Willem Elsschot - Kaas - Vwo 6 niveau
Dit boek gaat over Frans Laarmans, een klerk op het kantoor van de General Marine and Shipbuilding Company. Het verhaal gaat over de lotgevallen van een ambtenaar, Frans Laarmans dus, die een nieuw leven tracht te beginnen als agent van een kaasimport-firma. Ik heb dit boekverslag gemaakt voor het vak literatuur in Vwo 6. Hieronder staat een samenvatting, een analyse, een interpretatie en mijn persoonlijke waardering.
Inhoud
- Samenvatting
- Analyse
- Interpretatie
- Persoonlijke waardering
Samenvatting
Frans Laarmans woonde samen met zijn vrouw Fine en zijn twee kinderen Jan en Ida in Antwerpen. Frans werkte als klerk op het kantoor van de General Marine and Shipbuilding Company. Hij werkte hier al heel lang en had het niet zo meer naar zijn zin op zijn werk. Hij was toe aan een nieuwe uitdaging.
Met de moeder van Frans ging het al een tijd niet goed. Op een dag had Frans Laarmans tot middernacht Pale-Ale gedronken en gekaart. Toen hij in bed wilde stappen stond zijn broer Oscar voor de deur. Oscar vertelde dat zijn moeder op sterven lag. Frans ging met Oscar mee naar zijn moeder. Heel zijn familie was al in het huis van zijn moeder. Na een uur overleed zijn moeder. Toen Frans weer thuis kwam was hij erg moe en hij vertelde tegen zijn vrouw niet de werkelijkheid, want hij zei dat de situatie van zijn moeder niet was veranderd.
Op de begrafenis van zijn moeder ontmoette Frans Van Schoonbeke. Van Schoonbeke nodigde Frans uit om op bezoek te komen. De vrienden van Van Schoonbeke waren er ook op het moment dat Frans op bezoek kwam. Het waren rechters, advocaten, kooplieden en zij hadden allemaal een auto. Niet veel mensen hadden een auto en Frans voelde zich niet thuis tussen deze mensen, omdat hij niet met hen mee kon praten. Van Schoonbeke vroeg hem op een dag om vertegenwoordiger in België te worden van een grote Nederlandse firma die in kaas handelde.
Toen Frans weer naar huis ging, voelde hij zich een heel ander mens. Thuis probeerde hij zo gewoon mogelijk te doen, maar zijn vrouw en zoon merkten iets aan hem. ’s Avonds in bed vertelde hij het verhaal aan zijn vrouw Fine. Laarmans wilde al zijn baan als klerk opzeggen, maar zijn vrouw zei dat hij dit niet moest doen. De volgende dag schreef Frans een brief naar de firma in Amsterdam.
Frans werd algemeen vertegenwoordiger voor de firma Horstra voor België en Luxemburg. Hornstra stuurde Frans gelijk twintig ton Edammer. Frans ging nu wel naar de wekelijkse bijeenkomst bij Van Schoonbeke. Frans gedroeg zich nu veel zelfbewuster en ook de gasten bij Van Schoonbeek spraken nu tegen Frans wat ze eerst niet deden.
Thuis sprak Frans pas na het eten met zijn vrouw. Zij las het contract heel nauwkeurig en stelde allemaal vragen over de maandelijkse uitkering. Het bleek dat dit niet bedoeld was als zijn salaris, maar als een voorschot op het eventuele commissieloon. Frans kon er niet tegen dat hij dit niet gezien had en probeerde door zijn moeilijke taalgebruik zijn vrouw te overbluffen.
Frans nam geen ontslag bij zijn vorige baan als klerk op kantoor. Zijn broer zorgde ervoor dat hij de komende drie maanden niet op zijn werk hoefde te komen. Zijn broer Karel zei tegen het bedrijf waar Frans eerst werkte, dat Frans leed aan een “zenuwziekte”. Frans kreeg voor drie maanden onbetaald verlof.
Frans begon met het inrichten van zijn kantoor. Frans wilde ook een firmanaam hebben, hij verzon daarom GAFPA (General Antwerp Feeding Products Association). Ook kreeg de familie Laarmans een telefoon.
