Duitse woorden: dagen, maanden, jaargetijden in het Duits

Duitse woorden: dagen, maanden, jaargetijden in het DuitsMaandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag... Januari, februari, maart, april, mei... Zomer, herfst, winter en herfst... In het Nederlands denken we bijna niet meer bij deze woorden na, zo vaak gebruiken we ze. Maar hoe heten deze dagen, maanden, jaargetijden in het Duits? Writerandus geeft u een handig overzicht, waarbij ook de Duitse grammatica niet vergeten wordt.

Grammaticale regels

Dagen, maanden en jaargetijden (seizoenen) hebben in het Duits altijd een hoofdletter, aangezien ze als zelfstandig naamwoord worden beschouwd. Daarnaast heeft elke Duitse dag, maand of jaargetijde automatisch het mannelijke geslacht, waardoor deze aan het lidwoord 'der' gekoppeld wordt.

Dagen in het Duits

Nederlandse dagDuits
maandagDer Montag
dinsdagDer Dienstag
woensdagDer Mittwoch
donderdagDer Donnerstag
vrijdagDer Freitag
zaterdagDer Samstag / Sonnabend
zondagDer Sonntag

Maanden in het Duits

Nederlandse dagDuits
januariDer Januar
februariDer Februar
maartDer März
aprilDer April
meiDer Mai
juniDer Juni
juliDer Juli
augustusDer August
septemberDer September
oktoberDer Oktober
novemberDer November
decemberDer Dezember

Jaargetijden in het Duits

Nederlandse dagDuits
winterDer Winter
lenteDer Frühling
zomerDer Sommer
herfstDer Herbst
© 2008 - 2025 Writerandus, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Vanaf 2021 is InfoNu gestopt met het publiceren van nieuwe artikelen. Het bestaande artikelbestand blijft beschikbaar, maar wordt niet meer geactualiseerd.