief van Joachim Stiller.
Weer een dag later ontvangt Freek een merkwaardige brief met een poststempel uit 1919, waarin voorspeld wordt dat hij een stukje over het voorval zal schrijven, dat hij het inmiddels gedaan heeft en dat er zich in de nabije toekomst nog meer gebeurtenissen zullen voordoen die niet aan de gangbare logica beantwoorden. De brief roept een onverklaarbare wrevel in Freek op, en ondanks het feit dat de hem onbekende Stiller de brief al voor Freeks geboorte moet hebben gepost, twijfelt hij er niet aan dat het een gewone practical joke van iemand is.
5 Kennismaking met Simone Marijnissen.
's Avonds herinnert Freek zich zijn gesprek met Andreas en hij bezoekt het redactieadres van Atomium. De aantrekkelijke lerares Simone Marijnissen is de redactiesecretaresse. Ze blijkt eveneens een brief van Joachim Stiller te hebben ontvangen. Hierin werd aangeraden om Groenevelt niet langer te belasteren omdat hem een belangrijke opdracht te wachten staat. Freek is beledigd als hij verneemt dat de Atomium-mensen denken dat hij Stiller is en danig verstoord verlaat hij het huis van Simone.
6 Wiebrand Zijlstra, de ondernemende.
In de meest verwarrende periode van Freeks leven - zoals hij het zelf noemt - was een van de onverklaarbare, maar niet opzienbarende gebeurtenissen, de ontmoeting met een voormalige schoolvriend. Zijlstra is kunsthandelaar en toont hem op een zonnige ochtend graffiti van obscene poppetjes. Uit een urinoir komt een schamel gekleed mannetje te voorschijn en Zijlstra gaat vliegensvlug achter hem aan. Een gevoel van weerzin bekruipt Freek.
7 Het antiquariaat van Geert Molijn.
Wanneer Freek landerig naar huis gaat, begint het plotseling te regenen. Hij schuilt in de boekwinkel van zijn oude, in occulte zaken geïnteresseerde vriend Molijn. Een zeer oud boek, waarvan het voorwerk ontbreekt, trekt Freeks aandacht. Hij mag het lenen en het blijkt een analyse van de Openbaring van Johannes te zijn, met als voornaamste kenmerk dat de tijd plotseling op zou kunnen houden. Freek wil meer over de schrijver weten.
8 Een nachtje uit.
Omstreeks middernacht wordt er gebeld. Andreas, Freeks uitgever, en diens vrouw komen hem halen om mee te gaan stappen. In een van de kroegen ontmoet hij Simone met haar verloofde. Ze verzoekt Freek haar onopvallend ten dans te vragen en frommelt hem dan een brief van Stiller in handen. Hierin spreekt Stiller er zijn goedkeuring over uit dat de twee 'uitverkorenen' elkaar hebben ontmoet. Eenzaam en dronken gaat Freek naar huis.
9 Een bezoek aan de leeszaal.
Een bevriende bibliothecaris levert Freek de sleutel tot het 16e-eeuwse apocalyptische werk. Het blijkt van de hand van 'Joachim Stiller, Meester in de Theologie tot Augsburg'. Freek wordt bevangen door een hevige angst, die wat weg heeft van zijn gevoelens aan het eind van de oorlog, toen een tram die hij net miste door een bom werd geraakt. De bibliothecaris kan over deze Stiller alleen meedelen dat hij joods was. Als hij Freeks brief van Stiller bekijkt, merkt hij over het handschrift op dat het van iemand zou kunnen zijn die geen persoonlijkheid heeft ofwel een soort schim is.
10 Telefoongesprek voor zonsopgang.
Freek loopt naar huis, nog verbaasd over de heftige reactie die de naam van de theoloog in hem teweegbracht. Voor zijn huis staat Simone op hem te wachten en hij nodigt haar uit voor koffie. Ze vertelt nerveus dat ze vanmorgen gewekt werd door de telefoon. Joachim Stiller vertelde haar dat ze Freek gisteravond niet alleen had mogen laten, waarop Freek een soort weemoedige ontroering in zich op voelt komen. Simone heeft bovendien haar verloving met haar Atomium-vriend verbroken.
11 Professor Schoenmaken.
Diezelfde middag rijden Freek en Simone naar Brussel. Professor Schoenmakers van het Laboratorium van Oudheidkundig Onderzoek is bereid hen te helpen en laat de eerste brief onmiddellijk op ouderdom onderzoeken: hij is inderdaad 38 jaar oud. Een grafoloog maakt uit het handschrift op dat Stiller een onwerkelijk sterke en uiterst evenwichtige persoonlijkheid moet bezitten. Verbijsterd beseffen Simone en Freek dat er iets onverklaarbaars gaande is waar ze geen greep op hebben.