Toen Frans op de dag thuis kwam, hoorde hij dat zijn kaas aangekomen was. Zijn dochter Ida had de telefoon opgepakt, alleen zij was de naam vergeten van de persoon die haar belde.
De volgende morgen belde iemand van het Blauwhoedenveem om te vragen waar de kaas moest blijven. Frans vroeg aan die persoon wat er gewoonlijk met kaas gebeurt. Die persoon zei dat hij een lijst met kopers nodig had, maar die had Frans nog niet. Frans ging daarom naar een opslagplaats toe en liet daar de 10.000 kazen opslaan. Een aantal kazen nam Frans mee naar huis, zodat ze thuis zijn kaas konden proeven. Frans oudere broer Karel kwam die dag nog langs om te vragen of hij al kazen had verkocht. Frans had nog geen kaas verkocht en Karel adviseerde Frans om op te schieten met de verkoop. ’s Avonds schreef Frans een brief aan de firma Hornstra op de schrijfmachine van Van Schoonbeke. Frans gaf Van Schoonbeke gelijk een halve kaas. Van Schoonbeke zei dat hij ervoor zou zorgen dat Frans kandidaat zou worden bij de presidentsverkiezingen van de Vakbond van Belgische Kaashandelaren.
Frans wilde een tweedehands bureau en een schrijfmachine hebben. Daarom zocht hij een hele week de stad af. Hij kocht een tweedehands bureau en hij huurde een schrijfmachine. Op een bijeenkomst promootte Frans zijn kaas en iedereen bewonderde de kaas. Frans beloofde de kaas tegen de prijs van de groothandel te leveren.
Op een dag kreeg Frans zijn eerste bestelling binnen en hij moest 7 ½ kazen bezorgen. Hij bezorgde deze kaas zelf. Dit werkte niet echt dacht Frans, dus daarom plaatste hij een advertentie om agenten aan te stellen om zijn kaas rond te brengen. Hij kreeg ongeveer 200 sollicitatiebrieven binnen. Frans stelde 30 agenten aan. Na een tijd bleek dat er nog geen bestellingen binnen waren gekomen. Hij besloot twee van zijn agenten op te zoeken. De ene man bleek onbekend te zijn aan het opgegeven adres en de andere man zei dat kaas hem niets interesseert.
Frans was intussen gekozen tot plaatsvervangend voorzitter van de Vakbond van Belgische Kaashandelaren. Frans trad al vrij snel af, omdat er niet naar hem geluisterd werd.
Op een dag belde firma Hornstra op dat hij langs zou komen om de verkochte kaas af te rekenen. Frans gaat hierop zelf op pad om kaas te verkopen, omdat hij nog niet veel kaas heeft verkocht. Toen Frans thuis kwam hoorde hij dat zijn zoon Jan een hele kist heeft verkocht aan de vader van zijn vriend. Frans bezocht de kist met kaas per taxi bij hem. Zijn dochter Ida had ook geprobeerd om kaas te verkopen op school, alleen zijn werd nu voor kaasboerin uitgescholden.
De zoon van de notaris zei dat zijn vader bereid was de Gafpa – onderneming over te nemen. Frans stemde toe met de zoon van de notaris. Frans bracht de kisten met kaas die in zijn kelder nog stonden, terug naar Blauwhoevenveem waar de rest van de kaas stond. Frans dacht terug aan hoe hij die hele kaashandel had kunnen aannemen. Hij dacht dat hij te meegaand was en dat hij de moed niet had om de aanbieding van Van Schoonbeke af te slaan.
Frans wachtte op een man van de firma Hornstra. Toen die man kwam deed hij net of hij niet thuis was en opende de deur ook niet. Ook zijn vrouw wist op dat moment dat het “kaasavontuur” was afgelopen.
Frans ging weer aan het werk bij General Marine. Hij kwam erachter dat hij het daar best wel naar zijn zin had.
