Ezelsbruggetjes Duits
Het Duits is natuurlijk een taal die erg lijkt op het Nederlands, maar de regels moeten toch onthouden worden. Zeker de naamvallen achter de voorzetsels zijn moeilijk te onthouden. Bekijk daarom deze ezelsbruggetjes in het Nederlands over de Duitse taal. Ezelsbruggetjes maken het leren van de Duitse taal een stuk gemakkelijker. Maar ja, nu moet je de ezelsbruggetjes onthouden!
De voorzetsels waarachter de 4e naamval komt, zijn niet meer moeilijk te onthouden met dit woord: GOUDBEF
- G egen
- O hne
- U m
- D urch
- B is
- E ntlang
- F ür
Ook de 3e naamval heeft een zinnetje: GANZ Von BAMS
- G egenüber
- A ußer
- N ach
- Z u
- V on
- B ei
- A us
- M it
- S eit
De keuzevoorzetsels heeft ook een woord: HAANZUIVÜ (lijkt op haanzuivel):
- H inter
- A n
- A uf (let op: bij 7/2 regel: 4e naamval i.p.v. 3e zoals bij de andere)
- N eben
- Z wischen
- U nter
- I n
- V or
- Ü ber (let op: bij 7/2 regel: 4e naamval i.p.v. 3e zoals bij de andere)
De 2e naamval blijft dan niet achter: WIETWAAS
- W egen
- I nnerhalb
- E inschließlich
- T rotz
- W ährend
- A ußerhalb
- A nhand
- S tatt
Een auto rijdt niet op 3 wielen!
Je gebruikt bij de keuzevoorzetsels de 3e naamval als iets zich ergens bevindt (een auto staat stil met 3 wielen), maar de 4e naamval als iets zich beweegt op een doel af (een auto rijdt met 4 wielen). Er zijn uitzonderingen (ja, het blijft Duits).
Deze Week Maakt Sanne Alle Jongens Jaloers
De eerste letters zijn ook de eerste letters van de volgende woorden: Dieser, Welcher, Mancher, Solcher, Aller, Jeder, Jener. Deze woorden worden zoals der, die, das vervoegd.
Werkwoord vervoegen:
FeESTTENTEN
De hoofdletters zijn de uitgangen van de zwakke werkwoorden per persoon. Zie tabel (de uitgangan vormen feesttenten).
Persoon | Stam | Uitgang |
Ich | wohn- | E |
Du | wohn- | ST |
Er/sie/es | wohn- | T |
Wir | wohn- | EN |
Ihr | wohn- | T |
Sie/sie | wohn- | EN |
Mannen doen moeilijk
Alleen het mannelijke lidwoord verandert bij de 4e naamval t.o.v. de eerste naamval. Der wordt den. Die, das, die blijven in de 4e naamval gelijk, dus de mannen doen moeilijk (maar of dat ook in het echte leven is?!).
De uitgang van het lidwoord onthoud je met deze woorden:
rese, srsr, mrmn, nese
Stam is de- (soms di- of da-). Zie deze tabel:
Naamval | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig | Meervoud | |
1e | de- R | di- E | da- S | di- E | RESE |
2e | de- S | de- R | de- S | de- R | SRSR |
3e | de- M | de- R | de- M | de- N | MRMN |
4e | de- N | di- E | da- S | di- E | NESE |
HOE WIEs, WIEs WERd
Hoe = wie in het Duits, maar wie = wer.
AUTO
Alleen de klinkers kunnen een umlaut krijgen. ä äu ü ö. (Let op: nooit aü)
Fast = bijna (Duits) en fast = snel (Engels)
Als je snel bent, ben je er bijna.