Hoe is het onderwijs in de onderbouw opgebouwd?
De eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs wordt de onderbouw genoemd. Er bestaat een voorgeschreven structuur voor de opbouw en het aanbod van de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Dit is onder te verdelen in twee delen, namelijk een kerndeel en een differentieel deel. Hieronder is te lezen waaruit deze delen bestaan en wat de eisen zijn die door de overheid worden gesteld aan het onderwijs in de onderbouw.
Kerndeel
De overheid heeft 58 kerndoelen beschreven, die gelden voor alle leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De kerndoelen bepalen wat leerlingen na twee jaar onderbouw geleerd moeten hebben aan kennis en vaardigheden. De 58 kerndoelen zijn onderverdeeld in de volgende modulen:
- Nederlands;
- Engels;
- Rekenen en wiskunde;
- Mens en natuur;
- Mens en maatschappij;
- Kunst en cultuur;
- Bewegen en sport
Aan de scholen is het de taak om aan deze 58 kerndoelen te werken. Zij kunnen hiervoor hun eigen lesmethoden ontwikkelen en gebruiken. Dit kan worden uitgewerkt voor alle niveaus van onderwijs, van vmbo tot vwo. De leraren hebben de verantwoordelijkheid voor het overdragen van de kennis en vaardigheden. Via medezeggenschap kunnen ook ouders, leerlingen en personeel inspraak hebben over passende werkvormen.
Alle 58 kerndoelen zijn terug te vinden op de website van de
Rijksoverheid
Aan de kerndoelen moeten scholen minstens tweederde van hun onderwijstijd besteden. De verplichte onderwijstijd in de onderbouw van het voortgezet onderwijs bedraagt minimaal duizend klokuren.
De scholen worden gecontroleerd door de Inspectie van het Onderwijs. De Inspectie gaat na of de school alle 58 kerndoelen aanbiedt en of leerlingen goed worden voorbereid op de bovenbouw. De school verantwoord zichzelf aan ouders, leerlingen en personeel via het schoolplan.
Differentieel deel
Elke school heeft vrije uren die ingevuld kunnen worden met extra onderwijs binnen het kerndeel en met lessen en activiteiten die buiten het kerndeel vallen. Zo kunnen scholen maatwerk bieden in aansluiting op hun eigen visie en onderwijsprogramma. Vmbo-scholen kunnen bijvoorbeeld extra praktijktijd of beroepsgerichte activiteiten aanbieden. Ook vallen bijvoorbeeld godsdienst en levensbeschouwing binnen dit differentieel deel. Scholen kunnen er daarnaast voor kiezen extra aandacht te besteden aan bepaalde vakken, zoals kunstvakken of sport, of voor het aanbieden van speciale programma's, bijvoorbeeld voor excellente leerlingen.
In bepaalde gevallen is de eigen keuze ruimte voor scholen binnen het differentieel deel beperkt, namelijk:
- leerlingen op het gymnasium moeten Grieks en/of Latijn volgen;
- leerlingen op havo en vwo moeten een tweede en derde moderne taal volgen;
- leerlingen op het vmbo moeten een tweede moderne taal volgen;
- leerlingen in Friesland moeten daarnaast het vak Fries krijgen.
Naar de bovenbouw
Zoals hierboven geschreven moet het onderwijs in de onderbouw leerlingen goed voorbereiden op de bovenbouw. Aan het eind van de onderbouw krijgen leerlingen daarnaast over het algemeen een advies over het vervolg. De school adviseert bijvoorbeeld het niveau waarop de leerling doorstroomt in de bovenbouw, bijvoorbeeld de leerweg, of in het geval van havo/vwo, het profiel wat volgens de school het beste bij de leerling past. Verder kan de school een opleiding of richting in het beroepsonderwijs adviseren, bijvoorbeeld techniek, mode of verzorging.
Het advies van de school is overigens geen bindend advies. Wel kan de school bepaalde leerlingen weigeren die naar een bepaald niveau willen doorstromen. In het geval van een verschil van mening kunnen ouders in overleg treden met de schoolleiding. Bij een blijvend geschil kunnen ouders er ook voor kiezen hun kind op een andere school te plaatsen. De nieuwe school zal echter wel altijd het advies van de vorige school mee laten wegen bij de aanmeldprocedure.