Boekverslag: Karel ende Elegast

Boekverslag: Karel ende Elegast Titel: Karel ende Elegast Eerste druk: 1982 Oorsprong: Middeleeuwen, waarschijnlijk rond ongeveer 1230 na Ch. De auteur is onbekend maar komt waarschijnlijk uit vlaanderen.

Bibliografie

Gebruikte uitgave: R. Roemans en H. van Assche, Amsterdam/ Antwerpen 1979, Klassieke Galerij nr. 9.
De titel, die in de middeleeuwen niet bestond, verwijst naar de hoofdpersonen (zie Personages).
Karel ende Elegast bestaat uit ruim 1400 versregels.

Samenvatting van de inhoud

De verteller begint met de mededeling, dat hij een ware geschiedenis gaat vertellen: 'Vraye historie ende al waer. Magic u tellen. Hoerter naer!'
Koning/keizer Karel de Grote was naar zijn kasteel in Ingelheim gegaan, om er de volgende dag een plechtige hofdag te houden. 's Avonds ontwaakte hij doordat een engel hem zei te gaan stelen; deed hij dat niet, dan zou hij zijn leven verliezen. De koning dacht dat hij gedroomd had. Na een tweede waarchuwing van de engel meende hij, dat hij gekweld werd door een spookverschijning: hij was immers zo rijk en machtig dat hij een gebod om te gaan stelen niet ernstig kon nemen. Toen hij voor de derde maal de stem van de engel hoorde, stond hij op en kleedde zich aan. Alle deuren van het paleis waren gepend en iedereen was in diepe slaap, zodat hij ongemerkt zijn paard kon zadelen en het kasteel verlaten. Na een gebed om Gods hulp reed hij naar een naburig bos. Wat vreemd, dat hij, die dieven vervolgde, nu zelf uit stelen moest gaan. Hij moest denken aan zijn leenman Elegast, die hij ten onrechte ('om cleine sake',vers 219) had verbannen en die nu noodgedwongen door diefstal in zijn onderhoud moest voorzien. Karel bad God dat Elegast zijn metgezel op deze tocht mocht zijn.

