Examen Engelse teksten, hoe pak ik het aan?
Engels kan een lastig vak zijn, het ligt je of het ligt je niet. Vooral (examen) teksten maken kunnen een probleem zijn. Hier staan wat tips die kunnen helpen je proefwerk of examen zo goed mogelijk te maken! Wanneer hier veel mee geoefend wordt zul je merken dat het steeds gemakkelijker wordt en dat ook de resultaten verbeteren!
Tijdproblemen
Een groot probleem bij examens is de tijd. Hoeveel tijd heb ik voor een bepaalde vraag? Ga ik te langzaam te werk, of juist te snel? Om dit te weten te komen kun je dit uitrekenen. Je examen duur 2,5 uur. Het aantal vragen in het examen verschilt per jaar, maar we nemen een gemiddelde van 41 vragen, verdeeld over 11 teksten. In deze situatie zou je ruim 2,5 minuut hebben per vraag. Dit is een gemiddelde, sommige vragen hebben natuurlijk meer tijd nodig dan anderen. Met deze informatie zou je tijdens het oefenen je tijd op kunnen meten. Zo weet je wat je kunt verwachten. Het is belangrijk om het oefenen serieus te nemen, en dus jezelf niet laten afleiden. Zorg dat je een stille plek opzoekt.
Kom je erachter dat je te langzaam werkt? Dat kan aan een aantal punten liggen. Ga na waar bij jou het probleem ligt en probeer hier een oplossing voor te verzinnen.
- Het kan zijn dat je veel twijfelt over de antwoorden, en dat je zeker wilt weten dat je het goede antwoord hebt gekozen. Wees niet te onzeker! Hiermee kom je in tijdnood.
- Zoek je teveel op in je woordenboek? Het is helemaal niet nodig om alle woorden die je niet kent op te zoeken in je woordenboek. De meeste woorden zijn helemaal niet belangrijk voor de vraag, en het heeft dan dus ook weinig nut als je ze gaat opzoeken.
- Snap je de tekst niet omdat je woordenkennis te klein is? Bedenk altijd in jezelf of het nodig is om te weten wat het woord betekent. Vaak kun je ook uit de context al veel afleiden over de betekenis van het woord. Meestal is dit al voldoende. Als je niet uit de context kan halen wat het woord betekent, kijk dan of je het woord, of stukjes van het woord, herkent in een andere taal. Bedenk je dit altijd voordat je het woord gaat opzoeken in een woordenboek. Dit kost namelijk erg veel tijd en kan je dus tijdnood geven.
Verschillende soorten teksten
Als je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt, weet je beter wat je kunt verwachten.
Tekstsoort | Kenmerken inhoud | Kenmerken vormgeving tekst |
Interview | Er wordt steeds een vraag, en een antwoord gegeven. | Vraag en antwoord zijn gemakkelijk te onderscheiden. Vaak is de vraag dik-, of schuingedrukt. |
Column | Een column is een soort betoog, de schrijver wil een mening over een onderwerp geven. Vaak gaat dit over maatschappelijke zaken. | Korte tekst van ca. 300 woorden. |
Advertentie | Bedoeld om een dienst of product te verkopen | Een aandachttrekkende lay-out. Het is de bedoeling dat de consument de advertentie leest. |
Nieuwsbericht | Een nieuwsbericht is bedoeld om de lezer te informeren. Dit is subjectief, de schrijver geeft dus niet zijn of haar mening. | Meestal een langere tekst. Titel, soms een dikgedrukte inleiding, en dan een tekst met vaak afbeeldingen |
Tips bij lange teksten
Heb je te maken met een lange tekst (meer dan 500 woorden)? Dan is het vaak belangrijk dat je de tekst goed begrijpt. In je examen komen over een lange tekst ongeveer zes tot negen vragen. Lees dus eerst de tekst goed door en ga na of je de tekst hebt begrepen.
Tips bij korte teksten
In je examen krijg je over korte teksten vaak maar één tot drie vragen. Omdat het maar weinig vragen zijn is het handig om eerst de vragen te lezen. Je hoeft de tekst niet helemaal te begrijpen, als je het deel waar de vragen over gaan maar begrijpt.
Verschillende soorten vragen
Er komen veel verschillende soorten vragen voor in je examen. Als je weet met wat voor soort vraag je te maken hebt en je weet hoe je dat moet aanpakken dan helpt dat goed.
Soort vraag | Hoe herken ik deze? | Hoe pak ik het aan? |
Conclusievraag | Je moet zelf een conclusie trekken uit (een deel van) de tekst. | Lees dit deel grondig. Bedenk voor jezelf wat de betekenis van dit stuk is. |
Verwijsvraag | Er wordt gevraagd waar een woord naar verwijst. | Lees het betreffende deel grondig. Zoek dan of je de verwijzing kan vinden. |
Hoofdgedachtevraag | Er wordt gevraagd wat de hoofdgedachte van (een deel van) de tekst is. | Lees de tekst globaal door. Bedenk welke delen het belangrijkste zijn. Streep deze aan en bepaal hierna wat de hoofdgedachte is. |
Functievraag | De vraag gaat over de structuur van de tekst. | Lees dit deel globaal. Ga na wat het verband is tussen de tekstgedeelten. Denk hierbij aan voorbeeld, tegenstelling, oorzaak, gevolg etc. |
Formuleringsvraag | Er wordt gevraagd een stuk tekst te formuleren | Lees grondig. Bepaal daarna welk deel je moet citeren. |
Lees verder