Taalkundige begrippen
Taal we komen er dagelijks mee in aanraking, of je het nu wilt of niet. Zelfs nu je dit zit te lezen, kom je in aanraking met de taal. Taalkunde is de wetenschappelijke studie van natuurlijke talen. Hieronder beschrijf ik, beknopt, een aantal begrippen uit de taalkunde. Een aantal termen zullen echter eerder voorkomen bij Romaanse talen dan bij de Germaanse talen en vica versa.
Deze lijst is verre van compleet, maar ik heb geprobeerd een overzicht te maken van de meest voorkomende/gebruikte termen in een vak als taalkunde (inleiding). Dit is een vak dat wordt gegeven bij de verschillende
taal en cultuurstudies aan de universiteiten.
Taalkundige begrippen
Accent:
Regionale fonologische of fonetische verschillen worden accenten genoemd.
Allofoon:
Een klank variant, in de uitspraak, van hetzelfde foneem, die voor elkaar in de plaats gebruikt kunnen worden en niet tot betekenisverandering van het woord leidt. Voorbeeld:
'Maar' betekent hetzelfde als je het zou uitspreken met een korte
[a] of met een lange
aa [a:]. De klankvarianten moeten wel deel uitmaken van dezelfde groep fonemen, om elkaars allofoon genoemd te worden - /k/-/g/, /t/-/d/.
Allomorf:
Wanneer een morfeem meer dan één klankvorm heeft.
Ambiguiteit:
Dubbelzinnigheid is een dubbelzinnige taalconstructie. Ambiguïteiten kunnen zowel in grammaticale zin voorkomen (een zinsconstructie is dubbelzinnig) als in semantieke zin (een woord heeft meerdere betekenissen).
Anomalie:
Individuele woorden die wel betekenis hebben maar die niet gecombineerd kunnen worden zoals de syntactische structuur en gerelateerde semantische structuur vereisen.
Aspiratie:
Bij het articuleren van stemloze medeklinkers zijn de stembanden wijd geopend, terwijl ze bij het articuleren van stemhebbende medeklinkers geheel of gedeeltelijk gesloten zijn. Aspiratie van stemloze medeklinkers treedt op wanneer de stembanden enige tijd vóór of na het uitspreken van de medeklinker open blijven.
Assimilatie:
Het 'gedeeltelijk' gelijk worden van twee aan elkaar grenzende medeklinkers. De articulatieplaats van een medeklinker wordt gelijk aan de articulatieplaats van de medeklinker die er op volgt. Voorbeeld: "pollepel ? pot + lepel, waarbij de /t/ onder invloed van de /l/ is geassimileerd tot een /l/. Dit is een vorm van assimilatie die ook in de spelling tot uitdrukking is gekomen. Voebal ? voet + bal, waarbij de /t/ onder invloed van de /b/ is geassimileerd tot een /b/".
Complementaire distributie:
De ene klank komt voor waar de andere juist niet voorkomt en andersom.
Consonant(medeklinker):
Een consonant is een klank waarbij de lucht niet ongehinderd door de mond naar buiten kan, in tegenstelling tot de klinker. Bij de /p/ van aap verzamelt de lucht zich eerst voor de afgesloten lippen, en komt dan met een plofje naar buiten. Bij de /n/ van noot is de mondholte afgesloten en komt de lucht door de neus. Bij de /s/ van sap gaat de tong omhoog naar het verhemelte, waardoor de opening nauwer wordt en er een sisklank ontstaat.
Contradictie:
Een zin die altijd onwaar is, puur op basis van de betekenis van de woorden en niet op basis van hoe de wereld in elkaar zit.
Derivatie:
Een woord waar een affix (gebonden morfeem) aan wordt toegevoegd en je een nieuw woord krijgt. Voorbeeld: het woord
'struikrovers'. 'Struik' en 'roof' zijn vrije morfemen en 'er' en 's' zijn gebonden morfemen, suffixen.
Dissimilatie:
Het tegenovergestelde van 'assimilatie'. De klanken, binnen een woord, ondergaan zodanige veranderingen dat zij minder op elkaar lijken.
