mijn kijk opTerug naar praktijkgericht onderwijs?
In ons huidig onderwijssysteem wordt vaak nadruk gelegd op theoretische kennis. Veel volwassenen geven toe dat ze slechts een klein percentage van de opgedane kennis daadwerkelijk gebruiken in hun leven. Om een beroep uit te oefenen moeten ze vaak gespecialiseerde opleidingen binnen hun bedrijf volgen. Kan dit anders? In dit artikel mijn visie.
Onstaan onderwijs
Onderwijs is kennisoverdracht. Sinds de mensheid bestaat, is er altijd één of andere vorm van onderwijs geweest. In de eerste samenlevingsgroepen was deze niet zo gestructureerd en voornamelijk gebaseerd op het doorgeven van belangrijke vaardigheden zoals jagen of het bouwen van tijdelijke beschutting of het gebruik van natuurlijke grondstoffen.
Toen de mensen zich begonnen te vestigen, onstonden er maatschappelijke structuren met strikte samenlevingsvormen. Dit was noodzakelijk om in leven te blijven als een groep op een vaste plaats. Ieder lid van de samenleving kreeg een vaste functie afhankelijk van zijn vaardigheden. Zo ontstonden de eerste ambachten. De kennisoverdracht was in het begin voornamelijk gericht op het functioneren binnen de groep en het doorgeven van de eigen verworven vaardigheden. Boeren leerden zo hun kinderen het land bewerken en kleermakers leerden hun kinderen kleren maken. Er was geen nood aan een gestructureerd onderwijssysteem.
Steeds meer evolueerde dit systeem naar een systeem van praktijkgericht onderwijs. Kinderen gingen in de leer bij een vakman om een beroep te leren. Hoewel dit vaak binnen de familie was, werd het nu ook mogelijk om een beroep aan te leren van een vakman buiten de familie. Naast handenarbeid werd ook hoofdarbeid steeds belangrijker omdat er nood was aan mensen met een administratieve kennis en mensen die regelgevingen en wetten bedachten. Ook daar werd een jongere opgeleid "op het veld": door mee te doen leerde een jongere de kneepjes van het vak.
Gaandeweg onstond er een elite die zich voornamelijk bezighield met "hoofdwerk" en een grote groep die zich voornamelijk bezighielden met handenarbeid. De kloof tussen de grote groepen werd steeds groter en het werd moeilijker om binnen te geraken bij de elitegroep die de wetten en regels opstelden. Omdat de wetten en regels om bij deze groep te horen complex waren, was er een nood aan gestructureerd onderwijs. Kinderen leerden zo op jonge leeftijd lezen en schrijven en andere vaardigheden die belangrijk werden geacht. Handenarbeid werd als minderwaardig gezien en werd niet aangeleerd binnen deze onderwijssystemen. De kinderen van de elitegroep werden klaargestoomd om later zelf de wetten en regels en de administratie te regelen terwijl de kinderen van de lagere bevolkingsgroepen werden voorbereid om handenarbeid uit te oefenen. Dit was in de meeste gevallen hetzelfde beroep als de ouders. Deze situatie bleef eeuwenlang zo en was aanwezig binnen veel samenlevingsvormen.
Dankzij de industriële revolutie en nieuwe ontwikkelingen die onder andere landbouw op grote schaal mogelijk maakten, werd het leven van de lagere beroepsklassen makkelijker. Het onderwijs werd gedemocratiseerd en kennis werd ook bereikbaar voor de kinderen uit deze klassen. Terwijl hun onderwijs voor hun vroeger voornamelijk bestond uit basisvaardigheden om handenarbeid uit te kunnen voeren, leerden ze nu ook andere vaardigheden. Kinderen kregen nu een algemene basisvorming dat hen voorbereidde op zowel handenarbeid als hoofdarbeid. Hoewel de elite zeer gesloten was en het voor de lagere klassen moeilijk was om er binnen te geraken, werd het theoretisch mogelijk voor kinderen uit lagere klassen om hogerop te klimmen.
Decennialang was er een kloof tussen arm en rijk, maar langzaamaan sijpelden er steeds meer armere mensen binnen in het hoger onderwijs. Zo werd het mogelijk voor iedereen om een eigen beroep te kiezen en was een kind uit een arbeidersgezin niet meer verplicht handenarbeid uit te voeren als volwassene. Dankzij allerlei maatregelen van de overheid werd onderwijs mogelijk voor iedereen.
Evolutie onderwijzend personeel
Met de evolutie van het onderwijs veranderde ook de functie van het onderwijzend personeel. Oorspronkelijk waren leerkrachten ervaringsdeskundigen die hun eigen kennis en ervaring doorgaven aan de jongere generaties. Later werd er meer nadruk gelegd op het doorgeven van kennis en kregen leerkrachten een opleiding dat hierop toegespitst was. Zo kwamen we op een punt dat leerkrachten kennis doorgaven die ze zelf niet volledig beheersten. Door een gebrek aan praktijkervaring legden deze leerkrachten de nadruk op theoretische kennis. Leerlingen leerden zo hoe het theoretisch zou moeten zijn en sommigen van hen volgden een leerkrachtenopleiding om deze theoretische kennis verder door te geven. De school kreeg hierdoor steeds meer een wereldvreemd imago waar enkel verouderde kennis werd doorgegeven. Actuele kennis werd op de werkvloer opgedaan.
