Een rijke leeromgeving in de onderbouw
Basisontwikkeling is wat we noemen een ‘spelgeoriënteerd curriculum’. Dat wil zeggen dat vrijwel alle activiteiten van jonge kinderen een spelkarakter hebben. Ze ‘spelen’ als het ware de wereld waarin ze leven; in die wereld zijn ze geïnteresseerd, en ze willen eraan meedoen, net als grote kinderen en volwassenen. Ze doen dat op een wijze die bij hun mogelijkheden past: door te spelen met voorwerpen, door rollen en situaties na te spelen.
Materialen in de onderbouw (terreinafbakening)
Leren binnen spelactiviteiten
Doordat kinderen in hun spelactiviteiten actief zijn en aan hun wereld deelnemen, leren ze veel. Ze breiden hun taalvaardigheden uit, worden sociaal vaardiger, leren de werkelijkheid op een schematische manier weer te geven, leren denken en handelen over ruimtelijke en wiskundige begrippen, leren met geschreven en gedrukte taal om te gaan.
Dit alles leren ze niet spontaan of uit zichzelf. Daarom ontwerpen leerkrachten activiteiten en thema’s die veel mogelijkheden bieden voor ontwikkeling en leren. Ze betrekken de kinderen bij de concrete invulling daarvan en maken samen met hen plannen. Zo zorgen ze ervoor dat kinderen sterk betrokken zijn en dat de activiteiten betekenis hebben of krijgen. Bovendien begeleiden leerkrachten de activiteiten op een systematische manier zodat ze inderdaad veel leerervaringen kunnen opleveren.
Van spelactiviteit naar bewuste leeractiviteit
De activiteiten met een spelkarakter brengen nog iets belangrijks teweeg: kinderen raken steeds meer in de ban van echt handelen, zoals volwassenen dat doen. Net zo schrijven als je vader doet bijvoorbeeld. Ze willen dat ook graag leren en die behoefte geeft een overgang naar het bewuste leren, het willen leren om het leren zelf.
Onderzoeksactiviteiten komen nu meer in de aandacht. Daarin leren kinderen de vaardigheden verwerven die belangrijk zijn voor een steeds echtere deelname aan hun wereld én aan het vervolgonderwijs.
In die overgang verandert ook het aanbod van activiteiten en materialen. Eerst waren het de materialen die het spel tot ontwikkeling brachten en die daarbinnen een bijdrage leverden aan kennis en vaardigheden, ook op het gebied van lezen, schrijven en rekenen. Nu zijn het methodische materialen voor ontwikkeling van de leergebieden van de basisschool en de specifieke vaardigheden, zoals lezen en schrijven, rekenen-wiskunde, beeldende vorming, drama en wereldoriëntatie.
Selectie van en werken met materialen
Na de terreinafbakening kunnen we enkele algemene conclusies verbinden aan de betekenis van materialen in een spelgeoriënteerde praktijk.
Keuze van materialen
- Het gaat om materialen die bijdragen aan spelontwikkeling, aan een brede ontwikkeling (zoals initiatieven nemen, onderzoeken, verkennen, plannen maken, overwinnen van problemen en zoeken naar creatieve oplossingen) en aan specifieke vaardigheden (motoriek, omgaan met technieken en gereedschappen, taalvaardigheden).
- De materialen zijn nodig voor de diverse ontwikkelingsbevorderende kernactiviteiten: manipulerend spel, rollenspel, constructieve en beeldende activiteiten, gespreksactiviteiten, lees-schrijfactiviteiten, reken-wiskundeactiviteiten en onderzoeksactiviteiten.
- De materialen vertonen verschillende kenmerken. Ze moeten echt en functioneel zijn, dus passen bij de handelingen en bedoelingen van de activiteiten. Kinderen moeten ze herkennen vanuit hun thuissituatie en er graag mee spelen of werken. Er zijn materialen nodig die breed inzetbaar zijn (voor meerder kernactiviteiten geschikt), zoals zand en water, ICT-materialen, spellen en speelleermaterialen, als ook materialen die speciaal geschikt zijn op een van de kernactiviteiten, zoals rollenspel en reken-wiskundeactiviteiten.
- De materialen moeten actief leren van kinderen stimuleren en worden ook door kinderen zelf gezocht, bedacht of gemaakt.
- De materialen lenen zich bij voorkeur voor samenwerking en samenspel, zodat interactie, communicatie en dus sociale contacten ontstaan. Zo leren kinderen van elkaar en met elkaar.
- De materialen representeren voor een belangrijk deel de sociaal-culturele wereld en sluiten zoveel mogelijk aan bij het thema van de groep. Ze maken het mogelijk dat kinderen met materialen verhalen kunnen (na)spelen.
- De materialen moeten aangepast zijn aan kenmerken van de groepen: peutergroepen, groepen 1-2, groepen 2, en 2-3, groepen 3 en 3-4. Dat wil zeggen dat ze bijdragen aan activiteiten die in de betreffende ontwikkelingsperioden de aandacht van kinderen hebben en ook nieuwe activiteiten en ontwikkelingsstadia uitlokken. Daarnaast bieden ze mogelijkheden om verschillende handelingsniveaus in te zetten (de kassa bevat behalve nepgeld ook verschillende kleuren papiertjes en gekleurde fiches).