Diep in het bos ontmoette de koning een ruiter in zwarte wapenrusting, die op een gitzwart paard reed. Karel dacht dat hij met de duivel van doen had en sloeg een kruis. Ze passeerden elkaar zwijgend, maar toen keerde de zwarte ridder, die zijn oog op de kostbare wapenrusting van Karel had laten vallen, om en ging Karel achterna. Hij eiste van hem dat hij bekend maakte wie hij was en wat zijn bedoelingen waren. Toen Karel weigerde volgde een langdurig gevecht, waarbij de zwarte ridder ten slotte uit het zadel geworpen werd en zijn zwaard aan stukken vloog. Karel was zo edelmoedig hem niet te doden, op voorwaarde dat hij bekend maakte wie hij was. De ridder vertelde dat hij Elegast heette en van roof leefde; hij ontzag echter de armen. De koning was blij dat hij zijn vroegere leenman ontmoet had en vertelde dat hij ook roofridder van beroep was, Adelbrecht heette en niemand spaarde. Toen hij Elegast voorstelde de schat van koning Karel te gaan stelen, wees Elegast dit verontwaardigd af: Karel was en bleef zijn leenheer aan wie hij trouw verschuldigd was. Hij stelde voor om naar het slot van Eggheric van Egghermonde te gaan, de zwager van Karel, die als een verrader beschouwd moest worden. Karel stemde toe en ze reden naar Eggherics kasteel; onderweg nam Karel een ploegijzer mee. Bij het slot aangekomen, maakte Elegast met een breekijzer een gat in de muur. Toen Karel zijn ploegijzer tevoorschijn haalde, moest Elegast lachen; hij had al snel in de gaten dat zijn metgezel geen verstand van inbreken had. Voor hij naar binnen ging, stak Elegast een toverkruid in zijn mond, dat hem in staat stelde de taal van de dieren te verstaan. Tot zijn schrik hoorde hij een haan en een hond tegen elkaar zeggen dat de koning in de buurt was. Hij vertelde dit tegen Karel, maar die lachte erom. Karel wilde het zelf wel eens horen, stak op zijn beurt het toverkruid in zijn mond en ook hij hoorde de dieren vertellen dat de koning in de buurt was. Hij wist echter Elegast over te halen hun plan toch uit te voeren. Toen Elegast het toverkruid terugeiste, bleek het plotseling verdwenen te zijn: zonder dat de koning er iets van merkte, had Elegast het uit zijn mond gehaald. De zwarte rid¬der kreeg steeds minder vertrouwen in Adelbrecht en ging alleen naar binnen. Hij dompelde iedereen in een diepe slaap, zodat hij ongestoord zijn gang kon gaan. Met veel schatten kwam hij bij Karel terug, maar hij wilde ook nog het belangrijkste heb¬ben: een zeer kostbaar zadel met wel honderd bellen van rood goud, dat in Eggherics slaapkamer hing. Daarom ging hij weer terug, drong door in de slaapkamer en pakte het zadel. Dat maakte echter zo'n lawaai, dat Eggheric wakker werd en zijn zwaard wilde grijpen. Zijn vrouw, die ook wakker was geworden, vroeg hoe het toch kwam dat hij de laatste drie dagen zo onrustig was en niet sliep en at. Eerst beweerde Eggheric dat er niets aan de hand was, maar toen vertelde hij over zijn plan om de volgende ochtend, op de hofdag, met een aantal handlangers (van wie hij de namen noemde) de koning te vermoorden. Toen Eggherics vrouw daar hevig verontwaardigd tegen inging, sloeg hij haar zo hard in het gezicht, dat het bloed uit haar neus en mond stroomde. Ze stak haar hoofd buiten het bed; Elegast ving het bloed op in zijn rechter handschoen en liet Eggheric en zijn vrouw door een toverspreuk inslapen. Met zadel en zwaard verliet hij het kasteel. Terug bij Karel vertelde hij alles wat hij gehoord had en toonde hij de bebloede handschoen. De koning begreep nu waarom de engel hem uit stelen had gezonden. Elegast wilde direct weer naar binnen om Eggherics hoofd af te slaan, maar Karel weerhield hem daarvan en raadde hem aan de volgende dag de koning in te lichten. Elegast weigerde dat, want de koning had hem immers verbannen. Uiteindelijk spraken ze af dat Elegast de buit zou wegbrengen, die ze dan de volgende dag op een veilige plaats konden verdelen, en dat Adelbrecht de koning van de samenzwering op de hoogte zou stellen.

Nadat Karel afscheid van Elegast genomen had, keerde hij terug naar zijn kasteel, dat hij ongemerkt binnenkwam. 's Morgens lichtte hij zijn geheime raad in over de samenzwering en besloot op advies van de hertog van Bayvier (Beieren) de samenzweerders in het kasteel af te wachten en hen bij aankomst te ontwapenen en gevangen te nemen. Zo gebeurde het. Eggheric bleef hardnekkig ontkennen dat hij het op Karels leven voorzien had. Toen ontbood de koning Elegast, die Eggheric beschuldigde en de bebloede handschoen toonde. Een tweekamp moest beslissen wie de waarheid sprak, hoewel Eggheric bezwaar maakte tegen een gevecht met een verbannen dief. 's Middags verscheen Elegast als eerste in het strijdperk; hij sprak een gebed uit en de strijd die volgde, was hevig. Elegast stootte zijn tegenstander uit het zadel, maar liet hem weer opstijgen en het gevecht duurde tot ver na de vespertijd. Pas nadat Karel tot God gebeden had, viel de beslissing: Elegast sloeg meer dan de helft van Eggherics hoofd af. Zijn lijk werd weggesleept en met de andere samenzweerders opgehangen (de meest eerloze straf). Karel dankte God, herstelde Elegast volledig in ere en gaf hem als beloning Eggherics weduwe tot vrouw; ‘si waren tsamen al haer lijf’ (vers 1410). Zo moge God vóór onze dood alles ten goede keren!