Frans schreef aan firma Horstra dat hij niet meer verder kon werken in de kaas vanwege gezondheidsredenen. Drie dagen later ontving Frans een bestelbon voor 4.200 kilo kaas van een agent uit Brugge. Deze bestelling kwam dus te laat, omdat de Gafpa-onderneming niet meer van Frans was.
Frans bezocht het graf van zijn ouders en legde er een bos chrysanten neer. Over kaas werd thuis niet meer gesproken en de vrouw van Frans was zo verstandig om voorlopig geen kaas meer te kopen.
Analyse
1. Hoofdhandeling (wat)
Frans wilde een nieuwe uitdaging hebben in zijn leven. Hij kreeg een aanbod om algemeen vertegenwoordiger voor de firma Horstra voor België en Luxemburg te worden. Hij nam deze aanbieding aan en stopte dus met zijn vorige baan. Frans zag een toekomst in de handel met kaas. Zijn droom was om een groot bedrijf op te bouwen en hij hoopte natuurlijk dat iedereen zijn bedrijf zou kennen en dat de handel dus goed zou gaan. Alleen Frans kwam niet ver met zijn nieuwe uitdaging. Hij verkocht bijna geen kaas en was dus genoodzaakt om zijn droom op te geven. Hij had het hier erg moeilijk mee.
2. Personen (wie)
De hoofdpersoon in het verhaal is Frans Laarmans. De andere personen die een rol spelen in het verhaal zijn zijn vrouw Fine Laarmans, de kinderen Jan en Ida Laarmans, Karel Laarmans en Van Schoonbeke.
Frans Laarmans
Frans Laarmans is de hoofdpersoon van het verhaal. Frans is de ik-persoon van het verhaal. In het boek wordt Frans beschrijven van voor hij met kaas in aanraking kwam tot het moment dat hij geen “kaas” meer kan aanhoren en zijn droom is mislukt.
Frans is een verlegen man en hij is vooral een gevoelsmens. Soms kan hij wel erg sarcastisch overkomen, maar dit doet hij als hij zijn gevoelens wil verbergen. Dit gebeurt ook op de sterfdag van zijn moeder. Het lijkt of het hem niets doet, maar later denkt hij met veel liefde aan haar terug.
Frans werkte eerst als klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company. Op een dag kreeg Frans aangeboden om algemeen vertegenwoordiger voor de firma Horstra te worden. Hij nam dit aanbod dus aan en maakte er een soort droom van. Hij wilde een kaashandel opzetten en deze in de toekomst doen laten groeien. Alleen dit liep niet goed af. Frans was ongeschikt voor de handel, want hij is geen doorzetter en erg onpraktisch. Nadat Frans had geprobeerd om een bedrijf op te zetten, werd hij weer klerk.
Frans heeft twee kinderen, namelijk Jan en Ida.
Frans heeft een ‘round – character’, omdat hij zich ontwikkelt in het verhaal. In het begin van het verhaal weet Frans eigenlijk weinig van kaas af en het handelsleven. Aan het eind van het verhaal heeft hij dit allemaal leren kennen. Hij is er niet beter of gelukkiger van geworden, maar toch weet hij er nu wel veel meer van. Hij heeft dus een ontwikkeling meegemaakt. Ook leer je hem het best in het verhaal kennen, omdat het verhaal een ‘ik – vertelsituatie’ heeft.
Fine Laarmans
Fine Laarmans is de vrouw van Frans. Ze is de moeder van twee kinderen, Jan en Ida. Ze een goede moeder voor haar twee kinderen. Ook is ze erg verstandig. Soms lijkt het net of dingen haar niet interesseren en wendt ze zich een beetje af. Ze heeft dus af en toe een nuchtere kijk op dingen.
Fine heeft een ‘flat – character’. Ze ontwikkelt zich niet in het verhaal. Aan het begin van het verhaal leer je haar kennen en aan het eind van het verhaal is ze nog steeds zo.
De kinderen Jan en Ida Laarmans
Jan en Ida zijn de kinderen van Frans en Fine Laarmans. Ze zijn sympathiek en leven erg met hun vader Frans mee.
