Leren klokkijken
Op de basisschool leert een kind klokkijken. Het leren klokkijken is ingewikkelder dan het lijkt. Sommige kinderen vinden het leren klokkijken moeilijk en ondervinden hier problemen mee, maar waarom eigenlijk? Om te leren klokkijken is veel voorkennis nodig. De kinderen beginnen in groep een al met voorbereidingen en voordat ze echt kunnen klokkijken zijn de kinderen al vaak vijf jaar verder. Gelukkig kunnen ouders thuis ook de kinderen helpen met klokkijken.
Klokkijken is een ingewikkeld proces waar een gemiddeld kind ongeveer vijf jaar over doet. Er is veel voorkennis nodig voordat het kind het principe door heeft. Daarnaast zijn er ook nog verschillende uitvoeringen van klokken: analoge en digitale klokken. In groep vijf moet het kind op beide klokken in staat zijn om de tijd af te lezen.
Voorkennis
Het begrip tijd
Allereerst is het van belang voor het kind dat het iets begrijpt over ‘tijd’.
- In groep een leren de kinderen de seizoenen en de dagen van de week. Op deze manier ontwikkelen de kinderen een globaal tijdsbesef. De klok zelf blijft nog helemaal buiten beeld.
- In groep twee wordt er al gesproken over dagen. De kinderen kunnen dagdelen benoemen: ochtend, middag en avond. De dag wordt hier dus al opgedeeld in delen. Ook tijdsaanduidingen als morgen, gisteren en vandaag worden gebruikt.
- In groep drie wordt de analoge klok, of wijzerklok, geïntroduceerd. De kinderen leren in deze groep tijdens de rekenles de hele en de halve uren aan te duiden.
- In groep vier komen de kwartieren erbij. Ook worden, al naar gelang de rekenmethode de minuten geïntroduceerd. Ook wordt in groep vier voor het eerst kennisgemaakt met de digitale klok.
- In groep vijf leren de kinderen dan ook de minuten en seconden op zowel een analoge als een digitale klok.
Tellen
Naast het begrip ‘tijd’ moet het kind ook al andere voorkennis hebben. Het kind moet vooruit en achteruit kunnen tellen tot 15. De uren lopen van 1 tot 12, maar de minuten zijn ingedeeld in vijftien minuten: de kwartieren.
Plaatsbepalingen
Op de klok wordt er ook gesproken over: kwart voor tien, vijf over half twaalf, enz. Het klokkijkende kind moet dus ook weten wat de plaats is van de wijzer op de klok. Zeker de ‘over’ in het klokkijken is ingewikkeld omdat we eigenlijk ‘na’ bedoelen: het is vijf minuten na acht uur, terwijl we zeggen: het is vijf minuten over acht.
Breuken
We denken er niet zo bij na, maar klokkijken maakt gebruik van breuken: het is half zeven, het is kwart voor negen. Deze breuken worden bij de kinderen geïntroduceerd terwijl ze eigenlijk nog maar net met hele getallen kunnen rekenen.
Groot versus klein
Het kind moet ook al het verschil tussen groot en klein kennen, we hebben namelijk een grote en een kleine wijzer. Als een kind niet weet wat het verschil is tussen groot en klein, zal het nooit goed op een analoge klok leren klokkijken.
Leren klokkijken
Klokkijken is een vreemd iets. We tellen in het dagelijks leven (bijna) altijd met tientallen. Echter bij een klok hebben we een verdeling in 12 (uren) of in 60 (minuten). Deze rekenmethode hebben we overgenomen van de
Babyloniërs. We delen de 60 minuten weer op in delen van dertig (de halve uren), vijftien (de kwartieren), tien of vijf minuten
Het uur is verdeeld in 60 minuten, maar deze 60 minuten worden nooit gebruikt in het klokkijken. We tellen tot 14 (minuten) en dan weer terug. Van het hele uur tot aan kwart over, van kwart over tot aan half, weer tot aan kwart voor en dan weer een heel uur.
