Rituelen (Cees Nooteboom)
Een samenvatting van Cees Nootebooms "Rituelen". Het magnum opus van deze hoogstaande literaire grootheid wiens werk al in vele talen vertaald is.
Deel 1: Intermezzo 1963
Inni Wintrop schrijft in het Parool horoscopen, hij is Leeuw, en is samen met Zita (die hij de prinses van Namibië noemt).
Hij haat zichzelf,speelt op de beurs,hij heeft geen politieke overtuigingen, en dit alles speelt zich af in de jaren ’60 Amsterdam, hij is een vreemde vogel en heeft bepaald geen ambities, hij « zwelgt » ( op de vloer liggen dagenlang, eindigde met een visioen).
Zita moet abortus plegen (zal het einde van hun relatie zijn). Hij leeft niet graag (is op de wereld gegooid), Ze worden 2 lustmachines, Zita haat hem en kijkt vaak naar kinderkleertjes (Inni laat zich dan aftrekken of gokt). Iedere avond “sterft” Inni en dan flitst zijn leven aan hem voorbij, heel onsamenhangend en kort. In de zomer van ’63 wordt Inni verliefd op een barjuffrouw en verlaat Zita hem voor een Italiaan die haar eens gefotografeerd had. De barjuffrouw het Lyda en drinkt vaal crème de Menthe-soda’s (groen spul), Inni gaat vaak vreemd.
In november gaat hij met Lyda naar bed en is daarna verbitterd (zo voelde hij zich altijd na seks met een vreemde). Hij kijkt naast zich en ziet daar het blad met de foto van Zita op en voelt berouw. Hij weet dat ze op die foto verliefd naar de fotograaf (de Italiaan kijkt). Lyda had allemaal zilver in haar haar, en door de wilde nacht zit dat overal op Inni’s lichaam. Hij probeert het er in een rivier uit te wassen, maar dat lukt niet. Hij gaat naar huis met het bewijs van zijn onrouw nog op zijn lijf, klaar om de confrontatie aan te gaan. Thuis, in tegenstelling tot al zijn verwachtingen, helpt Zita Inni het spul van zijn lijf te wassen om daarna met hem te slapen. Maar deze keer is ook Zita afwezig, zoals Inni.
Inni wil seks met Zita, en ze vraagt er weer geld voor, deze keer vijfduizend gulden. Inni schrijft een cheque voor haar uit. Daarna verlaat ze hem en Inni schrijft zijn horoscoop. Hi levert deze in en blijft plakken in vele cafés, ladderzat komt hij huis. Voor de grap had hij tegen Zita gezegd dat hij eens een horoscoop wilde schrijven waarin stond dat de Leeuw verlaten zou worden door zijn vrouw en zelfmoord zou plegen. Hij komt thuis en Zita is weg, hij vind dat hij dan maar het “zelfmoordgedeelte” moet laten uitkomen van zijn horoscoop en wil zich ophangen in de wc.
’s Ochtend word hij wakker, het is mislukt. Hij staat dan maar op en gaat een krant halen en koffie drinken. Door de dood van Kennedy dalen de koersen van de beurs. Inni weet 3 dingen zeker: Zita komt nooit meer terug, hij is niet dood en de beurs zal de volgende dag spinnen als een tol. De foto met Jacky Kennedy was duidelijk geweest: er waren verwarde tijden op komst…
Deel 2: Arnold Taads 1953
Dit hoofdstuk begint met een stuk uit de Canon van de Heilige Mis (wat ook een ritueel is). Op een dag komt een tante van Inni, Tante Thérèse hem halen, Inni kent haar niet. Ze stelt zich voor en zegt dat ze naar Doorn gaan, een kennis van haar bezoeken. Dit is Arnold Taads (hij blijkt een minnaar van zijn tante geweest te zijn). Zij is heel erg christelijk (rooms) terwijl Inni hier niets mee heeft. Wanneer ze aankomen, zijn ze tien minuten te vroeg en moeten ze wachten van Taads. Zijn leven wordt bepaald door de tijd. Hij is een erg eenzaam man en heeft eigenlijk alleen zijn hond Athos. Taads vind dat de gehele familie Wintrop gek is. Hij vraagt Inni whisky te proeven. Inni zegt dat het proeft naar rook en hazelnoot (hij vind dat je altijd een Arnold taads bij je moet hebben die je vraagt die “eerste keer” te beschrijven). Taads vind dat Inni zijn kantoorbaantje maar moet opgeven. Inni zegt daat op die middag zijn leven begnnen was, en dat hij nooit iets geworden was. Hij was er gewoon, en daar had hij ook