Het voortgezet onderwijs, de grote keuze na groep 8
Door alle gangen van de lagere scholen lopen leerlingen van groep 8 de boel op stelten te zetten. Nog even de grootste, even de stoerste. Leren willen ze alleen nog voor de musical en praten alleen over het grote kamp van groep 8. Volgend schooljaar de kleinste, de brugpieper met altijd een te grote tas en net de verkeerde merkjes in de kleding. Het voortgezet onderwijs waar komen ze in terecht?
Inhoud
het VMBO
In 1999 ontstaat het vmbo, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, het vmbo bereidt voor op een MBO (middelbaar beroeps-) opleiding.
Het vmbo kent vier leerwegen
- de theoretische leerweg (TL): Leerlingen krijgen alle vakken op het hoogste vmbo-nivo. Leerlingen krijgen geen beroepsgerichte vakken en stromen door naar het MBO of kunnen eventueel naar de havo. De leerlingen in de theoretische leerweg doen examen in zes algemene vakken.
- de gemengde leerweg (GL): de theoretische vakken zijn op het hoogste vmbo-nivo maar de leerweg heeft één algemeen vak minder en leerlingen volgen ook één beroepsgericht vak. Vooral voor leerlingen die naast dat ze theoretisch sterk zijn, zich ook willen oriënteren op een toekomstig beroep.
- de kaderberoepsgerichte leerweg (KBL): misschien het best te vergelijken met de ‘oude lts of lhno’. De leerlingen volgen een minder zwaar algemeen programma maar de beroepsgerichte vakken zijn zwaarder vertegenwoordigd dan in de eerste leerwegen. Voor leerlingen die vooral praktisch willen leren.
- De basisberoepsgerichte leerweg (BBL): de nadruk ligt op praktische beroepsgerichte vakken. De opleiding is iets minder zwaar dan de kaderberoepsgerichte leerweg.
In de eerste twee jaar krijgen de leerlingen
basisvorming. De basisvorming is een uitgebreid pakket vakken die zorgen voor een brede algemene ontwikkeling.
Sectoren en afdelingen
Na twee jaar moeten leerlingen kiezen voor een sector, er zijn vier sectoren:
zorg & welzijn, techniek, landbouw en economie.
Deze sectoren zijn weer verdeeld in afdelingen.
- Landbouw heeft: dierverzorging, plantenteelt, groenvoorziening en bloemschikken.
- Economie: administratie, handel & verkoop, mode & kleding en consumptief.
- Techniek: bouwtechniek, elektrotechniek, metaaltechniek, voertuigentechniek, grafische techniek en installatietechniek.
- Zorg & welzijn: verzorging en uiterlijke verzorging.
Soms is het nog moeilijk om een keuze te maken, dan kun je binnen een afdeling kiezen voor een
intrasectoraal programma. Je kiest dan wel voor een sector maar nog niet voor een afdeling. Bijvoorbeeld ‘bouwbreed’ of metalektro bij de sector techniek of ‘zorgbreed’ bij de sector zorg & welzijn.
Dit is belangrijk! Scholen bieden meestal niet alle afdelingen aan. Kijk dus of de afdeling waar je belangstelling voor hebt wel aanwezig is op de school.
Wat kun je doen na het vmbo
- doorstromen naar mbo nivo 1 of 2 (na de basisberoepsgerichte leerweg)
- doorstromen naar mbo nivo 3 of 4 (zowel voor TL, GL als KB)
- naar de havo (dit kan alleen na vmbo-t én wanneer dat met het vakkenpakket mogelijk is)
(Met het diploma mbo nivo 4 kun je doorstromen naar het hbo)
Wat is het vmbo niet?
Het vmbo is geen beroepsopleiding. Het heet niet voor niets voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het mbo is wel een beroepsopleiding. Het vmbo is een vooropleiding voor een beroepsopleiding.
Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
Onderwijs in het vmbo waar leerlingen extra ondersteuning krijgen. De klassen zijn kleiner, er is extra huiswerkbegeleiding, extra training in ‘probleemvakken’ maar ook sociale vaardigheidstraining. Iedere school volgt hierin een eigen programma. Leerlingen kunnen met deze extra begeleiding een vmbo-diploma halen. Op dit moment (2009) heeft 20% van alle leerlingen in het vmbo extra begeleiding nodig.
HAVO & VWO
Havo is hoger algemeen vormend onderwijs en leerlingen gaan na het behalen van een diploma naar een
hbo of naar het
vwo.
Vwo is voortgezet wetenschappelijk onderwijs en leidt op voor een studie aan een
universiteit. Vwo bestaat uit
atheneum en gymnasium, de laatste geeft ook Latijn en Grieks.
Na de brugjaren moeten leerlingen kiezen voor een profiel. De profielen waaruit leerlingen kunnen kiezen zijn:
- natuur & techniek
- natuur & gezondheid
- economie & maatschappij
- cultuur & maatschappij
Alle profielen bestaan uit een gemeenschappelijk deel, een profieldeel en een vrij deel. Het is niet zo dat je in dat vrije deel álle vakken kunt kiezen, dat ligt aan de school. Wanneer je beslist filosofie wilt in de bovenbouw is het verstandig om uit te zoeken of de school dat vak wel aanbiedt.