Jan en Ida hebben een ‘flat – character’, omdat ze geen ontwikkeling meemaken in het verhaal.
Karel Laarmans
Karel is de broer van Frans Laarmans. Hij is dokter. Karel voelt zich verantwoordelijk voor zijn twaalf jaar jongere broer Frans en laat dit ook erg merken. Karel is een aardige man.
Karel heeft een ‘flat – character’, omdat je hem niet goed leert kennen in het verhaal.
Van Schoonbeke
Van Schoonbeke is de vriend van Karel. Van Schoonbeke bood de baan als vertegenwoordiger voor de firma Horstra aan Frans aan. Van Schoonbeke zorgde er dus voor dat Frans deze baan kreeg. Van Schoonbeke is erg rijk en heeft veel relaties met personen. Van Schoonbeke nam Frans ook op in zijn enorme vriendenkring. Van Schoonbeke bedoelde het goed, maar hijzelf en Frans waren er toch niet zo heel erg blij mee alleen wisten ze dat niet van elkaar.
Van Schoonbeke heeft een ‘flat – character’, omdat hij niet ontwikkelt in het verhaal.
Relatie tussen de personen
Frans Laarmans kan over het algemeen wel goed opschieten met zijn vrouw Fine en zijn kinderen Jan en Ida. Ook kan Frans wel goed opschieten met zijn broer Karel. De relatie tussen de familie Laarmans is dus over het algemeen wel goed.
Frans kan minder goed opschieten met Van Schoonbeke. Van Schoonbeke nodigt hem steeds uit om bij te kletsen met hem en zijn relaties. Frans is hier nooit erg blij mee, omdat zijn relaties hoger staan dan hijzelf. Er wordt dus altijd op hem neergekeken. De mensen kijken minder op hem neer als hij zelf ook een vertegenwoordiger is, maar toch voelt Frans dat er op hem neer wordt gekeken.
Ook Van Schoonbeke ziet er tegenop als hij Frans weer heeft uitgenodigd en hij komt langs. Van Schoonbeke bedoelt het steeds goed, alleen het lijkt net of hij Frans er wel steeds wil bij laten betrekken bij zijn vrienden maar er eigenlijk niet echt blij mee is. Frans en Van Schoonbeke hebben geen ruzie, maar toch is hun relatie niet heel erg goed.
3. Ruimte (waar)
Het verhaal speelt zich af in de stad Antwerpen in België. Frans Laarmans woont daar en hij wil daar ook een bedrijf in kaashandel op gaan zetten. Het grootste deel van het verhaal speelt zich af in het huis van Frans. Naast de badkamer heeft hij zijn kantoor voor de kaashandel. In dat kantoor stond onder andere een tweedehands bureau en een typmachine. Frans had dit kantoor opgeknapt, omdat hij niet in een niet-afgemaakte kantoor wilde werken.
Eén keer maakt Frans Laarmans een reis naar Amsterdam. Hier kreeg Frans instructies om zijn bedrijf op te zetten en hier vertegenwoordiger van te worden.
De ruimte waar het verhaal zich afspeelt heeft niet zo’n grote invloed op het verhaal. Het langschap en het klimaat spelen helemaal geen rol in het verhaal.
4. Tijd (wanneer)
Het verhaal speelt zich rond 1933 af.
Chronologisch of niet chronologisch
Het verhaal is chronologisch. Er wordt verteld van het leven van Frans voordat hij met kaas in aanraking kwam tot het moment dat hij gestopt is met de handel in kaas. In het verhaal komt één flashback voor, namelijk aan het begin van het verhaal als Frans terugkijkt naar de begrafenis van zijn moeder.
Continuïteit of discontinuïteit
Het verhaal is discontinu. Alleen de belangrijkste gebeurtenissen worden in het verhaal beschreven. Als alles zou worden beschreven in het verhaal zou het boek veel en veel dikker zijn. Het verhaal zou dan ook niet zo boeiend zijn als alles zou zijn beschreven in het verhaal.
