De verschillende soorten middelbaar onderwijs
Na de basisschool gaat een kind naar het voortgezet onderwijs. Waar we op de basisschool nog een gelijkstelling van leerlingen zien, komt daar op het voortgezet onderwijs een verandering in. Na de basisschool wordt er een schifting gemaakt tussen leerlingen op basis van niveau. Waar een kind terecht komt hangt af van een aantal factoren. Denk hierbij aan het leergedrag van een kind maar natuurlijk ook de CITO toets. De CITO toets is niet de enige factor maar wel een belangrijke. Na aanleiding van de score op de toets wordt een inschatting gemaakt van het niveau van een kind. In dit artikel kan je lezen welke niveaus we binnen het voortgezet onderwijs kennen.
Praktijkonderwijs
Het laagste niveau is praktijkonderwijs. Dit is bedoeld voor kinderen met een IQ onder de 80. Er staat voor dit onderwijs niet een bepaald aantal jaren. Je kan dit onderwijs volgen tot je achttiende jaar. De kinderen krijgen les in zaken zoals zelfstandig wonen, werken en vrije tijd. Het praktijkonderwijs is voortgekomen uit voorgezet speciaal onderwijs voor moeilijk lerende kinderen.
VMBO; voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Het VMBO is een combinatie van de oude MAVO en VBO. Binnen het VMBO bestaan vier leerwegen. Te weten:
- de basisberoepsgerichte leerweg; de leerweg met de minste theorie
- de kaderberoepsgeleerde leerweg
- de gemengde leerweg
- de theoretische leerweg; de leerweg met de meeste theorie.
Naast de verschillende leerwegen heb je ook vier sectoren: economie, landbouw, techniek en zorg en welzijn. Na het tweede jaar kiest het kind een persoonlijke leerweg en een sector. Na vier jaar en een examen kan je richting HAVO of richting het middelbaar beroepsonderwijs.
HAVO; hoger algemeen voorbereidend onderwijs
De HAVO is een traject van vijf jaar en bereidt het kind voor op het hoger beroepsonderwijs. De HAVO is ingedeeld in de onderbouw en de bovenbouw, In de onderbouw gaat het om algemeen onderwijs. In de bovenbouw kiest het kind een specialisatie in de vorm van een profiel. Je hebt de keus uit de volgende vier profielen:
- Natuur en techniek.
- Natuur en gezondheid
- Economie en maatschappij
- Cultuur en maatschappij.
Binnen het profiel heb je een gemeenschappelijk deel en een vrij deel. In het gemeenschappelijk deel zitten de vakken die voor alle leerlingen binnen elk profiel hetzelfde zijn. In het vrije deel zitten de vakken die de leerlingen zelf kiezen. Eventueel vakken uit een ander profiel.
VWO; voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
Het VWO is een traject van zes jaar en de enige stroming die ook de vakken Grieks en Latijn biedt. Na het VWO heb je de keus om door te stromen naar het hoger beroepsonderwijs of naar het wetenschappelijk onderwijs. Binnen het VWO bestaan vormen; atheneum en gymnasium. Net als bij HAVO kiezen de kinderen op het VWO ook in de bovenbouw een profiel. De bovenbouw start in de vierde klas. Om een diploma te halen moet je examen doen in minimaal negen vakken. Daarbij horen de vakken Nederlands, Engels en een andere taal zoals Frans of Duits. Daarnaast de vier vakken uit het gekozen profiel en een keuzevak. En tenslotte nog een combinatiecijfer. Dit is het gemiddelde cijfer van de schoolexamens gecombineerd met het cijfer van het centraal eindexamen.
Technasium
Het technasium is te vergelijken met het gymnasium. Het verschil is dat het technasium geen Grieks en Latijn biedt maar het vak 'onderzoeken en ontwerpen. Kinderen die op de HAVO of het VWO zitten volgen dit vak gezamenlijk tot en met de derde klas. Daarna wordt het een keuzevak in een profiel. In het vak 'onderzoeken en ontwerpen' kan examen worden gedaan. Het vak bestaat uit verschillende projecten waarin vooral praktijkgerichte opdrachten aan bod komen.