De onzin van snellezen
Tik ´snellezen´ in op Google en je scherm wordt gevuld met talloze websites die allemaal hetzelfde beweren: met hun methode lees je elk boek in een mum van tijd uit. De realiteit is echter dat effectief snellezen bijna volstrekt onmogelijk is. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat je bij snellezen te veel informatie verliest om er echt iets aan te hebben.
De gemiddelde student kan per minuut twee- tot driehonderd woorden lezen. Claims van snellezers variëren van zevenhonderd tot vijfentwintigduizend woorden per minuut. Welke techniek zit er achter dit snellezen? En welke argumenten stelt wetenschappelijk onderzoek daar tegenover?
De gedachte van snellezen
De techniek van snellezen is voor een groot deel gebaseerd op het verminderen of zelfs helemaal uitschakelen van subvocaliseren. Dit houdt in dat je de woorden die je leest niet meer in jezelf nazegt. Door de woorden op de pagina ook met een pen of vinger te volgen maak je optimaler gebruik van je oogspieren en vergroot je de snelheid van informatieopname in je hersenen. Cruciaal punt bij snellezen is het tekstbegrip. Bij normale lezers ligt dit rond de negentig procent. De gedachte van de snelleestechniek is dat je je snelheid kunt verhogen zonder daarbij aan tekstbegrip in te leveren. Hierdoor wordt het gezien als een geschikte methode om in hoger tempo te studeren, met dezelfde resultaten.
Onderzoek naar snellezen
Nadat in de jaren '70 claims van snellezers opkwamen is vanaf 1980 veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het fenomeen. Het bekendste onderzoek komt van de Amerikaan Ronald P. Carver. Hij heeft een model ontwikkeld waarmee aan de hand van iemands leessnelheid vrij exact te voorspellen is hoe hoog het tekstbegrip zal zijn. Dit model is getest onder ruim honderd Amerikaanse studenten met leessnelheden van zestig tot duizend woorden per minuut. Het tekstbegrip bij duizend woorden per minuut was nagenoeg nul.
In een later onderzoek heeft Carver vier groepen absolute toplezers tegen elkaar laten strijden om leessnelheid en tekstbegrip. Eén van deze groepen bestond uit snelleeskampioenen, die dus lang en uitgebreid aan hun snelleescapaciteiten hadden gewerkt en er zelfs hun sport van hadden gemaakt. Geen van de participanten in zijn onderzoek presteerde het om meer dan zeshonderd woorden per minuut te lezen met een tekstbegrip van boven de 75 procent. Onderzoek van Carver onder 'gewone' snellezers kwam zelfs uit op een tekstbegrip van minder dan vijftig procent. Een tekstbegrip van onder de vijftig procent wordt over het algemeen als onvoldoende beschouwd voor het lezen van studieliteratuur.
Ook onder andere Robert Todd Carroll en leesexpert Keith Rayner hebben aangetoond dat leessnelheden van boven de drie- tot vierhonderd woorden per minuut een sterke vermindering van het tekstbegrip.
De onzin van snellezen
Het drastisch verhogen van de leessnelheid zonder daarbij te veel in te leveren op tekstbegrip is dus onmogelijk, een enkel exceptioneel persoon uitgezonderd. Maar waar ligt dit aan? De meest simpele verklaring komt van Carroll, die aangeeft dat het biologisch niet mogelijk is om leessnelheden van meer dan driehonderd woorden per minuut te behalen. Lezers die beweren een hoger tempo te halen slaan dus woorden over. Metingen van de oogbewegingen van snellezers door Rayner tonen aan dat dit inderdaad het geval is. Bij sommige specifieke literatuur kan dit 'skimmen' van de tekst zonder problemen gedaan worden. Wetenschappelijke literatuur heeft echter vaak een hogere informatiedichtheid waardoor skimmen automatisch leidt tot het overslaan van belangrijke informatie. Dit verklaart dat snellezers na het lezen van een tekst minder goed in staat zijn belangrijke vragen over deze tekst te beantwoorden.
Een andere reden dat snellezers minder goed scoren is de poging om subvocaliseren uit te schakelen. Onderzoek van zowel Rayner en Alexander Pollatsek als Carver toont aan dat het van binnen nazeggen van woorden een cruciale rol speelt bij het registreren en onthouden van de tekst. Door de neiging tot subvocaliseren te onderdrukken blijft er dus minder hangen bij de lezer.
Onderzoek van de NASA toont daarnaast aan dat geen enkele lezer erin slaagt om het subvocaliseren in zijn geheel achterwege te laten. Met sensoren die de kleinste spierbewegingen in de mond en tong registreren is vastgesteld dat, ook bij lezers waarbij het subvocaliseren niet met het blote oog waarneembaar is, er kleine bewegingen plaatsvinden om het uitspreken van de woorden te simuleren.
Beroemde snellezers
De beroemdste snellezer is Kim Peek, van wie gezegd wordt dat hij tienduizend woorden per minuut kon lezen. De voornaamste reden dat hij hiertoe in staat was, was echter een misvorming in zijn hersenen. De verbinding tussen zijn linker en rechter hersenhelft ontbrak, waardoor hij in staat was met zijn linkeroog een andere pagina te lezen dan met zijn rechter.
Van oud Amerikaanse president John F. Kennedy wordt beweerd dat hij 1200 woorden per minuut kon lezen. Nader onderzoek heeft echter aangetoond dat hij zijn snelleescursus nooit heeft afgerond en er daarom helemaal geen vastgestelde leessnelheid van Kennedy is. Carver schat in dat zijn leessnelheid rond de vijf- á zeshonderd woorden per minuut lag. Over zijn tekstbegrip is niets bekend.
Deelnemers aan snelleeskampioenschappen lezen meestal tussen de duizend en tweeduizend woorden per minuut, maar zitten qua tekstbegrip rond de vijftig procent.
Lees verder