Tijdverdichting en tijdvertraging
Er komt niet duidelijk veel tijdverdichting en tijdvertraging in het verhaal voor.
De verhouding ‘verteltijd en vertelde tijd’
De verteltijd is 105 bladzijden. De vertelde tijd is ongeveer 2 à 3 maanden.
5. Perspectief
Het boek heeft een ik-vertelsituatie. Het verhaal lees je door de ogen van Frans Laarmans. Als lezer word je op deze manier goed betrokken bij het verhaal. Je weet hoe hij alles heeft ervaren en je ziet een ontwikkeling over hoe hij eerst over kaas denkt en hoe hij later over kaas denkt. Je komt niet goed te weten hoe anderen over Frans denken, dat is wel jammer. Toch past deze structuur wel goed bij het boek.
Interpretatie
Titelverklaring
De titel van het boek is “Kaas”. Kaas speelt een heel belangrijke rol in het verhaal. Het bezorgt de hoofdpersoon Frans ook veel ellende. Frans wilde een bedrijf opzetten voor de kaashandel. Alleen dit ging fout en Frans kan het woord “kaas” niet meer aanhoren.
Hoofdhandeling
De hoofdhandeling heb ik bij de analyse, onderdeel 1 al besproken:
Frans wilde een nieuwe uitdaging hebben in zijn leven. Hij kreeg een aanbod om algemeen vertegenwoordiger voor de firma Horstra voor België en Luxemburg te worden. Hij nam deze aanbieding aan en stopte dus met zijn vorige baan. Frans zag een toekomst in de handel met kaas. Zijn droom was om een groot bedrijf op te bouwen en hij hoopte natuurlijk dat iedereen zijn bedrijf zou kennen en dat de handel dus goed zou gaan. Alleen Frans kwam niet ver met zijn nieuwe uitdaging. Hij verkocht bijna geen kaas en was dus genoodzaakt om zijn droom op te geven. Hij had het hier erg moeilijk mee.
De hoofdhandeling wordt voorbereid doordat Frans een aanbod krijgt om in kaas te gaan handelen. Dit aanbod is erg verleidelijk om aan te nemen, omdat Frans het niet zo meer naar zijn zin had als klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company. Frans nam het aanbod dus aan. Het blijkt alleen dat hij niet echt geschikt is om vertegenwoordiger in de kaashandel te zijn. Dit wordt aan het eind ook duidelijk voor Frans en hij legt zich dan erbij neer en gaat weer werken als klerk.
Ontwikkeling van de hoofdpersoon
Frans Laarmans heeft een ‘round – character’. Iemand met een ‘round – character’ maakt een ontwikkeling mee in het verhaal en die leer je ook kennen in het verhaal. Frans maakt dus een ontwikkeling mee in het verhaal en leer je ook kennen in het verhaal. Het verhaal is in de ‘ik – vorm geschreven. Op die manier leef je het beste met Frans mee. Je leert Frans in het begin kennen als iemand die het leven zat is en een nieuwe uitdaging wil. Nadat Frans de uitdaging heeft om een winkel in kaashandel op te bouwen, komt hij erachter dat dit niet voor hem geschikt is. Hij is zijn leven in de kaashandel dus al snel zat en het lukt hem ook niet om het op te bouwen. Hij gaat daarom weer werken als klerk. Hij komt er dan achter dat hij het daar best wel naar zijn zin had. Hij is dan wel weer gelukkiger dan eerst. Frans maakt dus een ontwikkeling mee, want eerst dacht hij dat de kaashandel wel wat voor hem zou zijn en later weet hij dat het niets voor hem is. De schrijver wil hier denk ik mee zeggen dat als je geen risico neemt in je leven en je ook niets aanpakt, je ook niets bereikt en je ook niet weet hoe je bent.
Relaties tussen de personen
Dit heb ik bij de analyse, onderdeel 2 besproken:
Frans Laarmans kan over het algemeen wel goed opschieten met zijn vrouw Fine en zijn kinderen Jan en Ida. Ook kan Frans wel goed opschieten met zijn broer Karel. De relatie tussen de familie Laarmans is dus over het algemeen wel goed.
