Het gebruik van werkwoordtijden in het Engels
In de Engelse taal zul je meer verschillende werkwoordtijden tegenkomen dan in het Nederlands. Ze zijn afhankelijk van het moment waarop iets gebeurt. Vaak schept dit verwarring, daarom hier een handig overzicht van vorm en gebruik bij alle werkwoordstijden met daarbij voorbeelden.
Werkwoordtijden in het Engels
Het Engels kent de volgende
tenses (tijden):
- Simple Present: onvoltooid tegenwoordige tijd
- Present Continuous: onvoltooid tegenwoordige tijd
- Simple Past: onvoltooid verleden tijd
- Past Continuous: onvoltooid verleden tijd
- Present Perfect: voltooid tegenwoordige tijd
- Present Perfect Continuous: voltooid tegenwoordige tijd
- Past Perfect: voltooid verleden tijd
- Past Perfect Continuous: voltooid verleden tijd
- Future: toekomende tijd
Simple Present Tense
De Simple Present bestaat uit
één werkwoord. De Simple Present wordt gebruikt als iets
altijd,
nooit of
regelmatig gebeurt.
Voorbeeld:
s Morgens eet ik altijd een appel.
I always eat an apple in the morning.
Mijn broer gaat vaak uit in het weekend.
My brother often goes out at the weekend.
Ook wordt de simple present gebruikt als iets een
feit is.
Voorbeeld:
Mijn woonplaats ligt aan de kust.
My hometown lies on the coast.
De zon komt op in het oosten.
The sun rises in the east.
Present Continuous Tense
De Present Continuous bestaat uit
to be + werkwoord + -ing. Deze tijd wordt gebruikt als iets
nu bezig of
aan de gang is, voor een korte periode.
Voorbeeld:
Vandaag werk ik in de bibliotheek.
I am working in the librairy today.
Momenteel lezen we oorlogsgedichten in de klas.
Were reading war poems in class at the moment.
Je gebruikt deze tense ook als je iets
van plan bent in de nabije toekomst.
Voorbeeld:
Susan en ik bezoeken een vriend vanmiddag.
Susan and I are visiting a friend this afternoon.
Ik ga naar een schoolfeest dit weekend.
This weekend Im going to a school party.
Gebruik de Present Continuous ook om
irritatie aan te geven. Vaak worden dan ook woorden als
always en
constantly gebruikt. Als je geen irritatie aan wil geven gebruik je de Simple Present.
Voorbeeld:
Molly zit altijd te roddelen.
Molly is always gossiping.
Opa zit steeds te klagen.
Grandfather is constantly complaining.
Simple Past Tense
De Simple Past bestaat uit
één werkwoord. Je gebruikt deze tense als iets
in het verleden in gebeurd. Vaak zeg je ook wanneer dat was.
Voorbeeld:
Gisteren ben ik van mijn fiets gevallen.
I fell from my bike yesterday.
Hij heeft vorige week de premier gezien.
He saw the Prime Minister last week.
Als iets in het verleden regelmatig werd gedaan, maar nu niet meer, gebruik je ook deze tense in combinatie met
would of
used to; vaak met het woord vroeger. Als het een stiuatie of toestand betreft in het verleden mag alleen
used to gebruikt worden, niet would.
Voorbeeld:
Ik las als kind best wel veel.
As a child I used to/would read quite a lot.
We woonden vroeger in Sussex.
We used to live in Sussex.
Past Continuous
De Past Continuous bestaat uit
was/were + werkwoord + -ing. Deze tense wordt gebruikt als iets
op dat moment in het verleden aan de gang was (en van korte duur).
Voorbeeld:
Om tien uur gisteravond was ik nog steeds aan het leren.
At 10 oclock last night I was still studying.
Gisteravond rond deze tijd zat ik te eten.
Last night at this time I was eating diner.
Heel vaak wordt de Past Continuous gecombineerd met de Simple Past. Dit is als iets aan de gang was en door iets anders werd onderbroken.
Voorbeeld:
Ik was TV aan het kijken toen zij belde.
I was watching TV when she called.
Toen John lag te slapen gisteren is zijn auto gestolen.
While John was sleeping last night, someone stole his car.