niet om gevraagd. Misschien was het omdat hij die dag financieel een Wintrop was geworden dat hij vond dat zijn leven die dag begon. Taads zorgt ervoor dat Inni geld krijgt van zijn tante. Doordat het leven van Taads zo bepaald wordt door de tijd, heeft zijn leven ook iets van een ritueel, waar hij niet van af wil wijken. Taads vraagt Inni of hij in God gelooft, Inni zegt hem van niet maar zegt hem niet sinds wanneer (de priester waarvan hij misdienaar was, was gevallen en bloedde – bloed van Christus vermengde zich met zijn bloed- sindsdien geloofde hij niet meer in God, maar vond de rituelen interessant). Taads vertelt dat hij nooit veel met mensen heeft opgehad, hij houdt meer van dieren. Ook was hij skikampioen. Na de oorlog ontdekte hij hoe wreed de mens was en vertrok naar de Rocky Mountains om daar brandwacht te worden (heel eenzaam). (Inni krijgt daar een visioen van). Taads geloofde niet meer in God omdat het landschap waar hij was en de eenzaamheid het idee van God opriep, maar het kon evengoed zijn afwezigheid oproepen. En zo verdween het idee van God uit zijn leven als een skiër die van een helling afdaalt. Taads heeft een hekel aan zichzelf. Taads vraagt aan Inni of hij iets van het atheïstische existentialisme weet, en Inni heeft geen zin om te antwoorden. Taads vertelt dat als Sartre zegt dat de mens op de wereld is gegooid, hij alleen is en er geen God is en we verantwoordelijk zijn voor onze daden, dat hij het daar mee eens is. Daarentegen is hij het helemaal niet eens met het feit dat hij verantwoordelijk zou zijn voor de daden van anderen. Inni leert dat de Tijd de meester is van Taads, zo maakt hij maar een keer in de week eten waarbij er 1 portie extra gemaakt wordt voor gasten (hij rekent kennelijk niet op gasten). Arnold vertelt Inni over de Wintrops, een familie die geen grenzen kent, weigeren te lijden en knotsgek zijn (en het zijn nog eens geldwolven ook.). Nu vraagt de halfblinde Taads of Inni nog iets weet van zijn vader. Hij weet alleen dat zijn vader een oorlogsslachtoffer was. Dat had Inni heel trots gemaakt, nu hoorde hij ook echt bij de oorlog; Volgens Taads (eigenlijk eerder volgens Sartre) hoef je, als je geen vader hebt, geen superego mee te torsen en met dit statement ontvouwt Taads heel het evangelie over de familie van Inni.
Inni heeft de vreemde eigenschap dat hij mensen waar hij in geïnteresseerd was, nooit meer los kon laten, zoals nu ook bij Taads. Wat later brengt Taads hem naar de bus, en ook nu weer klopt alles: Taads neemt een paraplu, want het zal gaan regenen. Inni vind dat Arnold zich het lijden oplegt niet als gebeurtenis, maar als zelf gezochte straf. Hij lijkt te lijden aan zichzelf, in zichzelf. Naar de Rocky Mountains kan hij niet meer, daar is ie te oud voor. Maar om zich af te kunnen zonderen gaat hij ieder jaar naar en geheime en verlaten plek in de Zwitserse Alpen. Eens in de 14 dagen haalt hij dan eten per ski. Hij demonstreert dit aan Inni en vertelt hoe hij later aan zijn eind zal komen, al zal dat pas jaren later plaatsvinden. Als hij dan zou vallen, geeft hij het Alpiner Noodsignaal, en Athos, zijn hond, zal met hem sterven.
Het weekend daarop gaan Taads en Inni naar Goirle,op uitnodiging van zijn tante. De villa staat vol met antiek, wat Taads verfoeit, maar Inni vindt het behaaglijk, hij herkent zijn natuurlijke habitat. Ze gaan zitten en krijgen een Brabantse koffietafel aangeboden, waarbij Taads om een plak gewone ham vraagt (een kaakslag voor zijn Tante). De dienstmeid komt binnen om de ham te brengen, en Inni wordt gelijk verliefd op haar. Voor hem is het al gelijk logisch dat hij met haar naar bed zou gaan, het klopte. Zijn tante liet zich niet meer zien, en tijdens het leesuur van Taads (zelfs als hij ergens op bezoek ging) sloeg toe. Petra (de dienstmeid) laat hem t Goor zien. Ze gaan naar het bos en hebben daar seks.
