Een toneelstuk maken: het script
De meeste toneelstukken worden gespeeld aan de hand van een toneeltekst of script. Je kunt heel eenvoudig een bestaande toneeltekst gebruiken, maar het is nog veel leuker als je zelf een script gaat bedenken. In dit artikel lees je hoe je inspiratie op kunt doen voor een korte toneeltekst, hoe een toneeltekst tot stand kan komen en hoe toneelteksten eruit zien.
Improvisaties
Een toneeltekst verzinnen, leuk! Maar lang niet altijd gemakkelijk. Waarmee ga je beginnen? Een leuke manier om een toneelstuk te verzinnen is
door middel van improvisaties. Kies een eenvoudig onderwerp dat je leuk vindt en begin daarmee te improviseren. Je kunt ook uitgaan van bepaalde personages die iets leuks, engs of grappigs meemaken. Ga samen met de andere spelers gewoon zomaar wat improviseren. Probeer de improvisaties kort te houden. Schrijf steeds na de improvisaties de dingen op die je in het toneelstuk wilt houden. Dat kan een gebeurtenis zijn of misschien alleen het karakter van een bepaald personage. Maak de improvisaties steeds duidelijker en ga ook rekwisieten gebruiken. Ga door totdat er een duidelijke verhaallijn ontstaat. Werk dit verhaal en de bijbehorende personages vervolgens op papier uit.
Verhaallijn
Schrijf de verhaallijn van begin tot einde uit. Probeer het verhaal in duidelijke hoofdstukjes te scheiden, of zoals ze in het theater zeggen; in scènes. Op die manier kun je straks alles per scène gaan repeteren en vervolgens de scènes aan elkaar plakken.
Personages
Maak van elk personage een uitgebreide omschrijving, ook al zal je misschien niet alle informatie in het toneelstuk gebruiken. Denk daarbij aan hoe het personage heet, hoe oud het personage is, wat het beroep is en hoe het personage eruitziet. Daarna is het belangrijk dat je hele specifieke karaktertrekken aan het personage gaat toeschrijven. Beschrijf het karakter van het personage, lief, boosaardig, jaloers, bang, verlegen, arrogant, verward etc. Denk ook na over dingen als wat het personage graag eet, wat hij of zij graag doet en of er bepaalde voorwerpen zijn die bij het personage horen; een bezem, een handtas, een boodschappentas, een bloem, een geweer, een telefoon etc.
Inspiratie
Waar haal je inspiratie vandaan? Uit alles wat je hoort, ziet en voelt kun je inspiratie halen. Kijk eens om je heen en verzin een kort verhaaltje over de pen die je misschien voor je op tafel ziet liggen. Hoe komt die pen daar, wat kan die pen allemaal? Of misschien staat er wel een bijzonder boek in de kast en verzin je dat de letters ineens zijn verdwenen. Hoe kan dat? Met een heel klein gegeven kun je al beginnen met improviseren en er uiteindelijk een bijzonder verhaal van maken.
Hieronder enkele voorbeelden van ideeën waarmee je aan de slag kunt gaan met improviseren:
- Bedenk vreemde dieren, waarmee je naar de dierenarts gaat.
- Een heks komt in een kruidenierszaak en vraagt naar wel hele bizarre producten.
- Je bent verdwaald in een bos en komt een vreemde man tegen.
- Je moeder gedraagt zich ineens als een klein kind.
Het script
Als je een duidelijk idee hebt hoe het toneelstuk gaat worden, ga je het script schrijven. Daarvoor is het belangrijk dat je weet hoe een toneelscript eruitziet. Vergeet ook niet een passende titel voor het toneelstuk te bedenken. Voordat je het verhaal uitschrijft, geef je eerst aan waar het verhaal zich afspeelt en welke personages erin het toneelstuk voorkomen. Je kunt zelfs ook al aangeven hoe de personages gekleed gaan. Hieronder een voorbeeld:
Zweetvoetenzwammen
Plaats: Kruidenierswinkel
Personages:
Rosella: heks (lang zwart gewaad en puntmuts)
Hugo: verkoper (schort)
Ida: klant (jurk)
Hugo: ´Goedemorgen Ida, wat kan ik voor je doen?´
Ida: ´Dag Hugo, een kilo appelen alsjeblieft.´
Rosalla komt de winkel binnen. Ida heeft haar nog niet gezien, maar knijpt haar neus dicht. Rosella wil voorkruipen en duwt Ida opzij.
Ida: ´Maar mevrouw ik was eerst.´
Rosella: ´Niks daarvan, ik wil zweetvoetenzwammen. Nu meteen, schiet op.´
Hugo: ´Zweetvoetenzwammen? Ik heb helemaal geen zweetvoetenzwammen.´
Ida: ´Wat zijn zweetvoetenzwammen?`
Rosella: ´Als ik niet gauw zweetvoetenzwammen krijg, wordt iedereen in dit dorp vergiftigd door de lucht van mijn stinkende voeten.
Ida en Hugo vluchten gillend de winkel uit.
EINDE