Present Perfect
De Present Perfect bestaat uit
to have + voltooid deelwoord. Deze tijd wordt gebruikt als iets
in het verleden is begonnen en nog steeds voortduurt. Vaak hebben deze zinnen de woorden for en since of zijn het vraagzinnen die beginnen met How long
?
Voorbeeld:
Lisa is al vijf jaar mijn vriendin.
Lisa has been my girlfriend for five years now.
Hoe lang kennen jullie elkaar al?
How long have you known each other?
Vaak komt de Present Perfect voor met korte bijwoorden als:
always, never, ever, yet, already, just.
Just wordt ook vaak gebruikt op aan te geven dat de handeling net is afgelopen.
Voorbeeld:
Wij hebben dat team nog nooit verslagen.
Weve never beaten that team yet.
Ik heb net met hem gesproken.
Ive just had a word with him.
Present Perfect Continuous
De Present Perfect Continuous bestaat uit
have + voltooid deelwoord + werkwoord + -ing. Deze tense wordt gebruikt als iets in het verleden is begonnen en nog steedsvoortduurd en de nadruk ligt op de tijdsduur: de spreker vindt iets lang of té lang duren.
Voorbeeld:
Zij werkt al twee jaar bij dat bedrijf.
She has been working at that company for three years.
We hebben hier meer dan twee uur gewacht!
We have been waiting here for over two hours!
Je kan ook benadrukken dat een handeling enige tijd aan de gang is geweest, maar net is afgelopen.
Voorbeeld:
Ze heeft gehuild. Haar ogen zijn nog nat.
She has been crying. Her eyes are still wet.
Ik heb hardgelopen. Ik ben kapot.
Ive been running. Im exhausted.
Past Perfect
De Past Perfect bestaat uit
had + voltooid deelwoord. Deze tense wordt gebruikt om aan te geven dat
de ene handeling was afgelopen toen de andere begon.
Voorbeeld:
Toen ik mijn huiswerk af had, ging ik tv kijken.
I watched TV after I had done my homework.
Heb je Engels gestudeerd voordat je naar New York verhuisde?
Had you studied English before you moved to New York?
Ook gebruik je deze tense als op een
bepaald moment in het verleden een handeling of toestand al een poos duurde.
Voorbeeld:
Ze kenden elkaar zes maanden toen ze trouwden.
They had known each other for six months when they got married.
Past Perfect Continuous
De Past Perfect Continuous bestaat uit
had + voltooid deelwoord + werkwoord + -ing. Deze tense wordt gebruikt als de
nadruk ligt op de tijdsduur en het een periode in het verleden betreft: de spreker vond iets lang of té lang duren.
Voorbeeld:
We stonden al een uur op de bus te wachten toen hij eindelijk aankwam.
We had been waiting for the bus for an hour when it finally arrived.
Mike wilde zitten omdat hij al de hele dag gestaan had op zijn werk.
Mike wanted to sit down because he had been standing all day at work.
Future
Het Engels kent verschillende vormen om de Future aan te geven.
Het meest gebruikt is
will (
shall bij I en we mag ook) om aan te geven dat
iets in de toekomt gaat gebeuren.
Voorbeeld:
Ik zal je de informatie sturen als ik het binnenkrijg.
I will send you the information when I get it.
Ik beloof dat ik hem niks vertel over de surpise party.
I promise I will not tell him about the surprise party.
Will en
shall om aan te geven dat je
een plan maakt terwijl je het zegt.
Voorbeeld:
Ik denk dat ik vanavond thuis blijf.
I think Ill stay at home tonight.
Ik neem de telefoon wel op.
Ill answer the phone.
Shall is verplicht bij I en we als je een
voorstel doet of als je vraagt naar iemands
voorkeur.
Voorbeeld:
Zullen we morgen naar de bioscoop gaan?
Shall we go to the cinema tomorrow?
Wanneer zal ik je bezoeken?
When shall I come and visit you?
Je kan de Present Continuous gebruiken als er sprake is van
een bestaand plan en je naar de
toekomst wil verwijzen. Je kan ook
be + going to gebruiken hiervoor.
Voorbeeld:
In juli gaan we op vakantie naar Griekenland.
In Juli we are going on holiday in Greece.
Mijn zus krijgt volgende maand een baby.
My sister is going to have a baby next month.