Engels Grammatica: Direct and Indirect objects
In de Engelse grammatica worden de objects verdeeld in de direct objects (lijdend voorwerp) en de indirect objects (meewerkend voorwerp). In het Nederlands geeft een lijdend voorwerp aan wat of wie een handeling direct aangaat. Een meewerkend voorwerp geeft wie of wat 'ontvangt'. De woorden 'aan' en 'voor' kunnen altijd voor het meewerkend voorwerp worden geplaatst.
Direct and Indirect Objects
Makkelijker uitgelegd wil het zeggen dat objecten in een zin personen of voorwerpen kunnen zijn. Een direct object is een voorwerp of persoon waar het allemaal om draait. Bij een zin waarin iets gegeven wordt, is dit gegeven voorwerp het directe object. Daarentegen een indirect object is de persoon of voorwerp waar het directe object aan gegeven wordt.
Bijvoorbeeld een zin in het Nederlands:
Ik geef mijn moeder een cadeau.
- In deze zin is 'een cadeau' het directe object, omdat dit voorwerp gegeven wordt.
- 'Mijn moeder' is het indirecte object, omdat zij degene is die het directe object ontvangt.
Zo is het ook in het Engels:
- He's sending me a postcard.
'A postcard' is het directe object (
Direct Object), omdat dit het voorwerp is wat wordt verstuurd.
'Me' is het indirecte object (
Indirect object), omdat 'me' degene is die de postcard ontvangt. Naast deze regels moet er in het Engels ook op de woorden 'to' en 'for' in een zin worden gelet. De persoon of het voorwerp dat achter 'to' of 'for' komt is sowieso het indirecte object.
Henriette gave some peanuts to the kids.
- 'The kids' zijn het indirecte object, want zij zijn tenslotte degene die de pinda's krijgen. 'Some peanuts' is het voorwerp wat gegeven wordt, dus is dat het directe object.
Het gebruik van 'TO' of 'FOR'
Er kan enige twijfel zijn over wanneer welk woord gebruikt dient te woorden. Ook daar zijn regels voor. Ten eerste:
'we give something to someone, and we buy something for someone'.
Als we over het algemeen iets aan iemand geven gebruiken we 'to'.
En als we iets voor iemand kopen, gebruiken we 'for'.
- I am buying a present for you.
Ook hangen deze woorden af van de werkwoorden die ervoor komen. Zo gebruiken we
'to' na de volgende werkwoorden:
give, hand, feed, owe, offer, pay, pass, read, sell, write, throw, teach, take, show, send
- I paid the price to the cashier.
- I showed my new room to my sister.
En gebruiken we
'for' na de volgende werkwoorden:
bring, build, book, choose, cook, fetch, get, find, leave, make, pick, reserve, save, order
- They found a spare seat for me.
- They are making some space for the show.
Twee manieren na 'give'
'give' is een werkwoord waarbij de keuze vrij ligt op het gebruik van 'to' of niet. Zo hebben de volgende zinnen dezelfde betekenis, maar wel een andere opbouw.
- Harry loves Jane. He gives her some flowers.
- Harry bought some flowers. He gives them to Jane.
Omdat in zin 1 Jane eerder is genoemd, hoeft het woord 'to' niet gebruikt te worden. Daarvoor in de plaats komt 'her', die weer terugverwijst naar Jane. In zin 2 was 'some flowers' eerder genoemd, en niet Jane, dus moet 'to' gebruikt worden. Hier kan 'to' niet vervangen worden door 'her', want 'her' zou verwijzen naar Jane, en die was niet eerder in de zin genoemd.
Lees verder