Bespreking

Bronnen en oorsprong

Karel ende Elegast is een oorspronkelijk Nederlands werk: er wordt nergens naar een bron verwezen en tot nu toe is er geen (Frans) voorbeeld gevonden. Er zijn verschillende theorieën met betrekking tot het ontstaan van Karel ende Elegast. Een eerste opvatting is, dat de basis van het verhaal wordt gevormd door een werkelijke samenzwering tegen Karel rond 788. M. Ramondt meent, dat de grondslag wordt gevormd door het wijdverbreide verhaal 'Hoe een koning uit stelen ging'. Volgens H. W.J. Kroes ligt de oorsprong in het sprookje van de meesterdief en J. van Mierlo denkt dat de kern wordt gevormd door een lied, dat epische uitbreiding heeft ondergaan.

Het verhaal 'Hoe een koning uit stelen ging' is oorspronkelijk een Egyptisch sprookje, 'Rhampsinitos', uit de periode 663 tot 525; het komt in Europa, China en India voor. De Latijnse kroniekschrijver Albericus Trium Fontium maakt er al melding van in zijn Chronica, verschenen tussen 1239 en 1250. Het komt ook voor in de Karlmeinet (een Nederrijnse vertaling van Karel ende Elegast van rond 1300), in de oud-Noorse Karlamagnus Saga (een prozacompilatie uit de periode 1200 tot 1250, met Basin in plaats van Elegast) en in het volksboek Karl Magnus Krönike uit de periode 1508 tot 1510 (met Alegast in plaats van Elegast). Er bestaat het vermoeden, dat er een Frans 'chanson de geste' (ridderverhaal) geweest is, waarin niet Elegast maar Basin een grote rol speelde.

Compositie

Het verhaal heeft een strakke compositie en een ellips-structuur (het begint en eindigt in het kasteel van Karel):
  • vers I en 2: proloog;
  • vers 3-192: de opdracht (kasteel van Karel);
  • vers 193-694: nachtelijke tocht en tweegevecht (bos);
  • vers 695-1071: inbraak en ontdekking van de samenzwering (kasteel van Eggheric);
  • vers 1072-1410: ontknoping en godsgericht (kasteel van Karel);
  • vers 1411-1414: epiloog.
De ernst en spanning worden regelmatig doorbroken door grappige gebeurtenissen (bijvoorbeeld de scène met het ploegijzer).

Personages

De personages zijn niet zozeer helden als wel gewone mensen. De namen zijn van Germaanse oorsprong. Karel de Grote is een historische figuur, die leefde van 742 tot 814 en keizer was van 800 tot 814 (door de paus gekroond). Rond 785 was er sprake van een samenzwering tegen hem. In de Annales van Eginhard, de biograaf van Karel, is de aanstichter van de samenzwering graaf Hardradus. Ook in de Latijnse kroniek van Albericus Trium Fontium komt de samenzwering voor, evenals in het veertiende-eeuwse Franse 'chanson de geste' Restor du Paon. In Karel ende Elegast is Karel niet de machtige keizer, die alles naar zijn hand zet. Hij is vroom (bidt diverse keren tot God), onhandig (als inbreker), edelmoedig (doodt Elegast niet), dapper (in het tweegevecht met Elegast) en kent ook twijfel (na de opdracht van de engel) en angst (tijdens de nachtelijke tocht).

Elegast is door Karel om een klein vergrijp verbannen en roofridder geworden, maar hij ontziet de armen. Hij blijft trouw aan zijn leenheer, de koning, is vroom en scherpzinnig, het type van de rechtschapen ridder, een 'outlaw' die zijn riddereigenschappen heeft behouden. De naam Elegast zou 'elvenheer' kunnen betekenen (vergelijkbaar met Oberon, de elfenkoning uit de sprookjes), maar ook in verband kunnen staan met de 'woudman', een krankzinnige, in het zwart geklede zwerversfiguur uit het middeleeuwse volksgeloof. Eggheric van Egghermonde is getrouwd met de zuster van Karel, tegen wie hij een samenzwering beraamt. 'Zijn naam zou kunnen verwijzen naar Aigremont in de Ardennen. Hij is een ontrouwe ridder, het type van de onsympathieke, ruwe krijgsman, die blijft vertrouwen op eigen kracht, een overmoedige ridder-zonder-vrees. De karaktertekening is sterk zwart-wit.