Tegenwoordig doet het onderwijs een grote inspanning om van het wereldvreemd imago af te geraken. Er zijn samenwerkingen met bedrijven en overheidsinstanties om jongeren beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt en er worden inspanningen geleverd om praktijkgericht onderwijs te geven. Toch zijn er veel tekortkomingen. Veel leerkrachten geven verouderde kennis door zonder enige praktische kennis: ze zijn een aantal jaren geleden afgestudeerd en hebben hun kennis gekregen van leerkrachten zonder praktijkervaring waardoor ze niet op de hoogte zijn van wat er juist nodig is op de werkvloer waar ze de jongeren op voorbereiden. Door een hoge werkdruk en een gebrek aan tijd zijn ze vaak ook niet in staat om de actualiteit op te volgen waardoor ze niet op de hoogte zijn van de huidige noden van de arbeidsmarkt.
Waarom is er een nood aan praktijkgericht onderwijs?
Jongeren studeren nog altijd wereldvreemd af. Hierdoor moeten werkgevers investeren in een opleiding op de werkvloer. Bij slechts een handvol opleidingen zijn jongeren goed voorbereid om hun job uit te voeren na hun studies. De meerderheid van de jongeren heeft echter vaak onrealistische verwachtingen en een verkeerd beeld van de job waarvoor ze studeren.
De jaren op de schoolbanken zijn vaak tijdsverlies: jongeren moeten vaak feiten leren waar ze later niets mee zijn. Het enige voordeel dat ik hierin zie is geheugentraining. Door snelle (technologische) ontwikkelingen en veranderingen in de maatschappij is de hoeveelheid kennis dat doorgegeven moet worden groter dan enkele decennia geleden. Hierdoor stijgt de druk op de jongeren en blijft er minder tijd over voor nuttige kennis.
Door de selectieve werking van ons geheugen is het voor jongeren niet mogelijk om alle opgedane kennis (samen met hun persoonlijke interesses) bij te houden. Zo krijgen we het fenomeen dat jongeren na een examen al vergeten zijn wat ze hebben gestudeerd en stukken leerstof opnieuw moeten studeren voor een volgend examen. Van echt beheersen is er dan geen sprake, maar wel van reproduceren.
Echte vakmensen zijn ook moeilijker te vinden. De jongeren moeten intensief begeleid worden in het begin van hun carrière om het vak goed te beheersen. Zelfs in gebieden waar handigheid minder belangrijk is, vinden we minder goede specialisten. Een goed voorbeeld hiervan zijn het aantal schrijffouten in tijdschriften. Tijdens alle studies leren jongeren foutloos schrijven. Dit geldt vooral voor opleidingen voor beroepen zoals journalist of redacteur. Toch is er een stijging van het aantal grammaticale en spellingsfouten in tijdschriften. Veel specialisten klagen over gelijkaardige verschijnselen binnen hun sector.
Mogelijke verbeteringen
Het probleem situeert zich volgens mij op 6 domeinen:
- De kennis van de leerkrachten: deze is vaak verouderd en slechts theoretisch. Vaak worden geen recente handboeken gebruikt over de materie. Leerkrachten met praktijkervaring die samen recente handboeken schrijven, zouden zowel de theoretische als de praktische kennis op de juiste manier kunnen doorgeven. Door middel van stages (bijvoorbeeld tweejaarlijks) in hun sector zouden leerkrachten ook op de hoogte blijven van recente ontwikkelingen en de jongeren beter kunnen voorbereiden voor de arbeidsmarkt van vandaag.
- De hoge werkdruk van de leerkrachten: door een hoge werkdruk slagen leerkrachten er niet in hun kennis en studiemateriaal te actualiseren. Hierdoor blijven ze werken met verouderd materiaal en geven ze verouderde kennis door. Dit zou verholpen kunnen worden door met een leerkrachtenteam te werken voor een bepaald vak in plaats van individuele leerkrachten. Werkloze vakmensen kunnen bijvoorbeeld na een opleiding ingeschakeld worden om leerkrachten te ondersteunen. Het team kan ook leerstof verdelen waardoor er meer aandacht kan geschonken worden aan de lesvoorbereidingen. Zo worden de jongeren beter voorbereid voor de arbeidsmarkt van morgen.
- Up-to-date studiemateriaal: vele scholen werken met "afdankertjes" of giften. Vaak is het gebruikte apparatuur verouderd en moeten de jongeren nog leren werken met moderne apparatuur. Een aantal uren opleiding op de werkvloer integreren in het onderwijs kan dit voorkomen. Zo leren de jongeren nu werken met moderne apparatuur en moeten ze niet omgeschoold worden.
- Samenwerking met sectoren: de sectoren kunnen meewerken aan het opleiden van vakmensen. In plaats van te investeren in een opleiding later, kunnen ze nu jongeren de kans geven een aantal uren praktijkervaring op te doen binnen het bedrijf.
- Vermindering van de druk op jongeren: de druk op jongeren is zeer groot. Het schrappen van irrelevante leerstof uit het onderwijspakket zou helpen. Het is beter om de jongeren de instrumenten aan te reiken om zelf de kennis te vinden dan hen abstracte kennis van buiten te laten leren. Zo zijn er veel feiten die decennialang als waar werden aangenomen door recente ontwikkelingen achterhaald. Door jongeren te leren hoe ze informatie vinden en hen slechts een laagje basiskennis mee te geven, kunnen ze zelf actuele kennis opzoeken (en begrijpen) wanneer ze het nodig hebben.
- Verantwoordelijkheid van de maatschappij: jongeren worden vaak als "halfvolwassenen" beschouwd die veel plichten, maar weinig rechten hebben. Door jongeren een actieve rol in de maatschappij te geven, worden ze meer betrokken bij de maatschappij. Ook ontwikkelen jongeren zo een realistischer wereldbeeld en zijn ze beter voorbereid op een volwassen leven.