Ontstaan van de moderne Paleoantropologie
Binnen de wetenschap is paleoantropologie een druk en opwindend gebied, waarop steeds nieuwe ontdekkingen worden gedaan. Het betreft de studie van de uitgestorven voorvaderen van de mens en is van het begin af aan een wetenschap geweest, die met horten en stoten verliep. Onderstaand artikeltje wil licht laten schijnen op het ontstaan van de moderne tak aan deze spannende wetenschap.
Horten en stoten
Wanneer we binnen de paleoantropologie denken aan horten en stoten, dan slaat het stoten op de nieuwe en onverwachte ontdekkingen, die de wereldwijd gevestigde denkbeelden op losse schroeven zetten. Voor wat betreft de horten geldt dit voor het verzamelen van meer bewijsmateriaal dat nodig is om de opzienbarende vondsten te ondersteunen of te verklaren. Het geleidelijk aanvaarden van de nieuwe gegevens door de wetenschap is iets dat de bestaande ideeën over de menselijke evolutie veranderden.
Moderne paleoantropologie
In 1924 werd in Zuid-Afrika een kleine schedel ontdekt. Deze schedel leek in niets op wat tevoren aan de wetenschap bekend was. Hierdoor belandde de wetenschap in een periode van vooruitgang, die de geboorte aankondigde van de moderne paleoantropologie. De schedel was in meerdere opzichten sensationeel. De eigenaar ervan leek (evenals de mens) op twee benen te hebben gelopen en hij had tanden die hem klassificeerden als een hominide. Maar zijn brein had wel de omvang van die van een mensaap. De ontdekkers ervan waren Raymond Dart en zijn medewerkers en zij beweerden dat de schedel twee miljoen jaar oud was. Dit hadden zij door afleiding vastgesteld, omdat ze de schedel geologisch niet konden dateren.
Opmerking
Een hominide is een rechtstreekse of zijdelingse voorouder van de mens, niet zijnde een mensaap.
Australopithecus africanus
Raymond Dart noemde zijn vondst de
Australopithecus africanus om aan te geven dat de vondst
te primitief was om als Homo (een echte mens) te worden gekwalificeerd. Daarom verdiende deze vondst in een eigen soort te worden onderverdeeld.
Raymond beweerde dat:
- de rechtopgaande houding;
- de gelaatstrekken;
- de tanden,
deze Australopithecus africanus kwalificeerden als een mogelijke voorouder van de mens. Daarom moeten de eerste sporen van de mens
in Afrika worden gezocht en niet in
Oost-Azië, waar geleerden tot dan toe hadden gekeken. De deskundigen wezen de beweringen van Raymond Dart echter van de hand omdat de ouderdom onbekend en het fossiel te primitief was en daarmee was onvoldoende bewijsmateriaal voorhanden om mee te werken.
Australopiticus steeds scherper omlijnd
Er volgde een periode van stilstand, zoals al voorspeld was. Gedurende de daarop volgende 50 jaar werden er echter meer vondsten van de Australopithecus gedaan. Eerst in Zuid-Afrika, daarna in Oost-Afrika en in Omo in het zuiden van Ethiopië. Daaruit kwam de Australopithecus steeds scherper omlijnd naar voren.
Hij bleek in twee typen te hebben bestaan, namelijk:
- de kleine, slanke, tengere Australopithecus africanus van Raymond Dart;
- een grotere, forsere Australopithecus robustus.
In Oost-Afrika en in Omo kon tenslotte de Australopithecus worden gedateerd. Beide typen hadden inderdaad meer dan twee miljoen jaar geleden al geleefd. De slanke Australopithecus werd steeds meer aanvaard als de voorvader van de mens (hoewel er personen waren die hier anders over dachten). Aan het eind van de zestiger jaren van de vorige eeuw, overheerste dit inzicht.
Grote kloof in lichamelijke karakteristieken
Er was echter nog een grote kloof in lichamelijke karakteristieken tussen de Africanus en de eerste echte mens, de Homo erectus. De Home erectus verscheen iets meer dan een miljoen jaar geleden. Zijn brein varieerde in omvang tussen de 750 en 1400 kubieke centimeter. Hij was een vaardig gereedschapmaker, gebruikte die hulpmiddelen ook goed en wist hoe hij vuur moest benutten. Hij was kennelijk een mens en hij wordt in het algemeen erkend als de rechtstreekse voorouder van de Homo sapiens (de moderne mens).