12 Het concert.
Nu Freek alles opschrijft geeft hij toe dat de liefde die tussen hem en Simone is ontstaan een zeker verband heeft met Stillers handelingen. Dat bleek die nacht. Simone blijft bij Freek slapen. Om twintig over een worden ze gewekt door de beiaard uit de nabijgelegen kathedraaltoren. Hoewel er nooit 's nachts wordt gespeeld, lijkt geen buurtbewoner iets te merken. Er wordt blijkbaar alleen voor hen gespeeld en het is niet na te gaan hoe lang, want Freeks horloge staat stil tijdens het concert. Daarna belt Stiller Freek op om hen moed in te spreken en zegt hij hun vertrouwen te hebben.
13 De cocktailparty.
De volgende ochtend lijkt alles weer normaal. Freek en Simone zijn verliefd en gaan 's middags naar een persconferentie die Zijlstra ter ere van zijn ontdekking, Siegfried het graffitischildertje, heeft opgezet. Freek spreekt zijn afkeuring uit over de wijze waarop de weerloze kunstenaar geëxploiteerd wordt. Later die middag valt Siegfried zijn beschermer met een pistool aan en vlucht het dak op. Maar de schilder valt te pletter en Freek die snel bij hem is ziet een vage glimlach van herkenning en hoort dan zijn laatste woorden: 'Stiller... Zeg aan Sti...'
14 De hypothesenbouwers.
De angst heeft zich nu goed meester gemaakt van Simone en Freek. Ze spreken er met Geert Molijn over die veel weet over dergelijke verschijnselen die tot hallucinatie kunnen leiden. De nuchtere Freek vraagt zich af of er dan toch niet aan bovennatuurlijke oorzaken gedacht moet worden. Volgens Molijn komt eerder Jungs synchronisme in aanmerking. Hierbij wordt een verklaring gegeven voor gebeurtenissen waar ogenschijnlijk geen verband tussen bestaat. Uiteindelijk stelt Molijn voor die dagen van Stiller in verschillende tijdperken als een nog niet te verklaren natuurverschijnsel te beschouwen.
15 De mare.
Wanneer Freek op een zonnige morgen wat pijptabak gaat kopen, hoort hij mensen praten over de ondergang van de wereld. Een vreemde man klampt hem aan, stelt zich voor als Engel en herinnert hem eraan dat de dood kan komen als een dief in de nacht. Rond half twaalf is er een zonsverduistering en op de redactie van de krant wordt verteld dat dit eeuwenlang met de ondergang van de wereld is geassocieerd. Freek bekijkt het gebeuren vanaf een terras en tot zijn verrassing komt Keldermans bij hem zitten. Hij blijkt de derde persoon in de stad te zijn die die nacht de beiaard heeft horen spelen.
16 De harlekijn in het zwart.
Een periode van rustig geluk lijkt aangebroken te zijn voor Freek en Simone. Simone is bij Freek ingetrokken en vaak wandelen ze 's ochtends naar de haven. Wanneer Freek plotseling een affiche ontdekt met de naam Stiller slaat de angst hem weer om het hart. Simone stelt hem even gerust door te stellen dat áls Stiller bestaat hij zeker geen vijand is. Ze besluiten naar het circus te gaan. Een optreden van twee Augusten die een trieste zwarte Pierrot onder hun botte acties verpletteren, grijpt Freek zeer aan. Hij herkent meneer Engel in hem en vraagt zich af of de zwarte harlekijn de engel des doods is.
17 Sterrenbeelden en chemico-analyse.
Na de voorstelling krijgt Freek een instorting. Stiller houdt hem weer bezig en hij moet nog uitzoeken wat de stand der hemellichamen beduidt, die aan het eind van het oude Apocalypsboek staat vermeld. De 16e-eeuwse Stiller voorspelt dat in dat jaar de wereld vergaat. Een astroloog meldt Freek dat het de positie van het lopende jaar is. In overspannen toestand raadpleegt Freek een psychiater. Nadat hij alles heeft verteld, stelt de arts een injectie met een geheugenprikkelend middel voor. De onverklaarbare doodsangst van de laatste dagen wordt daardoor in verband gebracht met Freeks eerdere angst aan het eind van de oorlog. Een Amerikaanse militair stierf aan Freeks voeten door een explosie en nu herinnert Freek zich bovendien dat die majoor Joachim Stiller heette. Door wroeging over diens dood heeft Freek die naam verdrongen, maar er zit eigenlijk al jaren een Stiller in hem. De angst die met de Stiller buiten hem samenhangt is echter nog niet verdwenen.
