Spaans: Imperativo/Imperatief
Veel mensen voelen zich aangetrokken tot het mooie Spanje. Het zij voor het weer en de mooie landschappen die te vinden zijn in het land, het zij vanwege de taal en de cultuur waarmee alles en iedereen doordrongen is. Zelf ben ik voor de taal gevallen en heb daarom besloten me de taal zo goed mogelijk machtig te maken door eerst een tijd door te brengen in het Spaanse Valencia en daarna cursussen te blijven volgen in Nederland. En waarom zou ik mijn pas vergaarde kennis niet delen?
In dit artikel zal ik de Imperativo bespreken.
Imperativo
De naam Imperativo doet erg denken aan de Nederlandse benaming voor dit grammaticale onderdeel, namelijk de imperatief. De imperatief staat ook bekend onder de naam gebiedende wijs. De naam imperatief is afkomstig uit het Latijn. Het betekent bevelen. De gebiedende wijs wordt daarom gebruikt om een verzoek, bevel, wens of advies uit te drukken. Vandaar dat er ook vaak een uitroepteken achter een zin staat waarin een imperatief voor komt.
Het Spaanse werkwoord is onderverdeeld in vier categorieën. De modo indicativo is daar een van.
De Imperativo komt in twee typen voor: bevestigend
( affirmativo) en ontkennend
( negativo) . Het verschil tussen deze twee vormen is niet zo complex. De eerste ( affirmativo) is eeen vorm die alleen maar uit een Imperativo bestaat, terwijl de tweede ( negativo) ook een ontkennend woord inhoud. Kort door de bocht is het het verschillen tussen: Eet! en, Eet niet! Afgezien daarvan heeft de Imperativo vormen in de 2e en 3e persoon enkelvoud en meervoud Welke je hiervan gebruikt hangt af van het publiek waartegen je praat, de 2e persoon is informeel terwijl de 3e persoon formeel gebruikt wordt.
In de voorbeelden hieronder wordt duidelijk hoe de Imperativo gevormd dient te worden. Er staan drie werkwoorden genoemd als voorbeeld, dit omdat het werkwoord in het Spaans in te delen is in drie groepen. De groep die eindigt op –AR, die op –ER en die op –IR. Duidelijk moet worden dat de –ER en –IR groep hetzelfde vervoegd worden.
Affirmativo
Persoon | tomAR | bebER | VivIR |
tú | tomA | bebE | vivE |
el/ella/usted | tomE | bebA | vivA |
vosotros | tomAD | bebED | vivID |
ellos/ellas/ustedes | tomEN | bebAN | vivAN |
Negativo
Persoon | tomAR | bebER | vivIR |
tú | no tomES | no bebAS | no vivAS |
el/ellas/usted | no tomE | no bebA | no vivA |
vosotros | no tomÉIS | no bebÁIS | no vivÁIS |
ellos/ellas/ustedes | no tomEN | no bebAN | no vivAN |