Het ontwerpen van een toets: verschillende toetsvormen
Leerlingen vinden het misschien lastig om een toets te maken voor een bepaald vak, toch is het eigenlijk nog moeilijker om een goede toets te ontwerpen. Je wilt op de juiste manier meten welke kennis leerlingen hebben opgedaan. Een goede toets meet niet alleen wat de leerlingen hebben geleerd, maar geeft de leerlingen ook de mogelijkheid nog meer te leren. Er zijn verschillende manieren van toetsen zoals summatief en objectief toetsen, maar ook gebruik maken van gesloten vragen of juist van open vragen. In dit artikel zullen de verschillende toetsvormen besproken worden met hun voor- en nadelen.
Formatief
Er zijn twee manieren van toetsing: formatief of summatief. Formatieve beoordeling gebeurt voor of tijdens het leren. Dit kan bijvoorbeeld een test zijn om de voorkennis van de leerlingen te meten, maar ook een tussenevaluatie waar wordt gekeken wat het huidige niveau van de leerling is. Een diagnostische test is bijvoorbeeld een manier om de sterke en zwakke punten van leerlingen te bepalen met de bedoeling de leerling hier beter in te kunnen begeleiden.
Summatief
Summatieve beoordeling gebeurt aan het einde van het leerproces. Deze beoordeling is niet bedoeld om de leerling te helpen met het leren, maar om een samenvatting te geven van het leerproces. De Cito-toets of het nationaal eindexamen zijn hier voorbeelden van. Met deze toetsen wordt een eindcijfer bepaald om een niveau aan de leerling te kunnen koppelen.
Gesloten vragen
Een objectieve test is een test waarbij degene die het nakijkt geen invloed heeft op de manier van scoren. In principe zou iedereen de test na moeten kunnen kijken met hetzelfde resultaat. Er zijn verschillende manieren van objectief toetsen:
- Waar/ onwaar vraag: de leerling krijgt een stelling en moet bepalen of deze stelling waar of onwaar is.
- Stellingvraag: deze vraag bevat twee stellingen en de leerling moet bepalen of ze beide waar zijn, beide onwaar of dat één van hen waar is.
- Combinatievraag: de leerling krijgt twee kolommen en moet de juiste begrippen aan elkaar koppelen.
- Meerkeuzevraag: deze vraag bevat de stam waarin de vraag wordt gesteld en alternatieven, de opties waaruit de leerlingen kunnen kiezen. Eén van de opties is juist, de anderen zijn slechts afleiders. Het is wel de bedoeling dat de afleiders geloofwaardig zijn, anders zouden ook leerlingen die de stof niet goed geleerd hebben het juiste antwoord kunnen kiezen door logisch na te denken.
Open vragen
Natuurlijk zou het fijn zijn als alle testen zo objectief mogelijk zouden zijn, maar dit kan helaas niet altijd. Tenslotte is een test met gesloten vragen niet voor alle doelen geschikt. Het is moeilijk om vast te stellen wat de schrijfvaardigheden van een leerling zijn wanneer dit getest wordt met gesloten vragen. Daarom is er een tweede categorie, de subjectieve open vragen. Hierin gaat het om de kwaliteit van het antwoord van de leerling. Voor de leerling is het van belang om vooraf te weten welke eisen worden gesteld aan het antwoord. Hoe lang moet het zijn en hoeveel tijd krijgen ze er voor?
Criteria
Uit onderzoek wat in de vorige eeuw is gedaan, bleek dat leraren uit het hele land heel verschillend nakeken. Een verslag werd nagekeken door verschillende leraren en de cijfers varieerden van een 5.0 tot een 9.7. Daarom is het belangrijk vooraf duidelijke criteria op te stellen, zodat alle verslagen op dezelfde manier nagekeken worden. Tenslotte spelen persoonlijke voorkeuren een grote rol, wat de objectiviteit van het nakijken niet bevordert. Het is ook aan te raden om de testen niet stuk voor stuk na te kijken, maar bijvoorbeeld te beginnen bij de eerste vraag en die voor alle leerlingen na te kijken om pas daarna naar de volgende vraag te gaan. Zo voorkom je dat je bij de eerste leerlingen nog heel strikt naar de criteria kijkt en bij de laatste leerling eigenlijk te moet bent om nog objectief na te kunnen kijken.