18 Het verkeersongeval.
Na zijn analyse haalt Freek een brief op van de redactie. Nadat Simone hem verteld heeft dat ze zwanger is, lezen ze de brief. Joachim Stiller wil Freek die avond op het stationsplein ontmoeten. Als het zover is, gaan Simone en Geert Molijn mee. Kelderman, die dezelfde brief gekregen heeft, is er ook bij. Er komt een rustige, blonde man op de vier af die Freek plotseling aan een engel doet denken. Hoewel hij hem niet kent, weet Freek dat hij misschien zijn leven lang op deze vreemdeling heeft gewacht en zijn komst maakt dan ook de indruk van een 'lang verbeide verlossing'. Maar nog voor Freek en Stiller elkaar de hand kunnen drukken wordt de onbekende door een legervrachtwagen overreden. Ondanks zijn ontzetting begrijpt Freek dat het niet anders kan, omdat Stiller niet van deze wereld was en alleen even voorbij kwam om in ieder geval Freeks leven nieuwe betekenis te verlenen.
19 De derde dag.
Tot middernacht blijven de vier in het politiebureau. Iedereen staat voor een raadsel omdat niemand weet wie Stiller precies was en wat hij hier kwam doen. Er zijn te veel duistere punten en het lijk wordt naar het stedelijk dodenhuis gebracht. Twee dagen brengen Simone en Freek in droefheid door omdat ze nu pas beseffen wat een wezenlijk bestanddeel Joachim Stiller van hun bestaan was geworden. Om over hun verdriet heen te komen besluiten ze met Keldermans afscheid van de dode te nemen. Bij het dodenhuis vernemen ze dat het stoffelijk overschot van Joachim Stiller op deze derde dag na zijn dood op onverklaarbare wijze is verdwenen. Terwijl de zon de nog natte keien doet glinsteren, beseffen ze intuïtief dat nu alle ellende voorbij is en dat ze vol vertrouwen verder kunnen leven.
Vertelsituatie
Freek Groenevelt is de ik-verteller en het hoofdperso¬nage. Zijn relaas behelst voornamelijk de gebeurtenissen rond Joachim Stil¬ler, maar af en toe neemt hij even afstand van zijn verhaal en gaat hij wat die¬per op zichzelf en de maatschappij in.
Tijd
Het verhaal speelt zich af van 13 juli tot ongeveer midden augustus 1957. Vanaf hoofdstuk 16 wordt de tijdsbeschrijving vager en treedt er eveneens tijdverdichting op. Er is vision par derrière: Freek zegt aan het begin van het boek dat hij zijn ervaringen van de afgelopen tijd wil opschrijven. Op nog drie plaatsen spreekt hij de lezer in de tegenwoordige tijd toe: in hoofd stuk 6 over de betekenis van de ervaringen, in hoofdstuk 12 over de betekenis van Stiller voor zijn relatie met Simone en in hoofdstuk 17 over nerveuze aandoeningen. De gebeurtenissen rond Joachim Stiller zijn in de verleden tijd geschreven en staan in chronologische volgorde. Wel worden de ervaringen zoals gezegd enkele malen afgewisseld met 'recenter' commentaar van Freek Groenevelt. Vooruitwijzigingen komen regelmatig voor, bijvoorbeeld over de angst die plotseling zal toeslaan. Opvallend is overigens Freeks preoccupatie met tijd en tijdloosheid. Tijdloosheid staat in verband met de Apocalyps, maar kan ook hevig geluk teweegbrengen, bijvoorbeeld wanneer het carillon voor Simone en Freek speelt in de eerste nacht die ze samen doorbrengen.
Ruimte
Het verhaal speelt zich af in Antwerpen en dit werkterrein van Freek Groenevelt wordt tot in details realistisch weergegeven. Op deze wijze wordt het contrast tussen de surreële en reële gebeurtenissen in dit magisch-realistische werk aangescherpt. Zowel Freeks zolder als het antiquariaat van Geert Molijn zijn gevestigd in renaissancegebouwen, wat verwijst naar Freeks wedergeboorte na de komst van Stiller. In beide gebouwen ontvangt Freek dan ook tekens van Stiller. Het antiquariaat vormt een rustpunt te midden van de gebeurtenissen (de hoofdstukken 7, 14 en 19). Het weer is uitvoerig beschreven. De zon duidt altijd een geheimzinnige actie van Joachim Stiller aan; het noemen van regen brengt meestal rust. De zon staat in verband met het voorwereldlijke zoals ook Stiller niet echt tot deze wereld behoort, omdat ruimte en tijd voor hem niet lijken te bestaan Het voorkomen van een zonsverduistering staat in verband met Freeks angst voor de ondergang van de wereld en heeft tevens een Messiaans aspect (zie Lucas 23:45).
