Verhalen vertellen of voorlezen in het Basisonderwijs

Stijl- en taalgebruik in spreektaal of schrijftaal
Als een verhaal wordt voorgelezen, gebruikt de onderwijzer, onderwijzeres, leraar of lerares het taalgebruik van de schrijver van het boek. Als datzelfde verhaal wordt naverteld, gebruikt de juf of meester meer zijn of haar eigen stijl van spreken. Bovendien is het taalgebruik van een geschreven boek schrijftaal, 'boekentaal' zo je wilt. De taal van een verteld verhaal is spreektaal. Overigens worden tegenwoordig wel steeds meer kinderboeken gedeeltelijk in spreektaal geschreven dan vroeger het geval was.Als het doel is de leerlingen van het basisonderwijs in aanraking te brengen met geschreven taal en spreektaal, dan is het waardevol om zowel verhalen voor te lezen als verhalen te vertellen. Via het voorlezen van verhalen van diverse auteurs kunnen leerlingen feeling krijgen voor verschillende schrijfstijlen.
Lezen van boeken en bibliotheekbezoek stimuleren bij basisschoolleerlingen
Als het leerdoel is het stimuleren van het zelfstandig lezen van boeken, dan ligt het meer voor de hand om een verhaal voor te lezen. Zo komt immers het boek letterlijk en figuurlijk in beeld. Alleen al het samen bekijken en bespreken van de vaak rijk en mooi geïllustreerde boeken voor peuters en kleuters, kan een grote stimulans zijn voor de kinderen als het gaat om het stimuleren van het bekijken en lezen van boeken.Voorlichting over de bibliotheek
Ook kun je met het boek in de hand kinderen vertellen over de bibliotheek waar je al die prachtige boeken kunt vinden en lenen. Zeker ook van belang voor kinderen bij wie de ouders of grootouders zelf weinig lezen en voorlezen. In gezinnen met een allochtone achtergrond komt dit vaker voor dan bij leerlingen met een autochtone afkomst. Ook een bezoek aan een
'echte' boekenwinkel is misschien leuk, in dit digitale tijdperk.
Scholen met een eigen bibliotheek
Een school in het basisonderwijs heeft vaak een eigen 'bibliotheek' waaruit de beginnende lezers kunnen kiezen. Ook bezoeken scholen met hun klas vaak daadwerkelijk de bibliotheek in de buurt. De kinderen krijgen er een rondleiding en iedere leerling mag een boek uitkiezen. In sommige bibliotheken wordt op vaste tijden ook voorgelezen.
Lichaamstaal en interactie van de voorlezer en de verhalenverteller
Een verhalenverteller kan zijn lichaamstaal bij het vertellen gemakkelijker inzetten dan een voorlezer. De verhalenverteller hoeft geen boek vast te houden en heeft dus beide handen vrij. Ook hoeft de verhalenverteller, in tegenstelling tot de voorlezer, niet in het boek te kijken. Dat maakt oogcontact veel gemakkelijker. Een voorlezer moet dat natuurlijk wel, tenzij hij de tekst vrijwel uit zijn hoofd kent.Oogcontact en lichaamstaal bij het verhalen vertellen
De verhalenverteller heeft het grote voordeel dat hij de leerlingen aldoor aan kan kijken en zo continue contact kan houden met zijn luisteraars. Zo kan hij ook steeds zien aan de lichaamstaal van de kinderen, hoe zij op het verhaal en op hem reageren. De leerling op zijn beurt, krijgt het verhaal als het ware 'ondertiteld' door de gebaren en gezichtsuitdrukkingen van hun vertellende juf of meester. De graad van interactie tussen leraar en leerling is bij vertellen over het algemeen dus groter dan bij voorlezen.