Frans: de vorm van de subjonctif
De aanvoegende wijs, in het Frans de subjonctif genaamd, zorgt voor Nederlanders vaak voor grote problemen. In tegenstelling tot het Nederlands wordt deze wijs in het Frans frequent gebruikt. Eigenlijk gebruiken wij de aanvoegende wijs alleen maar in uitdrukkingen zoals 'leve de koning' en 'koste wat het kost'. Hier wordt uiteengezet welke varianten en vormen de subjonctif heeft.
In totaal bestaat de subjonctif uit vier varianten: le subjonctif présent, le subjonctif imparfait, le subjonctif passé en le subjonctif plus-que-parfait. De vormen van elk van deze varianten worden hier besproken. Wanneer de subjonctif gebruikt moet worden kan gelezen worden in het artikel
frans: het gebruik van de subjonctif
Le subjonctif présent
Le subjonctif présent is de onvoltooid tegenwoordige tijd van de aanvoegende wijs. Deze subjonctif wordt gevormd door de uitgangen -e, -es, -e, -ions, -iez en -ent toe te voegen achter de stam van het werkwoord. Het is hierbij belangrijk te onthouden dat de stam verkregen wordt door bij de derde persoon meervoud van de présent de l’indicatif (ils-vorm bij de tegenwoordige tijd) 'ent' weg te laten.
aimer (houden van) | choisir (kiezen) | vendre (verkopen) |
nous aimons | nous choisissons | nous vendons |
que j'aime | que je choisisse | que je vende |
que tu aimes | que tu choisisses | que tu vendes |
qu'il aime | qu'il choisisse | qu'il vende |
que nous aimions | que nous choisissions | que nous vendions |
que vous aimiez | que vous choisissiez | que vous vendiez |
qu'ils aiment | qu'ils choisissent | qu'ils vendent |
Van de vier varianten van de subjonctif wordt de subjonctif présent met afstand het vaakst gebruikt. Dit geldt zowel voor geschreven als voor gesproken taal.
Le subjonctif imparfait
Le subjonctif imparfait is de onvoltooid verleden tijd van de aanvoegende wijs. De vorm van deze subjonctif is afhankelijk van de il-vorm van de passé simple. De subjonctif imparfait heeft de volgende uitgangen: -asse, -asses, -ât, -assions, -assiez en -assent. De uitgang hoeft echter niet per se te beginnen met de letter 'a', want het kan ook beginnen met een 'i' of 'u' wat dus nogmaals afhankelijk is van de il-vorm van de passé simple:
aimer (houden van) | choisir (kiezen) | courir (rennen) |
il aima | il choisit | il courut |
que j'aimasse | que je choisisse | que je courusse |
que tu aimasses | que tu choisisses | que tu courusses |
qu'il aimât | qu'il choisît | qu'il courût |
que nous aimassions | que nous choisissions | que nous courussions |
que vous aimassiez | que vous choisissiez | que vous courussiez |
qu'ils aimassent | qu'ils choisissent | qu'ils courussent |
De subjonctif imparfait komt in het dagelijkse taalgebruik niet meer voor. Alleen in literaire werken worden ze nog wel eens gebruikt.
Le subjonctif passé
Le subjonctif passé is de voltooid tegenwoordige tijd van de aanvoegende wijs. Het bestaat uit een hulpwerkwoord dat in de subjonctif présent staat en een werkwoord in de voltooide tijd. Het Frans kent twee hulpwerkwoorden,
être en
avoir, die beiden onregelmatige vormen hebben in de subjonctif présent:
être (zijn) | avoir (hebben) |
que je sois | que j'aie |
que tu sois | que tu aies |
qu'il soit | qu'il ait |
que nous soyons | que nous ayons |
que vous soyez | que vous ayez |
qu'ils soient | qu'ils aient |
Met deze hulpwerkwoorden kan vervolgens de subjonctif passé worden gevormd:
aimer (houden van) | sortir (uitgaan) |
que j'aie aimé | que je sois sorti |
que tu aies aimé | que tu sois sorti |
qu'il ait aimé | qu'il soit sorti |
que nous ayons aimé | que nous soyons sortis |
que vous ayez aimé | que vous soyez sortis |
qu'ils aient aimé | qu'ils soient sortis |
Net als de subjonctif présent wordt ook de subjonctif passé vaak gebruikt in gesproken- en geschreven taal.
Subjonctif plus-que-parfait
Le subjonctif plus-que-parfait is de voltooid verleden tijd van de aanvoegende wijs. Uiteraard bestaat ook deze subjonctif uit twee onderdelen:
- Een vorm van het hulpwerkwoord être of avoir in de subjonctif imparfait
- Een werkwoord in de voltooide tijd
De vormen van
être en
avoir in de subjonctif imparfait zijn als volgt:
être (zijn) | avoir (hebben) |
que je fusse | que j'eusse |
que tu fusses | que tu eusses |
qu'il fût | qu'il eût |
que nous fussions | que nous eussions |
que vous fussiez | que vous eussiez |
qu'ils fussent | qu'ils eussent |
Met deze vormen kan vervolgens de subjonctif plus-que-parfait gevormd worden:
aimer (houden van) | entrer (naar binnen gaan) |
que j'eusse aimé | que je fusse entré |
que tu eusses aimé | que tu fusses entré |
qu'il eût aimé | qu'il fût entré |
que nous eussions aimé | que nous fussions entrés |
que vous eussiez aimé | que vous fussiez entrés |
qu'ils eussent aimé | qu'ils fussent entrés |
De subjonctif plus-que-parfait wordt alleen nog maar gebruikt in zeer formele geschreven taal. In gesproken wordt het niet gebruikt.
Uitzonderingen
Natuurlijk zijn er ook werkwoorden die op een andere manier vervoegd moeten worden, zoals de al besproken hulpwerkwoorden. Deze uitzonderingen hebben wel dezelfde uitgangen, alleen verandert er meestal één of meerdere klinkers.
Dit zijn de belangrijkste uitzonderingen:
aller (gaan) | faire (maken) | pouvoir (kunnen) | savoir (weten) | valoir ( waard zijn) | vouloir (willen) | falloir (moeten) | pleuvoir (regenen) |
que j'aille | que je fasse | que je puisse | que je sache | que je vaille | que je veuille | il faut | qu'il pleuve |
De vervoegingen van deze werkwoorden zijn wel regelmatig en kunnen daardoor dus opgezocht worden in de tabellen uit dit artikel.
Lees verder