Personages
Het voornaamste personage is Freek Groenevelt, een vrijgezel van ca. 37 jaar en schrijver en journalist van De Scheldebode. Als voornaamste karaktertrek noemt hij zelf regelmatig zijn neiging tot solitair leven, maar desondanks is hij meestal in gezelschap van vrienden en heeft hij aan het eind van het boek een gezin. Hij is nuchter, bedachtzaam en heeft hart voor zijn vak. De komst van Joachim Stiller verandert zijn bestaan omdat zijn 'geloof in de logische en materieel geconditioneerde samenhang der dingen werd geschokt'. Dit dringt echter maar langzaam tot hem door en gaat geleidelijk aan met een diepe angst voor dood en ondergang gepaard. Om zichzelf in de hand te houden, beschouwt hij de onverklaarbare gebeurtenissen tot aan de komst van Joachim Stiller als een grap, maar hij moet uiteindelijk het bestaan van niet-logische, schijnbaar zinloze verschijnselen erkennen, wat zijn leven zelfs meer betekenis verleent.
Simone Marijnissen is een 25-jarige lerares wiskunde en maakt haar entree in het leven van Freek als redactiesecretaresse van het tijdschrift Atomium. Haar verloofde heeft meegewerkt aan een anti-Groenevelt-artikel, wat haar na brieven en telefoontje van Stiller doet besluiten de verloving te verbreken. Met Freek wordt het contact snel intiemer en ze worden met elkaar 'verbonden' in de nacht dat Stiller de beiaard bespeelt. Simone is net als Freek nuchter en praktisch, maar ook gevoelig. Ze is een goede steun wanneer Freek last van zijn angsten krijgt en daarbij de ideale vrouw: geliefde, kinderlijk gelukkig en moeder. Ondanks haar exacte aanleg kan ze geen verklaring vinden voor het Stiller-mysterie, want ook Ouspensky's tijdtheorieën (hoofdstuk 14) sluiten er niet helemaal op aan. Wel kan ze accepteren dat Stiller 'boven' de tijd verheven is en zo in verschillende tijdperken voor kan komen.
Joachim Stiller is en blijft een raadsel. Hij is aanwezig in geschriften, aan de telefoon en even in levenden lijve voor hij sterft door een ongeval. Tijd en ruimte spelen blijkbaar geen rol in Stillers bestaan en, aangenomen dat alle Stillers in de roman één persoon zijn, betekent de dood ook niet het einde voor hem. Het gevoel van verlossing dat zich van Freek meester maakt wanneer hij Stiller ziet, gecombineerd met diens opstaan uit de dood 'ten derden dage' (Lucas 24 : 13 - 53) maakt Stiller tot een Messiasfiguur, die net als Jezus was, is en zal zijn. Stiller brengt drie mensen met elkaar in contact die elkaar voordien niet kenden: Freek, Simone en Keldermans, de wethouder van Openbare Werken. Keldermans' omgeving denkt dat hij aan aderverkalking lijdt, maar hij weigert Stillers bestaan te ontkennen, omdat deze dingen weet 'die geen mens weten kan. Misschien zullen we nooit vernemen, wie of wat hij is, maar ik beef bij de gedachte, dat ik zijn aanblik niet verdragen zal', zegt hij tegen Freek wanneer beiden op de komst van Joachim Stiller wachten. De vierde persoon die er blijk van geeft Stiller te kennen is de graffitikunstenaar Siegfried. Hij sterft echter bij het uitspreken van Stillers naam. Van Freeks vele vrienden is in het Stiller-mysterie vooral Geert Molijn van belang. Hij is in occulte en parapsychologische zaken geïnteresseerd en draagt in hoofdstuk 14 mogelijke verklaringen van het raadsel aan.
Thematiek
De voornaamste thema's in dit magisch-realistische werk zijn existentiële angst, verlossing en liefde.
De angst voor de onverklaarbare zaken in de wereld wordt stap voor stap opgebouwd en bereikt een hoogte waarbij psychiatrische hulp geboden is. Een verdrongen schuldcomplex lijkt dan de oorzaak te zijn, maar de gevolgen worden door die kennis niet weggenomen. De uiteindelijke verlossing van de angst voor het onbekende is gelegen in de dood van Stiller, die immers zelf voorspelde: 'Eens zal ik u, hoe dan ook van alle angst bevrijden'.
