Nederlandse grammatica, interpunctie
Wanneer plaats je een komma? En een dubbele punt? Maak je gebruik van een komma, punt of toch van de puntkomma? Vragen waar vele van ons regelmatig tegenaan lopen. Dit onderdeel van de Nederlandse grammatica is interpunctie.
Komma
Een komma wordt geplaatst in een aantal verschillende gevallen:
- tussen twee werkwoorden die tot verschillende zinnen behoren;
- tussen verschillende bijvoeglijke naamwoorden;
- voor een uitbreidende bijvoeglijke bijzin;
- voor onderschikkende voegwoorden;
- voor en na een bijstelling;
- in opsommingen,
- na een uitroep en na een aangesproken persoon.
Voorbeelden
- Een komma tussen twee werkwoorden: Als u het formulier volledig heeft ingevuld, dient u het formulier te ondertekenen.
- Een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden: Wij gaan de oude, rode auto naar de sloop brengen.
- Voor een uitbreidende bijvoeglijke bijzin: Engeland, dat bij veel toeristen in trek is, heeft meestal veel regenachtige dagen.
- Voor onderschikkende voegwoorden: Zij gaan volgende maand niet mee naar Antwerpen, omdat zij geen tijd hebben.
- Voor en na een bijstelling: Onze bestuurder, mevrouw van der Vliet, deed een verrassend aanbod.
- In opsommingen: Op mijn lijstje staat brood, frisdrank, beleg en boter.
- Na een uitroep en na een aangesproken persoon: Help, ik val bijna! en Jolanda, blijf je vanavond ook slapen?
Dubbele punt
Een dubbele punt wordt geplaatst in de hierna volgende gevallen:
- bij opsommingen;
- bij het gebruik van de directe rede.
Voorbeelden
- Wij gaan langs verschillende steden: Amsterdam, Praag en Berlijn.
- De gastvrouw zei: "Ik wens u een geweldige dag."
Vraagteken
Vragende zinnen worden niet afgesloten met een punt, maar met een vraagteken.
Voorbeeld
Waarom ben jij niet op komen dagen?
Uitroepteken
Wil je een zin of woordgroep extra nadruk geven dan sluit je deze af met een uitroepteken.
Voorbeeld
Wat is het hier schoon!
Puntkomma
In de volgende gevallen plaats je een puntkomma:
- tussen twee zinnen die zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat een punt iets te veel scheiding zou aangeven;
- Bij opsommingen die voorafgegaan worden door een aankondigende zin met een dubbele punt.
Voorbeelden
- Tussen de twee nauw met elkaar verbonden zinnen: Wij hebben de jongens niet uitgenodigd; die zouden het toch niet leuk vinden.
- Bij opsommingen voorafgegaan door een aankondigende zin met dubbele punt: We zien verschillende nadelen:
- a. de jongens zullen minder hard hun best doen;
- b. het werk zal niet op tijd af zijn;
- c. er ontstaat een achterstand.
Aanhalingstekens
Aanhalingstekens worden in de volgende gevallen gebruikt.
- bij de directe rede;
- bij een citaat;
- bij woorden in zelfnoemfunctie;
- om een woord een bepaalde betekenis mee te geven;
- om ironie of cynisme uit te drukken;
- bij het vermelden van een naam.
Voorbeelden
- Bij de directe rede: Janine vroeg: "Is er nog koffie?"
- Bij een citaat: Met de woorden "Volgende keer beter!" eindigde hij zijn toespraak.
- Bij woorden in zelfnoemfunctie: Heeft het woord 'bank' meerdere betekenissen?
- Om een woord een bepaalde betekenis mee te geven: Wij kunnen uw 'materiaal' helaas niet digitaal verwerken.
- Om ironie of cynisme uit te drukken: Die 'geweldige' dame heeft mij absoluut niet geholpen.
- Bij het vermelden van een naam: Het kunstwerk 'De Maan' heb ik nog niet in het echt kunnen zien.