Gedicht analyse van het gedicht 'thuiskomen'
Het gedicht thuiskomen is geschreven door Mischa de Vreede. In het gedicht komen verschillende vormaspecten en een achterliggende gedachte naar voren.Thuiskomen
zullen ze wat zeggenen wat zullen ze zeggen
als ik de deur door kom
wat zie je er uit
je bent ver weg geweest
of zullen ze niets zeggen
en alleen maar kijken
of niets zeggen zelfs niet kijken
maar doorgaan met doen
net of er niets gebeurd is
hier ben ik dan
hun vriendelijke vreemdeling
ik spreek de taal der mensen
hoe is het weer
het is weer ja
het is weer nee
het is weer mooi weer
buiten
Inhoud
Dit gedicht gaat over een tiener die tot veel te laat is wezen stappen. Of misschien is weggelopen na een ruzie. Wat er precies is gebeurd wordt niet duidelijk, maar dat er iets is gebeurd blijkt uit de zin net of er niets gebeurd is. Ik denk dat er iets is gebeurd dat erger was dan te laat thuis komen na het uitgaan omdat de ik-persoon zich erg afvraagt hoe de reactie van de ouders zal zijn.Ze is bang dat haar ouders haar zullen negeren op het moment dat ze binnenkomt (doorgaan met doen net alsof er niets gebeurd is). Omdat ze hier bang voor is kan je hiervan afleiden dat ze juist wil dat haar ouders er iets van zeggen. Het is een moeilijke situatie voor hen allebei. Er wordt niet gesproken over het probleem van de vreemdeling. Ze begrijpen elkaar namelijk niet, daarom zeggen de ouders niets. Dit kan je afleiden van vreemdeling hieruit blijkt namelijk dat haar ouders niet weten wat er in haar hoofd om gaat. Dat ze ook geen moeite doen om hier achter te komen kan je afleiden uit ik spreek de taal der mensen de taal die ze met haar ouders spreekt, oppervlakkig, over het weer.
Hun vriendelijke vreemdeling verwijst dus naar dat de ouders haar niet echt kennen, het vriendelijke verwijst naar het feit dat ze toch altijd maar gewoon doorgaat zoals altijd, praat over koetjes en kalfjes. Ze gaat niet tegen haar ouders in en doet ook alsof het allemaal geen probleem is, ook al zou ze er eigenlijk graag over praten, dat gebeurt niet, ze is ten slotte een vreemdeling.
Met de laatste regels het is weer mooi weer/ buiten roept ze volgens mij een tegenstelling op: binnen en buiten. Het is buiten mooi weer. Binnen is het dus geen mooi weer, geen goede sfeer.