Duitse woorden: dagen, maanden, jaargetijden in het Duits
Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag... Januari, februari, maart, april, mei... Zomer, herfst, winter en herfst... In het Nederlands denken we bijna niet meer bij deze woorden na, zo vaak gebruiken we ze. Maar hoe heten deze dagen, maanden, jaargetijden in het Duits? Writerandus geeft u een handig overzicht, waarbij ook de Duitse grammatica niet vergeten wordt.
Grammaticale regels
Dagen,
maanden en
jaargetijden (
seizoenen) hebben
in het Duits altijd een hoofdletter, aangezien ze als zelfstandig naamwoord worden beschouwd. Daarnaast heeft elke
Duitse dag,
maand of
jaargetijde automatisch het mannelijke geslacht, waardoor deze aan het
lidwoord 'der' gekoppeld wordt.
Dagen in het Duits
Nederlandse dag | Duits |
maandag | Der Montag |
dinsdag | Der Dienstag |
woensdag | Der Mittwoch |
donderdag | Der Donnerstag |
vrijdag | Der Freitag |
zaterdag | Der Samstag / Sonnabend |
zondag | Der Sonntag |
Maanden in het Duits
Nederlandse dag | Duits |
januari | Der Januar |
februari | Der Februar |
maart | Der März |
april | Der April |
mei | Der Mai |
juni | Der Juni |
juli | Der Juli |
augustus | Der August |
september | Der September |
oktober | Der Oktober |
november | Der November |
december | Der Dezember |
Jaargetijden in het Duits
Nederlandse dag | Duits |
winter | Der Winter |
lente | Der Frühling |
zomer | Der Sommer |
herfst | Der Herbst |