Hechtingsstoornissen bij kinderen, Geen Bodem Syndroom
Jonge kinderen zoeken en vinden steun, vertrouwen en veiligheid bij ouders en verzorgenden. Dit proces wordt hechting genoemd. Op de momenten dat een kind troost, voeding en bescherming vraagt aan een ouder/verzorger, vertoont het gedrag dat uitlokt dat die ouder/verzorger in de nabijheid is. Hechting zorgt zowel voor de emotionele als de relationele ontwikkeling van een kind. De gehechtheidsrelatie zorgt voor een gezonde exploratie van de omgeving en de verdere ontwikkeling.
Hechtingsstoornissen
Om hechtingsstoornissen te kunnen constateren zijn criteria opgesteld voor de babyleeftijd of de vroege kinderjaren:
Gedrag
Gestoorde sociale bindingen die niet passen bij de ontwikkeling voor het vijfde jaar.
- Kinderen kunnen niet entameren of reageren op de meeste social interacties die bij hun leeftijd passen. Ze vertonen grote geremdheid, tegenstrijdige reacties en te grote waakzaamheid. Ze willen niet getroost worden en aarzelen bij toenadering of nemen afstand als dat niet nodig is.
- Kinderen laten oppervlakkige hechting zien. Ze zijn dan bijvoorbeeld overdreven vriendelijk tegen een vreemde of kunnen niet kiezen wie hun hechtingsfiguren zijn.
Zorg
- Ouders/verzorgenden veronachtzamen aanhoudend de basale emotionele behoeften van een kind. Zij geven geen troost, liefde en aanmoediging.
- Ouders/verzorgenden veronachtzamen aanhoudend de basale lichamelijke behoeften van een kind.
- De verzorging van een kind door een vaste verzorger wordt te vaak gewisseld.
Ainsworth
Ainsworth bedacht een test om de mate van gehechtheid van een jong kind vast te stellen, de
Vreemde-situatie-procedure.
Er worden vier zaken gemeten:
- Kan het kind in een vreemde omgeving exploreren, alleen of in het bijzijn van anderen?
- De reactie van het kind op het weggaan van anderen.
- De reactie van het kind op de hereniging met die anderen.
- De reactie van een kind op de aanwezigheid van een onbekende en de interactie daarmee.
Een kind wordt na deze test geplaatst in vier categorieën gehechtheid.
Veilig gehechte kinderen
Deze kinderen laten een goede balans zien tussen het onderzoeken van hun omgeving en het gehechtheidsgedrag.
Onveilig vermijdende gehechte kinderen
Deze kinderen verkennen de omgeving intensief en ongeremd. Zij vragen te weinig steun van hun ouders, ook als dat nodig is.
Onveilig ambivalent of afwerend gehechte kinderen
Deze kinderen klampen zich of vast aan de ouder/ verzorger of weren de ouder/ verzorger juist af en zijn moeilijk te troosten. Ze onderzoeken hun omgeving nauwelijks.
Gedesoriënteerde en gedesorganiseerde kinderen
Deze kinderen lijken niet duidelijk te weten wat ze willen. Bij weggaan van een persoon gaan ze huilen, bij hereniging gaan ze niet naar de persoon toe. Ze lijken er bang voor te zijn.
Onveilig gehechte kinderen kunnen later andere stoornissen ontwikkelen, zoals slaapstoornissen, eetstoornissen, gedrags-, stemmings- en angststoornissen. Onveilige gehechtheid en trauma's maken de kans op latere psychische problemen aanzienlijk groter.
Risicofactoren
Bij het kind
- ongewenst kind
- prematuur kind
- lichamelijke gebreken van het kind
- langdurige ziekenhuisopname
- aangeboren stoornissen
- moeilijk temperament
Bij ouders en gezin
- gehechtheid van de ouders
- onverwerkt verdriet van ouders
- echtscheiding/overlijden van ouders
- psychische problemen van ouders
- verwaarlozing, mishandeling
- trauma's tijdens de zwangerschap of vlak daarna
- tienermoeders
- veel wisselende vaste opvoeders
Omgeving
- geen steun voor gezin of moeder van buitenaf
- slechte huisvesting of buurt
- lage sociale status
- armoede, werkeloosheid
- vlucht uit het moederland
Behandeling volgens het ACAAP (American Academy of Child and Adolescent Psychiatry)
- goed historisch onderzoek naar zwangerschap en vroege kinderjaren
- observatie van de ouder-kindrelatie
- onderzoeken van ontwikkelingsachterstand, taal- en spraakgebreken
- bij afwezigheid het aanbieden van een hechtingsfiguur
- onderzoeken van de gevoelens van ouders/ verzorgers
- positieve interactie tussen ouders/ verzorgers en kind
- bij agressief en tegenwerkend gedrag een aanvullende behandeling
Geen-Bodem-Syndroom (van Egmond)
Kenmerken:
- Geen affectieve banden in de eerste levensjaren
- Geen lijn in het leven, ongestructureerdheid, geen besef van tijd en ruimte, er ontstaan leerproblemen
- geen gewetensontwikkeling
- Geen aanwezigheid van het IK, geen vertrouwen in volwassenen. Onvermogen en angst om relaties aan te gaan
- Leggen van oppervlakkige contacten
- Het kind wil de wereld onder controle houden, observeert en manipuleert. Leerprestaties zijn zwak.
- Emotionele banden binnen het gezin worden als bedreigend gezien. Het kind voelt zich eenzaam.
- De vroegste ervaringen van "ongewenst", "afgewezen" zijn, vernietigen het kind. De pijn richt zich tegen zichzelf (zelfmutilatie) of tegen de moeder. Fysiek geweld wordt gebruikt, dwangneuroses ontstaan (stelen, vernielen, provoceren). Er is grote honger naar aandacht.
- Het kind handelt ten gunste van zichzelf, met nauwelijks remmingen.
Lees verder