Plaats en tijd

Plaats van handeling is het kasteel van Karel plus de omgeving, in Ingelheim aan de Rijn (tussen Hingen en Mainz).
De gebeurtenissen worden in chronologische volgorde verteld en beslaan een periode van een nacht plus de daaropvolgende dag.

Vertelwijze

De IK-verteller is alwetend (auctoriaal) en spreekt regelmatig de hoorders/lezers aan (bijvoorbeeld in vers 2: 'Magic u tellen, hoerter naer' en in de slotregel: 'Nu segghet Amen allegader'). Hij weet de hoorders/lezers telkens weer nieuwsgierig te maken door niet meer te verraden van wat komen gaat dan strikt nodig is voor het begrijpen van de gang van het verhaal. Op een aantal plaatsen klinkt de eigen visie van de verteller door, bijvoorbeeld in vers 222: 'Ic wane, hi dicke sorghe heeft' en in vers 891: 'Vrouwen list es menichfout'. Er is sprake van 'creatief vertelspel' (zie het artikel van H. Ve¬keman: 'De verhaaltechniek in Karel ende Elegast', 'Spiegel der Letteren' 13, 1970-1971, nr. 1), waarbij de volgende technieken toegepast worden:
  • de stille monoloog: de verteller laat ons weten wat Karel denkt;
  • de commentaarstechniek: verteller, hoorder/lezer weten meer dan Karel;
  • de techniek van de dubbele lens: eerst ligt het perspectief bij de verteller, vervolgens zien we hetzelfde gebeuren door de ogen van een personage;
  • de techniek van de vertraagde opname: door retardering wordt de spanning vastgehouden;
  • de epische versnelling.

Thematiek

Centraal staan trouw en eer tegenover ontrouw (felonie) en verraad (hetzelfde thema is te vinden in Chanson de Basin, eind twaalfde eeuw, Karlmeinet, eind veertiende/begin vijftiende eeuwen de Scandinavische Karlamagnus Saga). Hoofdthema is de zinvolheid van Gods bestuur: zelfs een absurd lijkend bevel van God blijkt later uitermate zinvol te zijn. In het verhaal komen diverse sprookjeselementen voor, bijvoorbeeld een koning die uit stelen gaat, de meesterdief, toverkruid en toverspreuken. Andere belangrijke elementen zijn duels (waarvan het laatste fungeert als godsgericht); samenzwering en verraad; de relatie leenheer-leenman; vroomheid en godsvertrouwen. Het getal drie speelt verschillende keren een rol en is een symbolisch getal voor 'volmaaktheid, zekerheid' (pas na de derde boodschap van de engel komt Karel in actie).

Stijl

De taal is eenvoudig, beeldend (zie bijvoorbeeld de beschrijving van de zwarte ruiter vanaf vers 273) en van Zuidnederlandse oorsprong.
Het verhaal is geschreven in paarsgewijs rijmende versregels, die allemaal enkele (meestal drie of vier) beklemtoonde lettergrepen hebben (heffingenvers of toppenvers). Dit soort verzen is gemakkelijk uit het hoofd te leren en voor te dragen. Er komen veel herhalingen voor: twee maal komen het toverkruid (vers 766 en 794), het kraaien van een haan (vers 797 en 801) en de mishandeling van Eggherics vrouw (vers 910 en 1218 en verder) ter sprake; twee maal ook wordt Elegasts trouw op de proef gesteld; drie maal verschijnt de engel aan Karel en zes maal is er sprake van het vragen om de naam van de ander (vers 363,457 en verder, 468 en verder, 492, 539 en 566).

