De zeven instructievormen
Voordat je leerlingen aan de slag kunt zetten, moet je de stof introduceren. Dit kan door middel van een instructie. De leraar legt aan de leerlingen uit wat ze moeten doen of waar de stof over gaat. Een instructie is vaak een introductie van een onderwerp. Door een pakkende manier van introduceren kun je de leerlingen activeren en motiveren om de stof te willen begrijpen. Pakkende instructievormen zijn vormen waar de leerlingen actief meedoen zoals bij leergesprekken of een zoekopdracht waarbij de leerling zelf de stof moet opzoeken.
Wat is de instructievorm?
De instructievorm houdt in dat je zorgt dat de leerstof bij de leerlingen aankomt. Dit kan op een passieve of een actieve manier. Je probeert al je kennis over te brengen zodat de leerlingen het snappen. Alle didactische werkvormen hebben voor- en nadelen. Zo heeft de instructievorm als voordeel dat de hele klas meeluistert naar wat jij te vertellen hebt (tenzij je verschillende niveaugroepen in de klas hebt). De instructievorm heeft als nadeel dat het vaak saai gevonden wordt. De leerlingen willen zelf bezig zijn en ervaren in plaats van naar jou luisteren. Er zijn dan ook zeven verschillende instructievormen om te zorgen dat de leerlingen actief de leerstof aangeleerd krijgen.
Zeven instructievormen
Er zijn zeven vormen om een instructie te geven:
- Uitleg
- Een leergesprek
- Het voordoen van leerstof
- Een leestekst
- Een voorgeprogrammeerde instructie
- Beeldmateriaal laten zien
- Een zoekactiviteit
Passieve en actieve vormen
De zeven vormen van instructie geven kun je onderverdelen in passieve en actieve vormen. De meeste vormen kun je ook in beide groepen onderverdelen, bijvoorbeeld een leestekst. Een tekst kun je zelf voorlezen, maar ook door de leerlingen zelf laten lezen. Door het door de leerlingen voor te laten lezen, is dit een stuk interactiever. Het is aan jou als leerkracht om te kiezen welke vorm het beste past bij de leerstof. Het is goed om te variëren tussen de verschillende instructievormen.
Uitleg
Bij een uitleg sta jij voor de klas en vertel jij hardop wat je denkt. Je probeert de leerlingen te activeren voor de leerstof door middel van een boeiend verhaal. Door interessant je verhaal te vertellen, differentiatie toe te brengen en goed tijdsmanagement kun je door middel van de uitlegvorm je leerlingen goed bereiken. Je vertelt je verhaal interessant door middel van variatie in stemgebruik, tempo en door de leerlingen bij je verhaal te betrekken. Leerlingen hebben een kortere spanningsboog dan volwassenen. Je moet je uitleg dan ook zo goed mogelijk, maar in een zo kort mogelijk tijdsbestek vertellen. Niet alle leerlingen hebben baat bij dezelfde uitleg. Stel wat moeilijkere vragen aan de leerlingen die al verder in hun ontwikkeling zijn. Geef ook aandacht aan leerlingen die nog niet zo ver zijn in hun ontwikkeling. Dit doe je door hun zelfvertrouwen te geven door gemakkelijkere vragen te stellen en hen dan te complimenteren.
Een leergesprek
Deze vorm valt onder het coöperatief leren. Een leergesprek bevat veel variatie doordat je kunt rouleren van groepjes of verschillende onderwerpen kunt aanbieden. De leerlingen gaan met elkaar in gesprek over een onderwerp en vervolgens wordt het klassikaal besproken. De leerlingen moeten wel alvast wat voorkennis hebben voordat je deze vorm kunt uitvoeren. Bij een leergesprek weten leerlingen soms nog meer dan jij zelf. Tegenwoordig weten de leerlingen bijvoorbeeld soms meer van computers dan dat jij weet. Wanneer je een leergesprek wilt houden, moet je er zelf ook kennis van hebben.
Het voordoen van leerstof
Het voordoen van leerstof houdt in dat je demonstreert hoe je iets moet doen. Je laat bijvoorbeeld zien hoe je een som uitrekent of hoe je een letter schrijft. Door handig gebruik te maken van materialen en middelen kun je op een visuele manier leerstof uitleggen. Het is belangrijk bij het voordoen van leerstof, dat je zelf de stof goed beheerst. Verkeerd aangeleerde leerstof kan soms weer lastig teruggetrokken worden. De leerlingen kopiëren namelijk wat jij voor hebt gedaan. Je kunt het demonstreren nog interactiever maken door de leerlingen erbij te betrekken.
Een leestekst
Een leestekst is de meest passieve manier om leerstof aan te bieden. Je leest dan voor uit een boek, website, tijdschrift e.d. Omdat dit een passieve manier is, moet je zorgen dat de leerlingen de tekst wel snappen. Door het niet te moeilijk te maken kan er wel binnen een kort tijdsbestek veel informatie overgedragen te worden. Een leertekst kun je combineren met een zoekactiviteit of een vervolgopdracht.
Een voorgeprogrammeerde instructie
Bij deze instructievorm leg je stapsgewijs uit wat de leerlingen moeten weten. Reken- en taalmethodes in het onderwijs zijn voorbeelden van voorgeprogrammeerde instructies. Het begint bij tellen en het eindigt met procenten en oppervlaktes uitrekenen. Omdat het stapsgewijs gaat, ligt er wel gevaar op de loer. Er kan namelijk gedacht worden dat de leerling iets al kan en dat er dan opdrachten overgeslagen kunnen worden. Door echter alle opgaven te laten maken en met aandacht na te kijken, na te bespreken en te verbeteren is dit een zeer effectieve methode.
Beeldmateriaal laten zien
Beeldmateriaal in de klas laten zien is een van de zeven vormen van instructie geven. Een film of foto kan een inleiding zijn voor leerstof. In een video wordt informatie gegeven die de leerlingen moet weten, vervolgens kun je over de video een klassengesprek houden. Ook een foto valt onder beeldmateriaal. Een foto of afbeelding kan heel veel informatie bevatten. Beeldmateriaal wordt al snel gezien als vermaak, maar dit is zeker niet het geval. Video's kunnen soms nog beter vertellen over bijvoorbeeld de geschiedenis van de stad Amsterdam dan dat jij dat kunt. Door een video of foto op het juiste niveau aan te bieden kan er veel van geleerd worden.
Een zoekopdracht
Een zoekopdracht is de meest actieve manier om leerstof aan te bieden. De leerlingen gaan zelf opzoek naar de benodigde informatie om te zorgen dat ze de leerstof begrijpen. Ze zoeken dan informatie op van websites of uit boeken en tijdschriften. Door opdrachten te geven, kunnen de leerlingen specifiek opzoek gaan naar informatie.