Het diner is ook een catastrofe, de oom (de man van tante Therèse) is straalbezopen, en ook monseigneur Terruwe (heeroom) zitten mee aan tafel. De meid komt binnen en wordt begluurd door de priester en door Inni, Inni hoopt dat ze naar hem kijkt maar dat gebeurt niet. Er begint een discussie wanneer de Monseigneur aan Taads vraagt of hij de Moederkerk heeft verlaten. Zijn tante barst in huilen uit door de opmerkingen van Taads, en de zatte oom wil hem een mep verkopen , die de Monseigneur opvangt. Taads zeg dat hij lid van de Kerk WAS, waarop Monseigneur zich verslikt en uitroept dat hij gedoopt is en hij er bij blijft horen. Taads gaat zijn hond uitlaten, en de priester slaapt. Alleen Inni en de dronken oom blijven over . Inni voelt zich ziek, en Petra brengt hem naar een kamer om te rusten. Inni wil bevrijd worden, wil er niet meer zijn. ‘s Avonds komt Petra bij hem liggen en ook nu hebben ze weer seks, Inni vind dat het lijkt alsof ook zij bevrijd wil worden, uit haar lichaam verlost. Ze hebben het erover dat hij besneden is en Petra vind dat hij trieste Joodse, duivelsogen heeft.
Die besnijdenis zelf was erg pijnlijk , en hij had het gevoel dat hem iets was afgenomen. Petra vind t mooi, en ze zijn op weg naar doodzonde drie. Nooit meer zou hij iemand zoals Petra tegenkomen want ze is verloofd. Wat hij zoekt is niet de sex zelf, zoals zovele mannen, maar het was er een vervoermiddel tot. Die ochtend gaat hij mee naar de mis, waar hij gefascineerd is door de rituelen daar. Hij ziet Petra voor de laatste keer, en vertrekt weer. Hij krijgt nu geld van zijn Tante, en in 1960 krijgt Inni voor het laatst een brief van Taads waarin staat dat hij Athos heeft moeten doodschieten. Een maand later is hij zelf dood.
Deel 3: Philip Taads 1973
Inni is nu 40. Het was zo’n dag waarop dingen gebeurden die iets wilden betekenen, maar ze konden niet; Dit is de dag van de drie duiven, de dag waarop hi Philip Taads zou ontmoeten. Er was een dode, een levende en een verdoofde duif. Na Zita had hij nog een relatie gehad met een actrice, die hem eruit gebonjourd had. Wat hij aan haar miste, was haar afwezigheid.
Een duif vliegt tegen een auto aan, en is dood. Inni en een blond meisje lopen ernaartoe. Ze zullen hem begraven. Inni voelt iets wat op geluk leek. Terwijl hij achterop de fiets zit en ze fietsen, zien ze nog een duif, een levende. Ze gaan naar haar thuis, weer een eindeloze reeks trappen op, en hebben daar seks. Inni vind dat ze haar lichaam gebruikt als gadget. Ze kennen elkaars naam niet eens. Zij had de winterkou uit zijn gebeente verdreven, en daar was hij haar dankbaar voor. Hij zal haar Duifje noemen. Daarna gaat hij naar Bernard Roozenboom , die zich in zijn zaak verschanst als een krab. Hij noemt Inni geen Inni ‘ Inni, ça me fait rire, dat is geen naam, dat is een geluidje”. Hij wil aan Roozenboom een prent laten zien, het blijkt een Sybille te zijn. Inni bedenkt zich dat een afbeelding wel blijft bestaan, en het levende niet (hij denkt aan de duif). Ook heeft hij nog een japanse prent bij, maar daarvoor moet hij naar Riezenkamp. Roozenboom vindt dat Inni niet kan kiezen, hij noemt hem een scharrelaar.