Entailment(gevolg):
Een bewering die stelt dat als P waar is, Q ook waar is. Voorbeeld:
Het regent en het waait. Het waait entailment (gevolgtrekking): B is een gevolgtrekking van A alleen als B waar is in alle situaties waarin A waar is.
Epenthesis:
"In de gesproken talen en citaten zijn epenthesises veel gebruikte inlassingen van een of meer extra klanken binnenin een woord of samenstelling". Dit om de uitspraak van woorden juist te vergemakkelijken. Voorbeeld: herfst wordt in de spreektaal vaak uitgesproken als her
refst.
Eufemisme:
Woorden en frases die de taboe-woorden vervangen om ze op die manier te vermijden.
Etymologie:
Herkomst van woorden bestudeert. De etymologie van een woord is de historische verklaring voor de manier waarop de vorm van het woord tot stand is gekomen.
Foneem:
Een foneem is een klank die een verschil in betekenis kan veroorzaken in woorden. (voorbeeld:
pril - bril - dril - tril).
Homoniem:
Als twee woorden toevallig dezelfde vorm hebben (woorden met verschillende betekenis, maar hetzelfde uitgesproken): mol (dier) – mol (muziek). Dezelfde uitspraak en spelling hebben en tot dezelfde woordsoort behoren, maar geheel verschillende betekenissen hebben.
Hypercorrectie:
Een verschijnsel in de taal waarbij de spreker een vermeende taalfout ten onrechte 'corrigeert'.
Idiolect:
Het taalgebruik van één individu aangeduid, iemands persoonlijke en persoonlijk-getinte taalgebruik, dat hem onderscheidt van andere gebruikers van dezelfde taal.
Isoglos:
Een klein, systematisch taalverschil tussen dialecten dat als een grens door een taalgebied loopt. Een grenslijn dat twee verschillende dialecten scheid van elkaar.
Lenitie:
Medeklinkerverzwakking. De harde medeklinker, ofwel de
plosieve klank, wordt zachter uitgesproken. De tong maakt weinig tot geen contact met het verhemelte (palatum). Een plosieve klank wordt een fricatieve klank.
Metafoor:
Een vorm van beeldspraak, waarbij twee of meer ongelijke betekenissen met elkaar worden verenigd in één nieuwe betekenis (
De muren hebben oren).
Metataal:
De taal die door taalkundigen wordt gebruikt om taal te kunnen beschrijven.
Metathese:
Het verplaatsen van klanken of lettergrepen binnen een bepaald woord.
Minimale paren:
Als twee verschillende woorden door slechts één klank - foneem - van elkaar onderscheiden worden. Voorbeeld:
baard - paard, pril - tril, etc.
Nasal/Oral(nasaal/oraal):
Nasale klanken is wanneer de luchtstroom door de neus en de mond gaan [m]. Bij orale klanken gaat de luchtstroom alleen door de mond en is het neusgedeelte (velum) afgesloten [ b].
Neutralisering:
Verschijnsel dat een foneem onder invloed van bepaalde fonologische contexten op een zodanige manier verandert dat het hetzelfde gaat klinken als een ander foneem in dezelfde taal. Hierdoor kan dubbelzinnigheid ontstaan. In feite betreft het hier het een vorm van allofonie die eventueel kan leiden tot homofonie, in plaats van tot het tegengestelde, het ontstaan van nieuwe klanken.
Nucleus:
Vokalen vormen de ‘kern’ van lettergrepen. Deel van de lettergreep met de grootste akoestische energie.
Palatalisatie:
Een klankverschuiving waarbij de articulatie van een medeklinker, meestal onder invloed van een naburige klank, verschuift in de richting van het harde verhemelte (palatum).
Performatief:
Een werkwoord waarmee je een handeling uitvoert, zoals waarschuwen, beloven, vragen, beweren, bevelen, bedreigen, etc. Performatieve werkwoorden worden gewoonlijk in de eerste persoon uitgesproken, hebben een min of meer gestandaardiseerd karakter en vooronderstellen dat diegenen die ze uitspreken daartoe een bepaalde institutionele bevoegdheid bezitten.
