Leesvaardigheid
Iedereen leest op zijn eigen manier, eigen tempo, maar ook niet iedereen bekijkt dezelfde zin in dezelfde lijn. Er kunnen ook zinnen tussen zitten die een ander heel anders opvat dan dat hij er in werkelijkheid staat, zo heb je hierbij een aantal strategieën. Ook hangt de tekst opmaak er vanaf en de woordenschat, soms worden er woorden gebruikt waarvan je de betekenis niet eens kent.
Leesstrategieën
Je kunt op verschillende manieren lezen:
- Globaal
- Zoekend
- Intensief
Globaal lezen
Globaal lezen doe je voor een eerste indruk: waar gaat de tekst over, wat voor standpunten kom je tegen, hoe denkt de schrijver over het onderwerp? Het is handig een tekst eerst even globaal te lezen voordat je de vragen gaat beantwoorden.
Zoekend lezen
Zoekend lezen is wat je doet als je bepaalde informatie uit de tekst moet halen. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd: ''Welke voorbeelden staan er in alinea 4?''. Dan zoek je eerst alinea 4 op, vervolgens lees je de eerste zin daarvan. Staat daar niet wat je zoekt, dan hoef je die zin niet aandachtig te lezen. Ga meteen verder naar de tweede zin. Geeft die een voorbeeld, lees die zin dan wel goed, en zo verder. Al levend zoek je naar het antwoord op de vraag.
Intensief lezen
Intensief lezen is zorgvuldig lezen, langzaam, met alle aandacht die je kunt opbrengen. Voor veel vragen moet je een bepaald deel van de tekst intensief lezen om het goede antwoord te kunnen geven. En de vragen zelf moet je altijd intensief lezen.
Moeilijke woorden
Achter de betekenis van moeilijke woorden kun je komen door:
- Te vragen
- Informatie uit de rest van de tekst te halen
- Het woordenboek raadplegen
Het kan gebeuren dat je een deel van een tekst niet begrijpt, doordat je bepaalde woorden niet kent. Er zijn drie manieren om dat probleem op te lossen. De eerste manier: iemand anders vragen wat dat woord betekent. Normaal een goede methode, maar tijdens het examen natuurlijk niet.
De tweede manier: informatie uit de rest van de tekst halen. Stel je voor: de schrijver bespreekt de fileproblemen op de snelwegen. Hij pleit voor 'drastische' maatregelen. En je weet niet wat 'drastisch' betekent. Maar de maatregelen die de schrijver bepleit, zijn niet mis: hij wil ingrijpende maatregelen. Dan begrijp je dus, zonder het woord te kennen, wat hij met 'drastisch' bedoelt: ingrijpend.
De derde manier: eenvoudig het woordenboek gebruiken. Dat mag tijdens het examen. Doe het als je een belangrijk woord niet kent. Geeft het woordenboek verschillende betekenissen , dan moet je weer naar de rest van de tekst kijken om te zien welke betekenis het best past.
Beeld en opmaak
Het beeld en de opmaak van de tekst worden bepaald door:
- Titel
- Tussenkopjes
- illustraties
- Lettertypes
- Tekst -en alinea indeling
De titel van een tekst maakt duidelijk waar de tekst over gaat. Maar vaak is hij ook bedoeld om de aandacht te trekken. De meeste advertenties hebben een vetgedrukte kop. Soms staat de kop in een kader, of in een wolk, van alles kan. Bij een bijzondere opmaak van de kop van een advertentie kan worden gevraagd: waarom is die kop zo weergegeven? Dan kan het bijvoorbeeld zijn dat hij op die manier goed opvalt. Of het is gedaan omdat het past bij de stijl van de adverteerder.
Om je wat houvast te geven in de tekst, gebruikt een schrijven vaak tussenkopjes. Die geven aan waar een nieuw gedeelte van de tekst begint. Ze zijn vooral handig bij het globaal en bij het zoekend lezen.
illustraties, dus foto's en tekeningen, kunnen je helpen te begrijpen wat in de tekst wordt bedoeld. Ze brengen in beeld wat in de tekst met woorden wordt gezegd. In advertenties en brochures zijn illustraties bedoeld om de aandacht te trekken. Vaak zeggen ze iets over de sfeer van het bedrijf. Of over de stijl van het merk. Om een illustratie goed te begrijpen is het vaak nodig de tekst te lezen. illustraties trekken dus niet alleen je aandacht, ze prikkelen ook de tekst intensief te lezen.
De tekst kan zo zijn opgemaakt dat je meteen zien wat de inleiding is en waar de eigenlijke tekst begint. Belangrijke begrippen zijn vaak vetgedrukt. Inleidende opmerkingen zijn vaak schuingedrukt. In krantenartikelen is de eerste alinea meestal vet. Daar lees je een samenvatting van het belangrijkste nieuws. In de rest van het artikel wordt dat uitgewerkt. Op die manier zie je snel wat je kunt overslaan als je haast hebt. In de reclame wordt ook rekening gehouden met de sfeer die het gebruikte lettertype oproept. Letters kunnen zakelijk zijn, of vrolijk, of vriendelijk enzovoort. Vragen over de lettertypes gaan altijd over de samenhang tussen het lettertype en de inhoud.