De slimmeriken kunnen een mix van vakken maken waarbij ze twee profielen kunnen combineren. Daarnaast mag je op sommige scholen een extra vak volgen op de havo om zo beter door te kunnen stromen naar het vwo. (let dan ook op een extra taal)
Themaklassen en TTO
Veel scholen bieden themaklassen aan. De themaklassen concentreren zich op het havo en vwo maar de laatste jaren zijn er ook veel vmbo-t klassen die mee kunnen doen als themaklas. In themaklassen wordt extra aandacht besteed aan bijvoorbeeld sport, aan dans, cultuur, science, etc.. De themaklassen beginnen al in de brugklas en lopen door tot het examen. De klassen volgen het gewone programma maar de themalessen zijn extra.
Tweetalig onderwijs is een extraatje op zowel havo- en vwo-scholen maar de laatste jaren geven veel scholen voor vmbo-t ook deze mogelijkheid. Meestal wordt meer dan de helft van de vakken in het Engels gegeven. De toelating is streng en de CITO-eisen hoog. Daarnaast hangt er vaak een aardig prijskaartje aan deze klassen.
Een school kiezen in het voortgezet onderwijs
Het is niet mogelijk om iedere school te kiezen die je wilt. Kinderen hebben wensen voor hun vervolgopleidingen, ouders hebben die, maar ook de scholen hebben toelatingseisen. Scholen willen een
advies van de basisschool dat past bij de school, meestal ook een
passende Cito-score. Hoewel veel scholen zeggen meer waarde te hechten aan de mening van de basisschool, de Cito-eindtoets blijft heel belangrijk. Sommige scholen (zeker veel stedelijke gymnasia) zitten al heel snel vol, soms zijn er
wachtlijsten en anderen doen al
lotingen. Wanneer je zeker bent van een school, onmiddellijk opgeven. Het mag lang niet altijd, maar ook opgeven bij een tweede keuze kun je overwegen.
Het advies van de lagere school
Het advies van de lagere school komt niet overeen met de ideeën die jullie hebben voor het voortgezet onderwijs. Het advies van de lagere school telt zwaar mee. Hoe moeilijk het ook is om te accepteren, vaak sluit de Cito bij dat advies aan. Niet altijd overigens, soms kunnen kinderen briljante dagen hebben (maar ook hele slechte). Je moet van echt goede huize komen om een advies van de lagere school naast je neer te kunnen leggen. De scholen voor voortgezet onderwijs kennen de leraren van de lagere school en zullen sneller het advies van die docenten opvolgen dan de mening van een ouder. Wanneer je echt zeker weet dat de mening van de lagere school niet juist is, vraag dan een gesprek met de school van je keuze. Neem rapporten van voorgaande jaren mee en een sluitend verhaal. Een Cito-score die aansluit bij het verhaal is het allerbeste.
Hoe vind je een school
- bezoek open dagen
- ouders van kinderen op de school aanspreken
- schoolgidsen doornemen
- kijk op www.owinsp.nl voor de kwaliteitskaart van de school of kijk op www.schoolvo.nl.
- de basisschool bezoekt ook de verschillende scholen met de groepen 8
- wanneer je niet in staat bent een open dag te bezoeken maak dan een afspraak met een decaan
Zo hoog mogelijk?
Wat is haalbaar voor een kind en zet daarop in. Hoe hoger, hoe meer mogelijkheden het kind heeft. Wanneer het heel duidelijk is dat een leerling de havo kan, een echte vmbo’er is of een typische gymnasiast dan is de keuze eenvoudig. Maar wanneer dat niet duidelijk is? Bedenk altijd dat een verkeerde keuze kan betekenen dat een leerling niet op een school kan blijven. Het is prachtig dat een leerling misschien een gymnasium kan maar wanneer het fout gaat op een zelfstandig gymnasium moet je naar een andere school. Het CBS heeft berekend dat de havo met 10 (!) % de meeste zittenblijvers kent. Veel ouders kiezen liever voor de havo met extra bijlessen, huiswerkbegeleiding enz., dan voor het vmbo.
Het vmbo heeft een imagoprobleem en niet zo’n kleintje ook. Leerlingen op het vmbo zouden vooral probleemleerlingen zijn en in de grote steden zijn de scholen meer gekleurd. Maar meer dan de helft van de leerlingen komt terecht op het vmbo en de meeste scholen scoren prima. Het vmbo is een goede vooropleiding voor het mbo en zeker voor de leerlingen met weinig ‘zitvlees’ een belangrijke optie. Het is mogelijk om met een TL-diploma door te stromen naar de havo maar de meeste leerlingen kiezen voor het mbo. De overstap van TL naar havo is vaak niet eenvoudig.
Soms weet je het niet zeker. Veel scholen hebben ‘dubbele’ brugklassen. Vmbo-t/havo brugklassen, havo/vwo, enz.. In deze brugklassen kiezen leerlingen (en de school) pas na één of twee jaar voor een definitieve richting. Voor alle twijfelaars een goede keuze.
Lees verder