Freek moet dóór de angst heen om tot een dieper levensbesef te komen. Wanneer we met hem kennis maken, is hij een spitsvondige, relativerende en rustige man, die onlogische zaken en 'innerlijke apocalyptische ruiters' uit zijn bestaan kan weren. Stillers pogingen tot contact roepen eerst alleen maar wrevel op, tot de eerste angstaanval in de leeszaal toeslaat. Freek realiseert zich meer en meer dat er iets in beweging is gezet waarop hij geen vat heeft.
Stiller, de belichaming van de verlossing, verlost Freek niet alleen van zijn angst. Er wordt gesuggereerd dat hij de wereld van een groot gevaar afwendt, zodat de mensheid, gesymboliseerd door het kind in Simone's buik, kan blijven voortbestaan. De liefde wordt belichaamd door de ideale vrouw Simone, die knap, praktisch, intellectueel begaafd en geliefde, moeder en kind tegelijk is. Met haar zal Freek het grootst mogelijke geluk deelachtig worden. Coördinerende elementen zijn tekenen van de naderende Apocalyps, waaronder ook het verdwijnen van de tijd tijdens het concert en de zonsverduistering vallen; kindzijn, dat met een simpel soort geluk samenhangt; renaissancegebouwen die een verband met de wedergeboorte van tén minste drie mensen hebben.
De titel verwijst naar het hoogtepunt van de roman, Stillers aankomst op het stationsplein. Daar wordt duidelijk dat de komst geen komen, maar een gaan inhoudt en iedereen realiseert zich dat Stiller als de Verlosser een offer voor het voortbestaan van de mensheid brengt. Het motto uit de Emmaüsgangers wordt in de passage van de aankomst letterlijk genoemd: 'Ofschoon ik slechts naar de vreemdeling kon staren, voelde ik naast mij de haast tastbare aandacht van mijn metgezellen, alsmede hun verbazing, als eens de verbazing van de twee te Emmaüs.' Freek, Simone en Keldermans verbeelden Antwerpse Emmaüsgangers, want ze spreken voortdurend over Stiller, maar ze herkennen hem pas op de derde dag na zijn dood, met uitzondering van Freek die Stiller het moment voor hij stierf herkend heeft.
Stijl
Lampo schrijft lange zinnen met vele bijzinnen. Ook gebruikt hij veel bijvoeglijke naamwoorden en heeft hij een klassieke, enigszins intellectualistisch aandoen de woordenschat. Af en toe doen zijn zinnen daardoor wat overdadig en gedragen aan. Het subtiele gebruik van ironie wijst erop dat de schrijver dit zelf ook in de gaten heeft. Dat hij zich als Vlaming op het schrijven van perfect Nederlands toelegt, heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat hij in Nederland een geliefder schrijver is dan in zijn eigen land.
Literatuurgeschiedenis
Hubert Lampo (1920) is geboren in een voorstad van Antwerpen. Hij werd journalist en was medeoprichter en redactiesecretaris van Het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Verder deed hij redactiewerk voor Bres. Hij was enige tijd onderwijzer, daarna van 1945-65 journalist. Daarna werd hij hoofdinspecteur der openbare bibliotheken.
Hij begon met het schrijven van door hemzelf psycho-realistisch genoemde romans met een voorkeur voor historische onderwerpen. Na deze periode van het psycho-realisme behoorde Lampo met Johan Daisne tot de letterkundige stroming uit de jaren zestig die met 'magisch-realisme' wordt aangeduid. Kenmerkend voor Lampo's opvatting van het magisch-realisme is dat hij zoekt naar een onbewuste andere werkelijkheid in de menselijke geest, die zich naast de kenbare werkelijkheid manifesteert. Lampo verwoordt dit als volgt: 'Magisch-realisme noem ik het fenomeen waardoor onder het schrijven sluimerende archetypen worden geactualiseerd.' Als voorbeeld noemt hij Stiller, waarvan hem aan het begin van het boek nog niet voor ogen stond dat hij zich als Messias zou ontpoppen aan het eind van het verhaal. Stiller is het Messias-archetype, het oerbeeld van de verlosser die in het onbewuste van alle mensen aanwezig is. Carl Jung is de psycholoog die zich het meest met archetypen en het collectief onbewuste heeft beziggehouden. Lampo streeft ernaar de lezers bewust te maken van het onbewuste, en hen de vaak onverklaarbare verschijnselen in de menselijke geest te laten accepteren. Naast essays en beschouwingen over eigen werk scheef hij vele romans en novellen waarin dit doel wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld Hermione betrapt (1962) en Dochters van Lemurië (1964).