Insluiting stimuleren en tegengaan van uitsluiting
De school vervult niet alleen een educatieve rol in onze samenleving, het is ook een ontmoetingsplaats en heeft een sociale functie. Om leerlingen goed te laten presteren op school, is het belangrijk dat leerlingen een gevoel ervaren van 'erbij horen'. Dat gevoel zorgt meestal voor betere leerprestaties. Maar hoe kan een docent ervoor zorgen dat leerlingen het gevoel krijgen onderdeel te zijn van een groep? Op welke manieren kan de docent voorkomen dat een leerling buiten de boot valt?
Luisteren
Luisteren naar de leerling is de basis. Leerlingen moeten het gevoel krijgen dat zij gehoord worden (luisteren, samenvatten, doorvragen). Dit is vooral op de individuele leerling van toepassing. Wanneer de leerling een probleem heeft op school, bijvoorbeeld faalangst. De leerling moet zich erkend voelen, zodat hij/zij zich veilig gaat voelen in de groep. De interactie tussen de docent en leerling moet prettig zijn voor de leerling. Dit is één van de communicatieadviezen om te stimuleren dat iemand erbij hoort.
Het helpt om de leerling aan te kijken en regelmatig te bevestigen door ‘ja’ te knikken en hetgeen wat wordt verteld, te parafraseren. Het parafraseren geeft de leerling het gevoel dat er geluisterd wordt en zal zich daardoor veiliger voelen. Het stimuleert het gevoel erbij te horen.
Alle leerlingen bij de les betrekken
Dit is met name van toepassing in grotere groepen (klassen van meer dan 17 leerlingen), maar ook in kleinere groepjes dient men waakzaam te zijn voor leerlingen die verdwijnen in de anonimiteit. Een uitgelezen moment om iedereen in de groep te betrekken is het geven van een opdracht (of vraag stellen) en om vervolgens elke leerling aan de beurt te laten komen. Een goed voorbeeld hiervan is de voorstellingsronde aan het begin van het schooljaar. Bij leerlingen die kortaf zijn in hun antwoorden, kan iets meer op ingehaakt worden door extra door te vragen. Op deze manier kan de inbreng van alle leerlingen in evenwicht worden gebracht. In de les dient er op gelet te worden dat iedereen een keer wat inbrengt bij een vraagstelling. Een individuele vraag van een leerling kan door de docent omgezet worden in een vraag voor de hele groep.
Algemene groepswaarden benoemen
Het is belangrijk vooraf aan te geven wat de waarden zijn in de groep en meteen ook grenzen aan te geven. Deze waarden gelden voor iedereen in de groep en dit is de basis voor insluiting van alle leerlingen. Wanneer waarden worden overschreden, kan er altijd gerefereerd worden naar de benoemde groepswaarden die voor iedereen gelden. Alle leden van de groep zijn daarvan getuige, de waarden zijn immers vooraf benoemd aan iedereen. In de ‘forming’ fase kun je als docent laten zien welk gedrag niet wordt geaccepteerd en heb je de mogelijkheid om zelf het goede voorbeeld te geven. Een belangrijke waarde kan bijvoorbeeld zijn dat iedereen in de groep elkaar met respect behandeld. Dus open staan voor elkaars mening en respect voor elkaars afkomst, religie, uiterlijk etc.
Regels voor feedback
Het stellen van regels voor het geven en ontvangen van feedback helpt om het respect voor elkaar te vergroten. Remmerswaal (2011) stelt wel als voorwaarde dat de groep gemotiveerd is en bereid om van elkaar te leren. Het stellen van regels voor feedback is dus niet geschikt voor groepen met leerlingen in de lagere niveaus.
Belangrijke regels voor feedback om de veiligheid in een groep te bevorderen en dus insluiting te stimuleren zijn:
- Mensen niet veroordelen
- Praten vanuit het ik-perspectief, dus eigen gevoelens laten spreken
- Gedrag van de ander specifiek benoemen, niet in algemene termen praten
- Feedback geven op gedrag waar de ander iets aan kan veranderen, dus bijvoorbeeld geen feedback over iemands uiterlijk
Bovengenoemde punten dragen bij aan de veiligheid van de groep en op deze manier kan de docent vooraf regels en grenzen bepalen in de interactie tussen leerlingen.
Leren van elkaars cultuur
Leerlingen kennis laten opdoen over verschillende culturen en gewoonten, helpt bij het beter leren begrijpen van elkaar. Leerlingen kunnen met elkaar samenwerken en met deze samenwerking leren zij elkaar beter kennen. Leerlingen die afkomstig zijn uit een andere cultuur dan de Nederlandse kunnen zich soms buitengesloten voelen omdat zij andere gewoonten hebben dan de Nederlandse leerlingen. Door die leerlingen juist samen te laten werken ontstaat het inzicht dat de vanzelfsprekendheid voor de ene leerling niet geldt voor de andere leerling. Het blijkt anders te kunnen. Vooral door leerlingen praktisch samen te laten werken ontstaat het inzicht dat de vanzelfsprekendheid kan verschillen. Het is een goed idee om leerlingen van verschillende culturen in groepjes van 4 samen aan een probleem te laten werken. Het doel is steeds dat de leerlingen elkaars gewoonten beter begrijpen, waardoor er meer respect ontstaat voor elkaar, wat leidt tot insluiting van de groep.
Gelijke kansen bieden
Ga uit van gelijke kansen voor elke leerling. Klarus en Dieleman (2014) spreken over het gevaar van lage docentverwachtingen voor leerlingen van gezinnen uit sociale lagere milieus. Laaggeschoolden hebben hun uitsluiting te danken aan een gebrek aan motivatie en talent, althans zo wordt dat vaak beschouwd. Voor hen is scholing van essentieel belang om toch gelijke kansen te krijgen in bijvoorbeeld de arbeidsmarkt).
Leerlingen die meer moeite hebben om mee te komen, hebben soms meer aandacht nodig om toch de gewenste resultaten te behalen. Om insluiting te stimuleren is het verstandig een dergelijke leerling buiten de lessen extra uitleg geven over de stof, of een slecht gemaakte toets nog even na behandelen. Zo krijgen deze leerlingen net als de goed presterende, ook de kans om succesvol te zijn en uiteindelijk met de groep mee te kunnen.
Lees verder