Frans kan minder goed opschieten met Van Schoonbeke. Van Schoonbeke nodigt hem steeds uit om bij te kletsen met hem en zijn relaties. Frans is hier nooit erg blij mee, omdat zijn relaties hoger staan dan hijzelf. Er wordt dus altijd op hem neergekeken. De mensen kijken minder op hem neer als hij zelf ook een vertegenwoordiger is, maar toch voelt Frans dat er op hem neer wordt gekeken.
Ook Van Schoonbeke ziet er tegenop als hij Frans weer heeft uitgenodigd en hij komt langs. Van Schoonbeke bedoelt het steeds goed, alleen het lijkt net of hij Frans er wel steeds wil bij laten betrekken bij zijn vrienden maar er eigenlijk niet echt blij mee is. Frans en Van Schoonbeke hebben geen ruzie, maar toch is hun relatie niet heel erg goed.
Het lijkt me net als Frans moeilijk om me erbij neer te leggen als het met je bedrijf niet zo goed gaat. Ik zou denk ook net als Frans eerst de werkelijkheid niet onder ogen willen zien. Als mijn kaashandelbedrijf ook failliet zou gaan net als die van Frans, zou ik ook een hele tijd geen kaas willen zien of horen. Ook dan zou het moeilijk zijn om de werkelijkheid onder ogen te zien, omdat het een droom van je was om een welvarend kaashandelbedrijf op te zetten.
Perspectief
Het perspectief heb ik besproken bij de analyse, onderdeel 5:
Het boek heeft een ik-vertelsituatie. Het verhaal lees je door de ogen van Frans Laarmans. Als lezer word je op deze manier goed betrokken bij het verhaal. Je weet hoe hij alles heeft ervaren en je ziet een ontwikkeling over hoe hij eerst over kaas denkt en hoe hij later over kaas denkt. Je komt niet goed te weten hoe anderen over Frans denken, dat is wel jammer. Toch past deze structuur wel goed bij het boek.
Het thema
Ik denk dat het thema ‘in contact komen met de werkelijkheid’ is. Ik heb dit thema gekozen, omdat Frans in eerste instantie niet in contact wilde komen met de werkelijkheid. Hij wilde niet zien dat hij niet verder kon met zijn bedrijf en dat hij niet geschikt was om in de handel te werken. Frans had het er erg moeilijk mee om de werkelijkheid onder ogen te komen. Hij moest natuurlijk wel de werkelijkheid onder ogen komen, omdat hij niet anders kon. Ook zijn gezin heeft het er moeilijk mee dat het niet goed gaat met het bedrijf. Zijn zoon en dochter willen hem helpen om kaas te verkopen. Alleen zijn zoon lukt het om een kist te verkopen. Veel meer kaas werd er niet verkocht, dus Frans zijn droom was gedoemd te mislukken. Aan het eind van het verhaal weet Frans dat hij niet geschikt is voor de handel en gaat weer terug bij zijn oude baas.
Iedereen heeft wel een droom in zijn leven waar hij of zij naar toe werkt. Vaak heb je voor je droom alles over. Als je alles hebt gegeven, maar je droom kan (nog) niet uitkomen, vraag je je misschien wel af wat je fout hebt gedaan of wat je nog kunt verbeteren. Als je droom echt niet uit kan komen is het erg moeilijk om de werkelijkheid onder ogen te komen. Je weet dan eigenlijk wel dat je droom niet kan uitkomen, maar je wilt het niet onder ogen komen. Je stelt het eigenlijk steeds uit. Het kan ook erg pijn doen als je de werkelijkheid niet onder ogen wilt komen. Je blijft steeds met allerlei gedachten in je hoofd zitten en je baalt heel erg. Als je veel waarde aan je droom hecht, blijf je doorzetten om het toch nog uit te laten komen. Het lijkt me dan nog moeilijker om de werkelijkheid onder ogen te komen als je droom niet uit kan komen. Dromen kunnen dus heel erg mooi zijn, maar het is ook heel erg moeilijk als ze ook niet uit kunnen komen. Je droomt namelijk nooit zomaar over iets; je hecht er namelijk ook wel waarde aan. Als je een droom hebt wat je wilt bereiken in je leven, moet je er alles voor geven om hem uit te laten komen, anders krijg je er misschien wel spijt van later als je droom niet is uitgekomen.