Tussentype
Het brein van de Australopithecus africanus was niet groter dan 400 - 500 kubieke centimeter. Om de kloof te dichten tussen de Africanus en de Homo erectus had men een tussentype nodig. Dat werd in de jaren 60 van de vorige eeuw geleverd door Mary Leakey en wijlen haar echtgenoot Louis, die samenwerkten in de Olduvai-kloof in Tanzania. Zij vonden vier schedels die volgens het Leakey team aan de ene kant te recent waren om als Australopithecus te worden geklassificeerd, maar aan de andere kant niet recent genoeg om voor Home erectus te kunnen doorgaan. Door de slechte toestand waarin de schedels verkeerden, waren nauwkeurige schedelmetingen niet mogelijk, maar zorgvuldige schattingen plaatsten het hersenvolume van deze nieuwe specimen in de 600 à 700 kubieke centimeter klasse. Leakey doopte de nieuwe vondst Homo habilis (de handige mens) vanwege het grote aantal stenen werktuigen dat in de Olduvai-kloof was gevonden. In de zestiger jaren van de vorige eeuw werd de Homo habilis geleidelijk meer aanvaard als de schakel tussen de Australopithecus (pre-mens) en de Homo erectus (de eerste echte mens). De Homo habilis bleek tussen anderhalf en twee miljoen jaar geleden zijn bloeitijd te hebben gehad.
Fossiele vondsten tussen 1972 en 1974
De vondsten die in deze periode zijn gedaan door de jonge antropologen Richard Leakey en Don Johanson leken een periode van vorderingen te zijn.
Deze vondsten suggereren twee zaken:
- 1. de mens bestaat wellicht al tweemaal zo lang als eerder werd vermoed;
- 2. de stamboom van de mens zal opnieuw moeten worden herzien.
Richard Leakey
Richard is de zoon van Louis en Mary Leakey. Tegen het einde van het decennium begon hij aan de oostelijke oever van het Rudolfmeer in Noordelijk Kenia fossielen op te graven, die veel 'Homo'- karakteristieken van de Homo habilis hadden, maar die bijna een miljoen jaar ouder leken. De vindplaats was Oost Rudof, een betrekkelijk rustig en uitgestrekt gebied dat rijk is aan fossielen en als een van de grootste mijnen van fossiele hominiden ter wereld geldt. Na jaren werken had Richard nog nauwelijks de oppervlakte gekrast. Niettemin had hij tegen 1972 genoeg materiaal verzameld om tot het nare vermoeden te komen dat de mens
niet afstamt van de Australopithecus, maar met hem een
gemeenschappelijke afstamming heeft.
Verbazingwekkende schedel
In 1972 vond Richard Leakey een verbazingwekkende schedel (nu beroemd geworden als nr. 1470). Deze schedel onderscheidde zich door twee zaken:
- 1. de ouderdom: ongeveer 2.9 miljoen jaar.
- 2. het onverwacht omvangrijke brein dat op 750 kubieke centimeter werd geschat.
Dit klassificeerde nr. 1470 naar de mening van Richard Leakey als een mens. Een mens van drie miljoen jaar oud met een brein dat even groot was als dat van de Homo erectus, die (volgens alle fossiele bewijsmateriaal) pas een of twee miljoen jaar later op aarde verscheen.
Schedel nr. 1813
Kort nadat Richard nr. 1470 had gevonden, kwam hij met een andere schedel die in uitstekende staat bewaard was gebleven. Dit werd schedel nr. 1813. Hoewel dit exemplaar ongeveer even oud was als nr. 1470, was het niettemin heel anders. Richard identificeerde de nieuwe vondst als Australopithecus africanus. Hij had een schedelcapaciteit van minder dan 500 kubieke centimeter (veel minder dan die van nr. 1470) en had nog andere, meer primitieve kenmerken. Door de beide schedels met elkaar te vergelijken leek Richards eerdere denkbeeld dat de Australopithecus africanus waarschijnlijk geen voorouder van de mens was, nu veel waarschijnlijker. Echter deze conclusie wierp een nog grotere vraag op, namelijk:
als de Australopithecus africanus
niet de voorouder van de mens was, wie was dat dan wel?