Spelling: trucs en regels voor kinderen en leerkrachten
Het spellen van sommige woorden is erg lastig. Kinderen leren in groep 3 in eerste instantie dat ze woorden schrijven zoals ze klinken (roos, boom). Maar in de jaren erna zullen ze ook regels moeten leren toepassen om woorden goed te schrijven. In groep 4 wordt meestal een start gemaakt met de regels van verenkeling (bomen) en verdubbeling (petten). In sommige methodes wordt daarbij gebruik gemaakt van de letterdief of de letterzetter. In deze twee categorieën worden veel fouten gemaakt.
Wat zijn lettergrepen en klankstukken?
Om te beginnen is het belangrijk dat kinderen een woord kunnen opspiltsen in syllaben oftewel klankstukken. Dit wordt ook weleens 'woorden hakken' genoemd waarbij leerlingen bij elk klankstuk een hakbeweging met de handen maken.Het woord 'bomen' wordt dan in twee klankstukken gehakt: bo-men. Het woord petten zal in pe-tten gehakt worden. Na wat oefenen zullen de meeste kinderen dit op gevoel wel onder de knie krijgen.
Het begrip klankstuk wordt nogal eens verward met het begrip lettergreep. Toch zijn dit verschillende begrippen. Lettergrepen zijn vooral visueel van aard terwijl klankstukken meer auditief zijn. Woorden die in een boek of krant worden afgebroken waarna het woord verder gaat op de volgende regel, worden volgen dit principe opgedeeld. Zo wordt het woord 'petten' in de lettergrepen pet-ten verdeeld.
Lange en korte klanken
Klinkers hebben een lange of korte klank. Voor kinderen is het belangrijk dit onderscheid te leren. De lange klanken klinken als: aa, oo, ee en uu zoals in boom en aap. Korte klanken klinken als: a,o,e, en u zoals in vis en bom. Pas als kinderen dit onderscheid kunnen maken, kunnen ze verder met de regels van verenkeling en regels van verdubbeling.
Er zijn verschillende regels en termen in omloop om woorden als rokken en bomen goed te leren spellen. Veel kinderen maken fouten bij woorden in deze categorie. Zo schrijven ze roken en boomen. Omdat er zoveel termen zijn, kan het verwarrend werken. Niet elke basisschool gebruikt dezelfde termen waardoor kinderen die naar een andere school gaan in de war kunnen raken. Hopelijk brengt onderstaande uitleg enige verduidelijking zodat ook ouders en grootouders goed het dictee met hun (klein)kind kunnen oefenen.
Regel van verenkeling
Woorden als 'bomen' en 'lepel' vallen onder de regel van verenkeling. De klinkers worden namelijk, hoewel ze een lange klank hebben, verenkeld. In sommige methodes wordt gesproken van woorden met een open lettergreep. Kinderen beginnen in groep 3 met woorden die geschreven worden zoals je het hoort. Voor een lange klank, zullen zij dus twee klinkers gebruiken: 'boom' en 'roos'. Veel kinderen zullen dan ook geneigd zijn om 'boomen' en 'leepel' te schrijven. De volgende regel kan voor duidelijkheid zorgen.
Als ik aan het eind van een klankstuk een lange klinker hoor, gebruik ik daar maar één letter voor.
Het woord moet dus eerst in klankstukken verdeeld worden. Je krijgt dan bo-men en le-pel. In beide gevallen hoor je aan het eind van het eerste klankstuk een lange klank (oo en ee). Zoals in bovenstaande regel al beschreven staat, gebruik je voor een lange klank aan het eind van een klankstuk maar een één letter. Je hoort dus boo-men en lee-pel, maar schrijft het als bomen en lepel. Ee andere veelgebruikte regel voor deze spellingsmoeilijkheid is de 'letterdief' of 'klinkerdief': Lange klanken aan het eind van een klankstuk hebben pech, ik haal gewoon een letter weg. Dit komt op hetzelfde neer als de vorige regel.
Regel van verdubbeling
De verdubbelingsregel of medeklinkerverdubbeling slaat op woorden als 'petten' en 'rokken'. Bij dit soort woorden is een korte klank te horen en wordt die klinker gevolgd door twee medeklinkers. Dit soort woorden wordt ook wel ingedeeld bij de woorden met een gesloten lettergreep. Kinderen die deze regel nog niet beheersen zijn geneigd het als 'peten' en 'roken' op te schrijven. De volgende regel is op dit soort woorden toepasbaar:
Als ik aan het eind van een klankstuk een korte klinker hoor, ga ik met twee medeklinkers door.
verdubbelingsregel
Het woord wordt dus eerst in klankstukken verdeeld: ro-kken, pe-tten. Aan het eind van het eerste klankstuk is een korte klank te horen. Dat houdt dus in dat er verdergegaan wordt met twee medeklinkers. Op sommige scholen wordt dit ook wel de letterzetter genoemd.
Klinkers aan het eind van een woord
Als een woord eindigt op een lange klank, schrijf je die klank maar met één letter. Voorbeelden hiervan zijn zebra, vlo en vla.
Maar als het woord op een lange e-klank eindigt, schrijf je wel twee klinkers. Bijvoorbeeld: zee, twee en gedwee.
Lange klanken aan het eind schrijf je hem met 1 letter, behalve ee achteraan, want die blijft met 2 letters staan.