De analoge of wijzerklok
Een analoge of wijzerklok is een klok met twee wijzers erop. Een grote wijzer voor het aangeven van de minuten (de minutenwijzer) en een kleine wijzer voor het aangeven van de uren. Deze twee wijzers draaien beide met een eigen snelheid rond: de kleine gaat langzamer dan de grote.
Het vreemde aan de analoge klok is ook dat deze klok maar twaalf uren laat zien, terwijl een dag 24 uur heeft. Het is voor een kind dan ook heel verwarrend dat hij om 8 uur, of naar school moet, of naar bed moet. Daarnaast maakt een kind een groot deel van de uren van de klok niet mee omdat het dan ligt te slapen.
Het is van belang dat het kind goed weet wat ‘voor’ en ‘na’ precies betekenen. Ook moet het kind snel schakelen tussen ‘voor’ en ‘na’/’over’. Precies op de kwartieren moet er geschakeld worden: de tijdsaanduiding precies een minuut voor kwart over zeven heet 14 minuten over 7, de minuut na kwart over zeven heet ‘opeens’ 14 minuten voor half 8. Best ingewikkeld voor een kind.
De digitale klok
De digitale klok komt veel voor in het dagelijkse leven, op mobieltjes, de oven/magnetron of op de tv. Een valkuil van deze klok is dat de tijd wordt uitgesproken zoals er op de klok staat: het is 35 minuten over 17 uur.
Om klok te kunnen kijken op een digitale klok moeten de kinderen kunnen rekenen tot aan 60. Echter door op de digitale klok te kunnen klokkijken trainen de kinderen ook juist het tellen en het rekenen tot 60.
De digitale klok telt (vaak) door tot na 12 uur. Het kind moet dan ook bij latere tijdstippen dan 12 uur gaan rekenen, hij moet 12 uur van het getoonde uur aftrekken. Het berekenen van de minuten is nog ingewikkelder. Het kind moet dan rekenen met 60 minuten, waarbij er structuren zijn van 15 minuten (kwartier) 30 minuten (half uur) en 45 minuten (drie kwartier)
Tips om kinderen te helpen met klokkijken
Zoals hierboven is geschetst is het leren klokkijken een ingewikkeld en complex iets. Het is dan ook niet iets wat even met een paar opdrachtjes maken geleerd kan worden. Het is belangrijk dat er veel geoefend wordt met kinderen om het goed onder de knie te krijgen.
Gelukkig kunnen ouders hun kinderen met de volgende tips en oefeningen helpen:
- Benoem de tijd. Zeg bijvoorbeeld dat het kind om 7 uur moet gaan tandenpoetsen en wijs het kind hierbij op de klok. Of zeg dat jullie om kwart over 8 naar school gaan. Hierdoor gaat de tijd meer leven voor een kind.
- Tellen. Zorg ervoor dat het kind goed kan tellen. Oefen de getallenrij van 1 tot 15 vaak, zowel heen als terug. Een leuk spel waarmee de getallenrij tot 15 goed geoefend wordt is bijvoorbeeld het spel Rummikub.
- Spelen met klokken. Geef kinderen al vroeg een klok waar hij mee kan spelen. Door aan de wijzers te draaien ziet het kind dat beide wijzers draaien, maar in een eigen snelheid.
- Kookwekker. Ga een cake / koekjes bakken en gebruik de kookwekker om de tijd aan te duiden dat het baksel in de oven moet.
- Internet of apps. Oefen veel op internet of met apps met het kind. Het leren klokkijken is veel doen en veel oefenen.
- Vraag de tijd. Vraag aan het kind regelmatig hoe laat het is als de klok zo staat dat het kind het zou kunnen aflezen. Zo oefen je spelenderwijs het klokkijken.
- Opdrachtjes. Geef het kind opdrachtjes mee. Zeg bijvoorbeeld dat jullie over een uur een spelletje gaan doen en vraag aan het kind hoe laat het dan is. Je zou het kind ook zelf kunnen laten opletten wanneer het dan tijd is om een spelletje te doen.
Lees verder