Let bij het globale lezen op de tekstindeling. Stel meteen vast tot waar de inleiding loopt en de kern van de tekst begint. En kijk doe tekst aan het slot wordt afgerond. Let bij het intensieve lezen op de alinea-indeling. De stappen in de tekst worden per alinea gezet. In een goed geschreven tekst staat in iedere alinea één zin waar het eigenlijk om gaat.
Schrijfdoel
De schrijver kan met zijn tekst verschillende doelen nastreven:
- Informatie verstrekken
- Overtuigen
- Een mening geven
- Tot handelen aanzetten
- Amuseren
Sommige teksten zijn bedoeld om te informeren. Dat zijn teksten met veel feitelijke gegevens. De schrijver behandelt ze zonder dat hij zijn eigen mening geeft.
Sommige teksten zijn bedoeld om je ergens van te overtuigen. In zulke teksten vertelt de schrijver wat hij vindt. En hij maakt duidelijk waarom hij dat vindt. Hij doet dat met de bedoeling dat je het met hem eens zult zijn. Meestal geeft de schrijven van zo'n tekst ook nog meningen van anderen weer. Dat is dan om je te laten zien dat zijn eigen argumenten het sterkt zijn.
Soms is het belangrijkste doel van de schrijver een eigen mening geven zonder dat hij je wil overtuigen. Het kan zijn eigen mening zijn, maar ook de mening van iemand anders. Zulke teksten informeren je over een bepaalde kwestie en maken duidelijk hoe je over die kwestie kunt denken.
Er zijn ook teksten die als doel hebben: tot handelen aanzetten. Vaak zijn dat advertenties die je aansporen een bepaald product te kopen. Maar het kan ook een gewone tekst zijn die je moet overhalen lid te worden van een vereniging bijvoorbeeld.
Is een tekst geestig geschreven of het is een grappig verhaal, dan wil de schrijver je kennelijk amuseren of vermaken. Dat geldt soms ook voor plaatjes bij een tekst.
Indeling van de tekst
In de meeste teksten kun je drie delen onderscheiden
- De inleiding
- De kern
- Het slot
Meestal begint een tekst met een inleiding. De schrijver trekt je aandacht met een opmerkelijke gebeurtenis. Of hij begint met iets wat kort gelden is gebeurd. Of hij vat alvast in een paar zinnen de hele tekst samen. De inleiding kan een alinea beslaan, maar ook twee of soms zelfs nog meer alinea's.
Op de inleiding volgt de kern van de tekst. Dat is het tekstgedeelte waar het eigenlijk om gaat.
Aan het slot van de tekst kom de schrijver tot een afronding. Hij trekt een conclusie, of hij vat nog eens kort samen wat hij daarvoor heeft gezegd.
Hoofdgedachte en functie van tekstdelen
De hoofdgedachte van een tekst is één zin die weergeeft waar het in de tekst om gaat. Vaak zie je wat de hoofdgedachte is door de titel goed te lezen. En let altijd goed op de eerste en de laatste alinea. Sommige vragen gaan over de hoofdgedachte van een tekstgedeelte. Dan wordt er bijvoorbeeld gevraagd welk kopje goed boven dat tekstgedeelte zou passen.
Bij de meeste vragen gaat het om de functie van tekstdelen. Bijvoorbeeld: ''Wat wordt er bedoeld met de titel?'' of ''Waarom is de schrijver hier niet mee eens?'' of ''In welke alinea geeft de schrijver voorbeelden?''. Er is maar één goede aanpak: goed lezen wat er precies wordt gevraagd, en rustig nadenken voordat je antwoord geeft.
Tekstrelaties
De onderdelen van een tekst kunnen op verschillende manieren verband met elkaar houden, bijvoorbeeld:
- Oorzaak / Gevolg
- Doel / Middel
- Algemene uitspraak / Voorbeeld
- Tegenstelling
- Opsomming
Stel dat de schrijver in alinea 1 zegt dat er steeds meer mensen autorijden. En in alinea 2 beschrijft hij het probleem van de files op de snelwegen. Dan behandelt hij in alinea 2 het gevolgd (files) van wat hij in alinea 1 vertelt (steeds meer auto's). Of hetzelfde anders gezegd: In alinea 1 behandelt hij de oorzaak van wat hij alinea 2 vertelt.
Stel dat de schrijver in alinea 1 zegt dat het steeds moeilijker wordt ergens op tijd te komen. En in alinea 2 beschrijft hij hoe kort geleden een groep treinreizigers urenlang op een trein heeft staan wachten. Dan doet hij in alinea 1 een algemene uitspraak. In alinea 2 geeft hij een voorbeeld om de algemene uitspraken toe te lichten.
Een ander soort verband: In alinea 1 vertelt de schrijver wat het voordeel is van de trein; in alinea 2 vertelt hij wat het nadeel is. Dan is er sprake van een tegenstelling.
Of de schrijver behandelt de verschillende manieren waarop je kunt reizen: wandelend, fietsend, met de auto, met de trein en met het vliegtuig. Dan geeft hij een opsomming van mogelijkheden.