Opstandig en tegendraads gedrag, een stoornis?
Gedragsproblemen, die niet te verhelpen zijn, worden een stoornis genoemd. Een stoornis is in aanleg aanwezig, een mens wordt ermee geboren. Een stoornis heb je, een gedragsprobleem is aangeleerd en kan ook afgeleerd worden. Iemand met een gedragsstoornis heeft twee psychische eigenschappen: afkeer van en weerstand tegen verandering, en het empathisch vermogen is gebrekkig (Delfos). Met een stoornis moet men leren omgaan, beïnvloeding van buitenaf is nauwelijks mogelijk.
Oppositioneel, opstandig gedrag
Deze in het Engels ODD (oppositional defiant disorder) genoemde stoornis is de milde vorm van een antisociale, agressieve stoornis, de CD (conduct disorder). ODD, de mildere vorm, kán overgaan in de antisociale, maar dat is niet noodzakelijk zo.
Kinderen met ODD zijn niet agressief en gewelddadig. Wel zijn ze vaak brutaal en ongehoorzaam.
Criteria van ODD
Een half jaar lang of meer vertoont een kind negatief, opstandig gedrag. Minstens vier van onderstaande gedragingen zijn aanwezig (APA 1994):
- Het kind maakt ruzie met volwassenen, gaat met hen in discussie.
- Het kind doet LEKKER waar het zelf zin in heeft.
- Het geeft anderen de schuld van zijn of haar eigen fouten.
- Deze kinderen zijn erg snel op hun teentjes getrapt.
- Het kind is vaak driftig, boos of wrokkig.
- Het doet vaak dingen om anderen te treiteren of terug te pakken.
Deze gedragingen kan elk kind van tijd tot tijd vertonen. Slechts wanneer er meer dan een half jaar continu sprake is van dit negatieve, opstandige gedrag, dan is er sprake van ODD.
Oorzaken
De stoornis kan kindgebonden zijn:
- Stemmingen kunnen vaak negatief zijn.
- Het kind eet en slaapt onregelmatig.
- Het kind kan zich moeilijk aanpassen en reageert heftig.
- Het kind is nergens bang voor en impulsief.
De stoornis kan omgevingsgebonden zijn:
Gezin:
In het gezin kan sprake zijn van fysieke of psychische mishandeling, verwenning of verwaarlozing, problemen tussen ouders, problemen van ouders zoals psychiatrische problemen of delinquentie.
Leeftijdgenoten:
Leeftijdgenoten veroorzaken de problematiek niet, maar zoeken elkaar wel op en vergroten of houden de problemen in stand.
De buurt:
In buurten waar veel criminaliteit voorkomt, komt vaak armoede voor, overbevolking. Mensen kunnen verslaafd zijn en er is onvoldoende toezicht van de ouders. Het kind wordt naar buiten gestuurd en is op zichzelf aangewezen. Het zoekt dan natuurlijk gezelschap. Ook hier worden de problemen in stand gehouden.
Behandeling
Er wordt vaak een keuze gemaakt in behandeling, afhankelijk van de bereidheid en de mogelijkheid van de ouders om mee te werken. Ook de zwaarte van het probleem wordt meegewogen. De behandeling kan ambulant zijn, klinisch of dagklinisch. Gedragsverbeterende technieken hebben het meeste effect. Van gedrag heeft de omgeving het meeste last. Kinderen en jongeren worden getraind in het aanleren van competenties om problemen op te lossen. Het kind, de jongere leert dat zijn gedrag door hem zelf veroorzaakt wordt en dat hij of zij daar dus verantwoordelijk voor is. Er wordt geleerd eerst te denken en dan te doen. Het kind zal zich meer competent voelen als hem middelen worden aangereikt om het gedrag te verbeteren.
De gezinsfactoren (gebrek aan affectie, mishandeling, psychiatrische problemen van ouders, verbroken gezinnen) vormen een groter risico op ODD dan de erfelijkheid. Kinderen met ODD zijn minder beïnvloedbaar door straf en beloning en dus meer afhankelijk van externe controle.
Lees verder