Het verloop van het urinewegstelsel en aandoeningen hieraan
Dit artikel zal gaan over de achtergrondinformatie van het urinewegstelsel tevens zit er ook een gedeelte anatomie in verwerkt over het urinewegstelsel.
Dit artikel is met name bedoeld voor personen die dit werk en deze handeling uitoefenen of voor mensen die meer informatie zoeken voor hun studie over dit onderwerp.
Het verloop en achtergrondinformatie over het urinewegstelsel
Het urinewegstelsel bestaat uit twee nieren met beide een nierbekken, de urineleiders, de blaas en de plasbuis. In het nierbekken wordt de urine opgevangen. Vanaf allebei de nierbekken loopt een urineleider. De urineleiders lopen naar de blaas waar ze onder een schuine hoek een uitmonding in de blaas hebben. Door die schuine hoek wordt de urineleidermonding door vulling van de blaas dichtgeknepen met behulp van een spier. Die spier zorgt er voor dat er geen urine uit de blaas terug kan komen naar de nier.
Het transport van de urine van de nier richting de blaas vindt plaats door peristaltiek in de urineleiders. De urine wordt door dit klepmechanisme richting de blaas geknepen. De plaats waar de urineleiders uitmonden noemen ze de blaasbodem. Hier zijn spieren die het terugstromen tegengaan, maar ook blaasvulling registreren en het plassen (mictie) op gang brengen. In de blaasbodem gaat de blaaswand via de blaashals over in de plasbuis, waarlangs de urine afgevoerd wordt naar buiten. Een spiermechanisme zorgt ervoor dat de mictie willekeurig plaats kan vinden.
Bij mannen is de plasbuis ongeveer 20 tot 25 cm lang en maakt een s-vormige bocht. De sluitspieren van de blaas van de man worden omringd door de prostaat. Bij een vergrote prostaat kan de plasbuis vernauwd zijn.
Bij de vrouw is de plasbuis een stuk korter dan bij de man, slechts 3 tot 5 cm lang en loopt recht naar beneden. Bij de vrouw is het risico dan ook groter dat bacteriën, die van nature in de endeldarm leven, in de plasbuis terecht komen.
Functie van de nieren
De nieren hebben een aantal functies die ze uitvoeren:
- het reguleren van de water- en elektrolytenhuishouding
- het zuiveren van het bloed van:
- overtollige stofwisselingsproducten, zoals ureum, galkleurstoffen, kreatinine en urinezuur
- medicamenten of de afbraakproducten hiervan en andere lichaamsvreemde stoffen
- hormonen of afbraakproducten hiervan
- allerlei stoffen, zoals calcium, zouten, vitaminen, enzymen enzovoort
- handhaving van het zuurbase-evenwicht in het lichaam
- regulering van de bloeddruk
- productie van erytropoëtine, het hormoon dat de vorming van rode bloedlichaampjes bevordert.
Functie van de blaas
De urine, die door de nieren wordt geproduceerd, wordt via de urineleiders naar de blaas getransporteerd om daar tijdelijk te worden opgeslagen totdat de blaas na zich te hebben gevuld geleegd wordt. De functie van de blaas is:
- reservoir
- uitdrijven van de opgeslagen urine
Aandoeningen aan het urinewegstelsel
Aandoeningen aan het urinewegstelsel zijn te verdelen in een aantal categorieën:
- Ziekten met betrekking tot de bloedaanvoer van de nier; de zuiverende functie werkt onvoldoende omdat de aanvoer van verontreinigd bloed stagneert, bijvoorbeeld door kalkafzetting in de aderen.
- Ziekten aan het nierweefsel zelf door verschillende oorzaken zoals; herhaalde infecties, gebruik van bepaalde medicijnen, door toxische reacties of de reinigende werking verslechtert of waardevolle stoffen gaan verloren.
- Ziekten met betrekking tot de afvoer van de urine; de vele kleine buisjes in het nierweefsel kunnen verstopt raken, maar meestal zit de verstopping in het nierbekken of in de urineleider, bijvoorbeeld een niersteen. Deze verhindert de zuiverende werking van de nier. De andere nier moet de functie overnemen.
- Kanker aan de nier; verschillende typen komen voor.
- Anatomische afwijkingen; deze zijn veelal aangeboren. Voorbeelden zijn: verdubbeling van de urineleider, beide nieren liggen aan één kant van het lichaam of een nier is in twee delen gesplitst. Deze afwijkingen hoeven geen klachten te geven, behalve wanneer door de afwijking afvoerproblemen ontstaan.
- Afvoerbelemmeringen zijn vernauwing van de urineleider; hierbij stroomt de urine uit de urineleider terug naar de nier, wat de nier kan beschadigen.
- Blaaskanker.
- Blaasontsteking; een ontsteking van de blaas behoort tot de meest voorkomende infecties bij de mens. Bacteriën komen gemakkelijk via de plasbuis in de blaas, vooral bij de vrouw (die een kortere plasbuis heeft). Als een man blaasontsteking krijgt, is er vaak meer aan de hand, bijvoorbeeld blaasstenen of prostaatvergroting.
- Blaasstenen; zijn vaak nierstenen die via de urineleider in de blaas terecht gekomen zijn.
- Urineverlies; bij een zeer gevoelige blaas met erg vaak plassen of niet kunnen ophouden van de urine.
- Urineverlies; door slappe sluitspier.
- Vergrote prostaat; waardoor er een vernauwing van de plasbuis optreedt.
Definities en begrippen
De volgende definities en begrippen worden gebruikt:
- Blaasresidu: De hoeveelheid urine die in de blaas achterblijft na mictie.
- Blaasretentie: Het vermogen om de blaas op natuurlijke wijze te ledigen.
- Blaaskatheter of katheter: Flexibele buis die ingebracht wordt in de blaas om urine af te laten vloeien en/of om stoffen in de urinewegen te brengen.
- Blaasspoelen: Het reinigen van de blaas met een ruime hoeveelheid veelal zure spoelvloeistof bijvoorbeeld om encrustratie te voorkomen.
- Encrustratie: Het tot een korst neerslaan van sediment ook wel verkalking of korstvorming genoemd.
- Katheteriseren: Een katheter inbrengen bij iemand.
- Katheterspoelen: Het frequent reinigen en dus onderhouden van de katheter met een kleine hoeveelheid veelal zure vloeistof om bijvoorbeeld encrustratie te voorkomen.
- Mictie: Spontane afvoer van urine.