Op weg ziet hij weer een duif, deze smakt tegen een raam aan en laat zo zijn gedaante achter. Deze is bewusteloos. Wat wilden de duiven hem vertellen? Bij Riezenkamp aangekomen, voelt hij dat hij gezogen wordt naar een raam waar ook een magere man staat te kijken. Er staat een kom in de etalage, een zwarte, machtige kom. Hij gaat de winkel binnen en laat zijn prent zien. De man komt binnen met een groepje Japanners, hij ziet er oosters uit. Het blijkt dat hij heel vaak naar de kom kijkt en er veel van kent. Ze praten en Inni zegt dat hij vind dat er een dreiging van de kom uitgaat. Ze slaan een praatje, Taads zegt dat het een Kuroraku-kom is, en hij geeft er een "lezing" over. Inni voelt zich voor de eerste keer ergens te oud voor. Een Japanner, die samen met Taads binnenkwam, koopt de kom, en Taads vind dit erg jammer. Inni komt de naam van deze gekleurde te weten en vraagt of hij familie is van Arnold Taads. Het blijkt zijn vader te zijn. Inni vertelt hem dat Arnold nooit over Philip gesproken had, en Philip op zijn beurt vertelt dat Arnold zijn moeder in het graf gepest heft. Taads nodigt hem uit om bij hem thuis over zijn vader te praten.
Inni vind dat het universum van deze Taads al even vreemd is als die van zijn vader; zijn huis zen ingericht. Eigenlijk woont hij in een krot, maar de inrichting maakt dat goed. Tijd speelt hier geen rol, in tegenstelling tot bij zijn vader. Philip vertelt dat zijn vader hem niet wilde kennen, omdat hij het erg vond dat hij een spoor had achtergelaten op de wereld. Inni komt tot het besluit dat ook deze Taads gek is. Ook deze heeft last van mensenhaat, en woont op een "eiland"0. Hij maakt een kopje thee voor Inni. Philip leeft volledig in zichzelf, wanneer ze thee drinken begint hij opeens te mediteren. In zijn gezicht zit alles op slot. Philip legt hem het principe uit van "stabilitas loci"; een van de grondregels van de contemplatieve ordes: je blijft op de plaats waar je intreed. Hij heeft van zijn huisje zijn eigen klooster gemaakt. Hij heeft buiten niets te zoeken zegt hij. Opeens zegt hij dat hij zich ergens op voorbereidt, op zijn verlossing. Het leven hindert hem, het hoeft niet. Hij haat zichzelf. Dit lijkt allemaal op Arnold, met het enige verschil dat Philip hem vraagt of hij Inni ermee verveelt. Hij legt verder uit dat hij het ondraaglijk vind om een lichaam nodig hebben om te bestaan. Philip is blij dat hij iets met zijn vader gemeen heeft.
Inni weet dat deze Taads hem voorlopig ook niet zou loslaten, en hij vind dat er een aanvulling nodig is op de definitie van een Wintrop volgens Arnold Taads: een Wintrop weigert niet alleen te lijden, hij weigert ook met het lijden van anderen geconfronteerd te woorden. Volgens Ini kunnen mensen niet alleen op de wereld zijn, ze werpen zich allemaal in een godsdienst, en Philip had de zijne opgericht. Inni bezoekt Riezenlkamp nog een keer omdat hij er zijn prent vergeten was. De kunsthandelaar vraagt hem hoe hij deze Taads kent en legt hem uit dat hij een afspraak met hem heeft, als er een chawa (theekom) is, waarschuwt hij hem. En alleen als het een raku is, geen andere.
Zelf kent Riezenkamp hem van yoga, waarna Taads na iedere les een huilbui kreeg alsof hij uit zichzelf wilde komen. Taads verdiepte zich in de zen. Zelf was hij opgehouden omdat hij bang was zichzelf te verliezen. Die raku-chawa hangen vast aan de theeceremonie, en dat hangt weer vast aan de Zen. Daarom mis Taads er zo geïnteresseerd in. Men zegt dat het effect van de theeceremonie heilzaam is, (Inni denkt: dat kan het Heilig oliesel ook zijn). Bij de ceremonie gaat het er vooral over HOE je drinkt, en de vorm van de ceremonie moet tot een innerlijke ervaring lijden die de weg wees naar de gesloten tuinen van de mystiek. Riezenkamp zegt dat Kawabata, de schrijver wiens boek ook bij Taads te vinden was, de theeceremonie in zijn verhalen verweeft. Riezenkamp zegt dat hij denkt door in deze tijd te leven de hemel te verdienen, dat er geen donder van klopt en dat het tijd word dat ze dat ding eens gooien (?) , dat het dan verrukkelijk stil wordt.