Polysemie:
Er is sprake van polysemie als een woord meerdere, verwante betekenissen heeft.
Pragmatiek:
Hoe een context invloed heeft op de betekenis. Pragmatiek bestudeert de relatie tussen taaluitdrukkingen en de specifieke situatie waarin deze uitspraak past.
Regionaal/Sociaal dialect:
Regionaal dialect is een dialect dat gesproken wordt in een bepaald geografisch gebied. Een
Sociaal dialect is een dialect dat gesproken wordt door leden van een groep omlijnd door socio-economische klasse, ras, plaats van herkomst of gender.
Register:
Je taalgebruik aanpassen aan de hand van de situatie/setting/context je je bevindt.
Stijgende tweeklank:
Woorden waarvan de
1e klinker zwak is en de
2e klinker sterk is, worden stijgende tweeklanken genoemd. Voorbeeld:
Diagram. De
zwakke klinkers zijn de:
U en
I.
Dalende tweeklank:
Woorden waarvan de
1e klinker sterk is en de
2e klinker zwak, worden dalende tweeklanken genoemd. Voorbeeld:
Keuzen. De
sterke klinkers zijn de:
A, E en
O.
Hiaat:
Woorden met twee sterke klinkers naast elkaar. Hiaat,
gesloten klinkers:
aé, ae, ao en
oe. Hiaat,
beklemtoonde gesloten klinkers:
ía, úa en
aú.
Semantisch kenmerk:
Conceptuele element waarbij een persoon de betekenis van een woord of zin begrijpt. Wordt gebruikt in de structurele semantiek en met name de componentenanalyse voor de kleinste betekenisdragende eenheden van een vrij of gebonden morfeem.
Semantische kopie:
Ook wel een
leenvertaling genoemd, is een woord dat onder invloed van een andere taal is ontstaan omdat er in de huidige taal (de lenende taal) nog geen woord, voor het bepaalde begrip, was en dat wel in de andere taal aanwezig was.
Leenwoord: Hierbij wordt het woord, uit een andere taal, letterlijk overgenomen. (Voorbeeld:
computer);
Leenbetekenis: Hierbij is er sprake van een bestaand woord, dat er een betekenis bij kreeg, uit een vreemde taal waar die al gebruikt werd. Vvoorbeeld: "hemel, dat in het Nederlands "zwerk", "uitspansel" betekende, maar er bij de kerstening een geleende betekenis "hiernamaals, Godsverblijf" bij kreeg";
Leenvertaling: "elementen uit de uitlenende taal worden letterlijk vertaald naar het Nederlands. Waarbij het gaat om afleidingen en samenstellingen". Voorbeeld: drie-hoek uit tri-angulum(LT) .
Synaloefe:
De onmiddellijke op elkaar volgende
klinkers van twee lettergrepen, in op elkaar volgende woorden, nemen één metrische positie in.
Synaeresis:
Uitspraak van twee sterke klinkers als een tweeklank. Echter moet er wel een hiaat in het woord aanwezig zijn. Bij woorden waar synaeresis kan optreden wordt de minder open klinker nog meer gesloten zodat een tweeklank ontstaat.
Vowel(vocaal, klinker):
Klinkers of vocalen zijn klanken waarbij de lucht ongehinderd door de mond naar buiten komt, dus zonder op de voorgrond tredende ruis-, knal- of plopgeluiden. De letters a, e, i, o, u en de digraaf ij worden eveneens klinkers genoemd, maar de klank van die letters hangt af van de letters die eromheen staan.
Voicing(stem, stemhebbendheid):
Stemloze en stemhebbende medeklinkers. Stemhebbend wil zeggen dat de luchtstroom zich door de stembanden perst en zodoende gaan trillen. [ b], [d], [v], [z] zijn o.a. stemhebbende medeklinkers.
Plaats gerust een reactie hieronder, voor op of aanmerkingen.