Boekverslag 'Dorst' van Esther Gerritsen
Het boek ‘Dorst’ van Esther Gerritsen gaat over de onbevredigende relatie tussen een moeder en dochter. Moeder en dochter kunnen elkaar niet bereiken, ook niet als de moeder ongeneeslijk ziek is en uiteindelijk sterft. Alle pogingen om echt contact met elkaar te maken stranden. Kenmerkend voor de schrijfstijl van Esther Gerritsen zijn de levensechte dialogen met korte zinnen. Die zien we ook in dit boek volop terug.
Algemene gegevens
- Titel: Dorst
- Auteur: Esther Gerritsen (1972)
- Verschenen: eerste druk, oktober 2012
- Aantal pagina’s: 216
- Genre: psychologische roman
Samenvatting
Elisabeth ziet haar volwassen dochter Coco nauwelijks of nooit. Op een dag, als ze net bij de apotheek is geweest, ziet ze haar aan de overkant van de Overtoom (Amsterdam) fietsen. Dit lijkt hét moment om haar dochter te vertellen dat ze kanker heeft en niet meer beter wordt. De huisarts heeft haar aangeraden om ‘het te delen’. Elisabeth heeft het al een maand geleden aan haar kapper verteld. Het gesprek met haar dochter verloopt ongemakkelijk.
Coco hoopt vooral dat het bericht over de ongeneeslijke ziekte van haar moeder haar begrip oplevert van haar vriend Hans. De relatie met deze oudere man, die ze een jaar geleden heeft ontmoet in de wasserij, lijkt op zijn einde te lopen. Ze hoopt dat ze met het verhaal over haar moeder dat einde kan uitstellen. Hans is verontwaardigd over de manier waarop haar moeder aan Coco heeft verteld dat ze doodgaat, maar hij laat Coco die avond toch alleen. Tijdens een etentje met haar vader Wilbert en zijn vrouw Miriam licht Coco ook hen in. Ze vertelt dat ze bij haar moeder wil intrekken om voor haar te zorgen. Haar vader probeert haar van dit plan af te houden en vertelt haar dat Elisabeth haar vroeger toen ze twee jaar was, elke dag op haar kamer opsloot.
Toch vertrekt Coco met haar spullen naar haar moeder, die niet blij is met haar komst. Elizabeth is het liefste alleen of op haar werk, een lijstenmakerij, waar ze haar eigen gang kan gaan en gewaardeerd wordt. Ook bij de kapper voelt ze zich op haar gemak bij de eenvoudige, voorspelbare gesprekken.
Als Elizabeth erg ziek wordt, maakt Coco een waakrooster. Als haar vader Wilbert bij Elizabeth waakt, denkt Elizabeth aan vroeger, toen Wilbert altijd dronken thuis kwam, maar dat vond ze niet erg. Hij was haar ‘hond’.
Coco gaat, als ze ‘vrij’ is naar Hans, waar ze zich steeds minder welkom voelt en die steeds meer oog heeft voor een vrouwelijke collega. Of ze gaat los in de stad met veel drank en seks met mannen uit de kroeg. Maar de drank en seks lessen haar ‘dorst’ niet. Het is niet genoeg.
Ook de zorg voor haar stervende moeder is niet genoeg. Niemand lijkt Coco nodig te hebben. Coco vraagt haar moeder waarom ze haar vroeger opsloot en waarom ze niet blij leek te zijn dat Coco later een ongeluk had overleefd (waarbij ze door het serreraam heen naar buiten viel). Ze krijgt geen bevredigend antwoord, ook al zegt haar moeder dat ze van haar houdt. Coco wenst dat iemand, dat haar moeder, haar iets zou vragen en dat zij dat dan zou kunnen weigeren. Maar haar moeder vraagt niets. Ze wil alleen sterven, in alle rust. Op haar laatste levensdag gaat ze met veel moeite de trap op. Ze sluit Coco op in haar slaapkamer, om in alle rust te kunnen sterven.
De kapper die Elizabeth wil komen knippen, bevrijdt Coco. Als iedereen (Hans, de dokter) er is, zou Coco opnieuw door het serreraam naar buiten willen rennen.
Hoofdpersonen
De hoofdpersonen zijn Elisabeth en haar dochter Coco. Het boek wordt afwisselend vanuit het perspectief van Elisabeth en het perspectief van Coco geschreven. Andere personages zijn: Hans, de vriend van Coco; Wilbert, de vader van Coco en de ex-man van Elisabeth; Miriam, de vrouw van Wilbert; Martin, de baas van Elisabeth en de kapper.
Elisabeth, moeder van Coco
Elisabeth is een autistische vrouw die behoefte heeft aan een rustig en voorspelbaar leven, waar ze kan genieten van haar spullen/meubels en van een vaste dagelijkse routine. Op haar werk waar ze rustig oude lijsten kan opknappen en vergulden is ze in haar element. Ook bij de kapper vindt ze het fijn. De gesprekken gaan over haar kapsel en het weer en de handelingen van de kapper voelen vertrouwd.
Ze had een relatie met een aan drank verslaafde man Wilbert. Hij komt ’s avonds dronken thuis. Dan hebben ze seks en helpt zij hem naar bed. Ook die dagelijkse routine voelde vertrouwd. Ze noemde Wilbert altijd haar hond. Als ze een dochter krijgt, staat haar leven op zijn kop. De dag wordt onvoorspelbaar en ze kan haar dochtertje niet in toom houden. Ze ontsnapt haar steeds (als een vis) en gaat haar gang en maakt de spullen in huis stuk. Om rust te krijgen, sluit Elisabeth haar op.
Coco
Coco studeert Russisch, maar daar doet ze niet veel aan. Ze groeit na de scheiding van haar ouders op bij haar vader Wilbert en zijn vriendin Miriam. Als kind gaat ze na de scheiding, een keer per week naar haar moeder. Als ze op zichzelf woont, gaat ze nog nauwelijks naar haar moeder.
In de wasserij ontmoet ze Hans, een oudere man. Met hem krijgt ze een relatie. Coco lijkt onverzadigbaar. Ze eet en drinkt veel en wil ook veel seks hebben. Als Hans haar dat niet meer geeft, zoekt ze dat bij dronken, onbekende mannen. Bij niemand vindt ze genoeg liefde, niet bij haar moeder en vader en ook niet bij Hans. Ze houdt ‘dorst’.
Als kind was ze al wild. Ze ontsnapte als een vis uit de armen van haar moeder. ‘Als Coco rent, rent ze ook. Als Coco schreeuwt, schreeuwt ze ook. Als Coco eet, kauwt ze net zo hard mee. Ze is aan het eind van de dag bekaf.’ [pag. 151] Ze stelt haar zieke moeder kritische vragen. Waarom sloot ze haar op? Waarom nam haar moeder geen taxi om snel in het ziekenhuis te komen toen Coco een ongeluk had gehad en waarom leek ze niet blij toen Coco nog leefde? Bevredigende antwoorden krijgt ze niet.
Opvallende dialogen
Opvallend zijn de dialogen met korte zinnen tussen Elisabeth en Coco: ze bereiken elkaar niet. Een voorbeeld:
‘Er zijn moeders en dochters die elkaar omhelzen’, zegt Coco.
‘Wil je dat?’
‘Ik geloof het niet.’
‘Als jij het niet wilt’, zegt haar moeder, ‘dan doen we het niet.’
Coco staat op. ‘Het is een leuke buurt waar je woont, met al die kroegjes.’
Deze levensechte dialogen zijn kenmerkend voor de stijl van Esther Gerritsen, die ook diverse toneelstukken, hoorspelen en scenario's heeft geschreven.