Die nacht droomt Inni van de twee Taadsen, en hij voelt hun haat. Hij besluit een wandelingetje te gaan maken. Hij loot dezelfde route als eerder die dag, hij loopt langs de plek waar de dode duif lag, waar hij gefietst had. Ook het huis van het meisje kan hij niet meer vinden. De stoffige prent van de duif komt hij ook tegen, het is dus allemaal echt gebeurd. Hij loopt langs Riezenkamp en vind dat de plaats waar de kom stond, ook nog dreigend is, een boodschapper van de dood.
Inni klopt aan bij Taads, die zegt dat hij heel weinig slaapt. Hij zegt dat hij liever mediteert , dromen doet hij niet graag: dan verschijnen mensen waar hij niet om gevraagd heeft en er gebeuren situaties die hij niet wil. Hij houdt er blijkbaar niet van de controle te verliezen (net als zijn vader).
Taads zegt dat hij een collega is van het bestaande (zoals zijn pa) . Door het mediteren kan hij zichzelf rustig oplossen, heeft hij geen angst meer. Ook zegt hij dat hem liefde ontbreekt. Hij vind zichzelf niet belangrijk genoeg en dus is zelfmoord gerechtvaardigd voor hem. Hij haatte de wereld, zo erg zelfs dat hij dacht dat hij iemand zou vermoorden. Nu wil hij alleen zelfmoord plegen, alleen wacht hij op t juiste moment. Voorlopig bezoekt Inni deze Taads niet meer.
Dacht hij.. maar toch maakt hij iedere keer weer een bedevaart naar het klooster. Inni is van mening dat er in deze wereld orde in de chaos is, en dat je de zondvloed moet meemaken. Hij kan de gebeurtenissen best afwachten, in tegenstelling tot Arnold en Philip Taads. Vijf jaar na de ontmoeting met Taads kreeg Inni een telefoontje van Riezenkamp: hij heeft een kom gevonden. Dan begint de "eeuwige herhaling der gebeurtenissen": hij gaat weer naar Riezenkamp. Daar staat Taads voor het raam naar de kom te kijken, die zich wel in het nirwana lijk te bevinden. Taads durft niet binnengaan, in zijn ogen brand een vuur dat angst aanjoeg. De kom had een kleur die bedoeld was om de kleur van de thee beter te doen uitkomen.. De kom wordt verkocht aan Taads, wat Riezenkamp ongelukkig maakt omdat Taads nu heeft wat hij wil van hem. Ook Inni merkt dat Taads toch ongelukkig kijkt. Riezenkamp is benieuwd wanneer Taads hen zal uitnodigen voor een theeceremonie, wat volgens hem extreem geritualiseerd is. De uitnodiging kwam een week later. Ze komen aan bij Taads, de ruimte lijkt nu asymmetrisch geworden, en er hangt een rol met gekalligrafeerde tekens, die Inni doen denken aan een skiër die de berg afgaat (Arnold?). de theeceremonie blijkt een heel gedoe te zijn.
Dit alles doet Inni denken aan "Doet dit te mijner gedachtenis". Terwijl Inni drinkt van de kom, kijkt Taads naar hem, maar hij betwijfelt of hij hem wel echt ziet, zijn gezicht glanst van en onbenaderbare vervoering en hij zich op een andere plaats bevindt. Ze nemen afscheid, de deur sluit beslist achter hen. Riezenkamp denkt dat hij hem beter die kom niet had kunnen verkopen... Op een dag krijgt Inni een telefoontje van de hospita van Taads, omdat ze een brief van Taads had gekregen waarin stond dat ze Inni op moest bellen. ze gaan kijken, in de kamer ligt de kom in duizend stukken gebroken. Het blijkt dat Taads zich verdronken heeft. De hele ceremonie duurt 5 minuten, en volgens Inni is het enige wat ontbrak een duif. Hij droomt die nacht van de beide Taadsen, ze zijn vrolijk. Er bestonden dus kennelijk twee werelden, een waarin de Taadsen vertoefden, en een waarin ze niet waren en hij wel, gelukkig.
Nawoord: Okakuro Kakuzo "The book of tea"
Hierin wordt de theeceremonie beschreven, met op het einde: "never again shall this cup, polluted by the lips of misfortune, be used by man. " And he breaks the vessel into fragments.