Persoonlijke waardering
Ik vond het boek over het algemeen wel leuk om te lezen. In een boek zitten altijd wel stukken die leuker zijn om te lezen dan andere stukken, dit vond ik bij dit boek ook. Wat ik precies van het boek vond zal ik hieronder beargumenteren.
Het verhaal is vanuit een ‘ik – figuur’ geschreven. Je leert op deze manier de hoofdpersoon goed kennen en je merkt ook dat de hoofdpersoon een ontwikkeling mee maakt (‘round – character’). Je leest wat de hoofdpersoon allemaal mee maakt en je wordt op deze manier dus erg betrokken bij de hoofdpersoon. Je krijgt soms ook te doen met de hoofdpersoon als het niet goed gaat met zijn bedrijf en hij eerst de werkelijkheid niet onder ogen durft te komen.
Het duurde bij mij een tijd voordat ik het boek leuk begon te vinden. Zeker de inleiding vond ik heel erg vaag en wist niet waarover het ging. Ik ben maar gewoon verder gaan lezen en daarna begon ik het boek steeds beter te gaan begrijpen. Soms vond ik het boek ook een beetje langdradig, vooral aan het begin. Dit komt denk ook, omdat ik het moeilijk vond om in het boek te komen.
Het thema van het verhaal is denk ik ‘in contact komen met de werkelijkheid’. De hoofdpersoon Frans wilde de werkelijkheid niet onder ogen komen dat hij niet geschikt was om vertegenwoordiger in de handel te zijn en hij niet verder kon met het runnen van zijn bedrijf. Als hij toch de werkelijkheid onder ogen is gekomen en weer terug is bij zijn oude baas, weet hij dat hij hieraan goed heeft gedaan. Hij voelde zich weer op zijn gemak bij zijn oude baas en hij vond het toch niet zo vervelend om als klerk te werken. Ik denk dat de schrijver hiermee wil zeggen dat je toch altijd de werkelijkheid onder ogen moet komen. Je moet dit toch wel vroeg of laat, daarom kun je het beter zo snel mogelijk doen. Dit om moeilijkheden en nog meer pijn te voorkomen. Het is dus vooral beter voor jezelf om de werkelijkheid onder ogen te komen als dit moet en dit niet uit te stellen.
Ik vond het verhaal wel geloofwaardig. Het zou zich in het dagelijks leven kunnen afspelen, alleen zouden er dan wat aanpassingen moeten zijn omdat er in het boek nog niet echt sprake is van luxe zoals wij dat nu kennen. Het thema kan zich ook in het dagelijks leven afspelen, vandaar dat het verhaal geloofwaardig is.
Het verhaal vond ik ook wel goed te volgen. Alleen het begin kon ik niet goed volgen, want dat vond ik erg vaag geschreven en het ging ook nergens over vond ik. De rest van het verhaal is wel goed te volgen. Naast het begin van het verhaal, is het taalgebruik goed te begrijpen en het verhaal goed opgebouwd.
De boodschap die de schrijver aan de lezer wil geven, is denk dat we het niet te moeilijk voor onszelf moeten maken in het leven. Als er iets is dat moet gebeuren, dan kun je het maar beter gelijk aanpakken in plaats van het uitstellen. Dit vind ik wel een goede boodschap van de schrijver, omdat het inderdaad beter voor je is om iets gelijk aan te pakken dan iets uitstellen.
Ik raad dit boek aan iedereen aan om het te lezen! Het is een vrij dun boek, dus het leest lekker snel! Er zit naar mijn mening ook veel achter het verhaal. Iemand anders kan weer een heel ander thema en/of boodschap uit het verhaal halen dan ik. Lees het boek en je kunt er zelf over oordelen!