Stroming en genre

Karel ende Elegast behoort tot de middeleeuwse voorhoofse ridderepiek: het is een Frankisch ridderverhaal, dat gekenmerkt wordt door onder andere trouw van de leenman ten opzichte van de leenheer, gevechten en brute kracht en een ondergeschikte positie van de vrouw. Behalve Frankische of Karolingische ridderromans behoren tot de voorhoofse ridderepiek Germaanse heldenverhalen als het Nevelingenlied, de Roman van Lorreinen (begin dertiende eeuw) en Vanden bere Wisselau. Binnen de Frankische ridderepiek wordt onderscheid gemaakt tussen het 'épopée royale' (bijvoorbeeld Karel ende Elegast en het Roelantslied) en het 'épopée féodale' (bijvoorbeeld Willem van Oringen en Renout van Montalbaen, twaalfde eeuw).
De voorhoofse epiek heeft als oorsprong de Franse 'chansons de geste' (zangen van heldendaden), die volgens J. Bédier in nauw verband stonden met lokale legenden die opgetekend werden in kronieken.

Naast voorhoofse ridderepiek kennen we hoofse epiek ('chan¬sons d'aventure'), die gekenmerkt wordt door hoofse verering van de vrouw, voorkeur voor het verfijnde, wonderbaarlijke en geheimzinnige en door internationaal bekende motieven als de zoektocht of queeste, het vliegende schaakbord en de graal (wonderschotel met het bloed van Christus). Tot de hoofse epiek behoren:
  • de Brits/Keltische- of Arthurromans (rond de legendarische clanvorst Arthur en zijn ridders van de ronde tafel, bijvoor¬beeld Walewein van Penninc en Vostaert, Ferguut, Parcival, Torec en Lanceloet en het hert met de witte voet);
  • de graalromans (bijvoorbeeld Historie vanden Grale van J. van Maerlant, ca. 1261);
  • de klassieke romans (bijvoorbeeld Enefde van H. van Velde¬ke, Historie van Trojen van J. van Maerlant, ca. 1263, Tprieel van Troyen van S. Diengotgaf en Alexanders Gheesten van J. van Maerlant, ca. 1257);
  • de oosterse romans (bijvoorbeeld Floris ende Blancefloer van D. van Assenede en Parthenopeus van Blois).

Ridderromans ('jeesten' of 'geesten', afgeleid van het Latijnse 'res gestae' (krijgsdaden» zijn ontstaan in Frankrijk, waar trouvères en troubadours ze maakten en jongleurs (Lat. 'joculatores', goochelaars) en minstrelen (Lat. 'ministeriales') ze voordroegen.

Auteur

Over de auteur is niets bekend! Volgens K. Heeroma was hij wellicht een Vlaming uit het midden van de dertiende eeuwen auteur van de Moriaen.
© 2007 - 2024 Cheri, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Karel ende Elegast – Verhaal en achtergrondinformatie“Karel ende Elegast” is een van de oudste Nederlandse letterkundige werken. Waarschijnlijk dateerd het uide twaalfde eeu…
Boekverslag: Karel en de ElegastHier vindt u het boekverslag van Karel en de Elegast. Dit is een oud middeleeuws verhaal dat bewaard is gebleven en vert…
Boekverslag: Karel ende ElegastDit is mijn boekverslag van het boek "Karel ende Elegast". De schrijver van dit boek is onbekend en het is een oud-Neder…
Middeleeuwse literatuur: Karelromans of Frankische romansMiddeleeuwse literatuur: Karelromans of Frankische romansIn de middeleeuwen werden aan het Franse hof Frankische of Karelromans geschreven. Ze waren gebaseerd op het leven van d…

Boekverslag: De donkere kamer van DamoklesBoekverslag: De donkere kamer van DamoklesTitel: De donkere kamer van Damokles Auteur: Willem Frederik Hermans Eerste druk: november 1958 Gelezen uitgave: dertigs…
Boekverslag: De pupilBoekverslag: De pupilTitel: De pupil Auteur: Harry Mulisch Eerste druk: februari 1987 Gelezen uitgave: derde druk, maart 1987 Uitgeverij: De…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Cheri (20 artikelen)
Gepubliceerd: 26-03-2007
Rubriek: Educatie en School
Subrubriek: Samenvattingen
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.