Boekverslag: "Het bittere kruid"
Titel: Het bittere kruid
Ondertitel: Een kleine kroniek
Motto: Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om.... (Bert Voeten)
Auteur: Marga Minco
Jaar van uitgave: 1957
Uitgeverij: Bert Bakker te Amsterdam
Over het boekje "Het bittere kruid", van Marga Minco is veel te vertellen. Het is niet zomaar een boekje waarvan je een samenvatting op het internet zet, nee er is veel meer te vertellen dan alleen de samenvatting. Er staat een opdracht in het boek, het heeft een ondertitel, een motto en een epiloog. Genoeg uit te leggen dus.
Het boekje is opgebouwd uit éénentwintig korte hoofdstukken en tot slot een epiloog. We beginnen met een samenvatting per hoofdstukje.
Inhoud
Op een dag
In dit hoofdstuk leren we de familie kennen. Er is een ik-persoon, die met haar vader en moeder in Breda woont. De ik-persoon heeft ook een zus (Bettie) en broer (Dave) die op dat moment in Amsterdam wonen. Het verhaal speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog, want het gezin had een paar dagen de stad Breda moeten ontvluchten.
De Kloosterlaan
In dit tweede hoofdstuk ontdekken we dat het gezin joods is. Door middel van een terugblik van de ik-persoon merk je dat ze als kind gepest werd. Joden zijn "anders", is een les die de ik-persoon al snel leert. De andere kinderen zeggen dat de joden Jezus hebben vermoord. Tijdens het eerste jaar van de oorlog moet de ik-persoon kuren. Ze ligt dan in een ziekenhuis in Utrecht. Haar ouders verhuizen dan van de Kloosterlaan in Breda naar Amersfoort en gingen daar bij de broer (Dave) van de ik-persoon wonen , die intussen getrouwd was met Lotte.
De sterren
In dit hoofdstuk neemt de realiteit van de oorlog steeds serieuzere vormen aan. De joden moeten een davidster op hun kleding dragen. Vader komt met de sterren thuis en het lijkt erop alsof hij de enige is die begrijpt dat dit niet zo prettig is. Moeder en de meisjes gaan enthousiast aan het werk om de sterren op hun jassen te naaien. Ze lopen met hun jassen alsof ze een modeshow lopen. Het is bijna een feestje, je kunt merken dat ze de ernst van de situatie nog absoluut niet bevatten.
Ook Dave heeft wel in de gate dat het geen rede voor feest is. Hij moet nog even een boodschap doen en wil dit doen zonder ster. "Laat me vandaag nog maar even gewoon zijn"
Het flesje
Hier krijgen vader en Dave een oproep om zich te melden voor de werkkampen. Dave heeft een flesje met een vloeistof. Het blijkt een vloeistof die ervoor moet zorgen dat Dave ziek lijkt. Hij loopt ook nog verschillende malen de trap op en neer zodat hij flink zweet. De dokter die meot bepalen of mannen goed zijn voor het werkkamp hen af.
De foto's
Moeder wil dat er een portret foto wordt gemaakt van de hele familie. Dat is zo'n leuk aandenken voor later..... Je krijgt nu de indruk dat de ernst van de oorlog stukje bij beetje begint door te dringen. Een foto, want je weet maar nooit wat er gebeurt, je merkt dat de dreiging van de oorlog groter wordt. In dit hoofdstuk horen we ook voor het eerst dat er mensen gaan onderduiken. De familie vindt dit nog maar niets. Vader is weer de enige die het serieus neemt en zich afvraagt of zij hier ook aan moeten denken.
Het gebeurde
Dit hoofdstukje begint eigenlijk met een eigen motto:
Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons uit hunne hand rukke. (Klaagliederen 5:8) Dit is een bijbeltekst en geeft in dit verhaal aan dat de joden onvoldoende steun krijgen om zich teven de Duitsers te verweren. In dit hoofdstuk lezen we dat de ik-persoon voor het eerst iets hoort over een razia, dit is gebeurt in Amsterdam en hierbij is haar zus Bettie opgepakt. Nu komt de oorlog voor dit gezin dus erg dicht bij.
Kampeerbekers
In dit hoofdstuk krijgt het gezin een oproep om zich te melden. Men heeft al iets gehoord over kampen maar wat dit inhoudt weten ze nog niet. Wel moeten ze kampeerbekers kopen. Ze gaan op stap om goede bekers te kopen. Als ze deze hebben en ook al gepakt hebben krijgen ze te horen dat zo'n kamp een eindstation is en ze beluiten om niet te gaan. Ze krijgen van de huisarts een attest waardoor ze zich nog niet hoeven te melden.
Verzegeld
Dave en de ik-persoon zijn dus zogenaamd zien en Lotte mag voor hen zorgen. De ouders moeten naar Amsterdam, omdat ze ouders ijzn dan 50 jaar. Ze pakken hun koffers en wachten tot ze worden opgehaald. Als de Duitsers komen wordt de koffer gecontroleerd en de kamer van de ouders verzegeld. Het voelt heel raar, alsof het niet meer eigen is. De ouders gaan naar een getto (wijk waar joden bij elkaar moeten wonen) in Amsterdam. Het gezin valt steeds verder uit elkaar.
In bewaring
Het buurmeisje komt langs en wil zogenaamd een tennisracket lenen. Het blijkt dat ze veel meer spulletjes wil"hebben. Ze doet alsof ze erop wil passen want als joden hebben ze er nu toch niets aan.
Thuiskomst
De ik-psersoon wil naar Amsterdam. Ze heeft wel lef. Ze haalt haar ster van de jas en stapt gewoon op de trein. Ze voelt zich zo zonder ster weer even normaal.Als ze in Amsterdam komt voelt dit alsof ze thuis komt. Ze is daar nog nooit geweest maar de hereniging met haar ouders zorgt voor dit gevoel.
In het souterrain
Als de ik-persoon in Amsterdam is maakt ze op een gegeven moment een razzia mee. De ouders en de ik-persoon verbergen zich in het souterrain (kelder) en zien door een klein raampje de laarzen van de Duitsers die bij de buren de mense oppakken. Ook de kleine kinderlaarsjes van het buurmeisje komen voorbij.
Sabbat
In dit hoofdstuk wordt de joodse identiteit van het gezin heel erg benadrukt. Er wordt op sabbat een dienst bijgewoond. Na de dienst horen ze weer van een gezin dat zit ondergedoken. Vader, moeder en ik-persoon willen nu eigenlijk ook wel maar ze hebben geen geld en weten niet waar ze dan heen moeten.
Het meisje
In dit hoofdstuk worddt de ik-persoon zomaar aangehouden op straat en er wordt naar haar persoonsbewijs gevraagd. Dit geeft aan dat de joden geen enkel recht meer hadden op dat moment. Gelukkig was de man naar een ander op zoek en liet hij de ik-persoon gaan. Tante Kaatje, een oude tante van het gezin, zou langskomen, ze woonde in een verzorgingshuis maar... tante Kaatje is weg. Het hele tehuis is leeggehaald.
De Lepelstraat
De ik-persoon weet net een een razzia te ontsnappen. Eigenlijk moet ze instappen van de Duitsers maar als ze volhoudt dat ze niet in die straat woont maag ze toch verder lopen. Ze begrijpen dat het nu niet lang meer zal duren voor zij aan de beurt zijn.
De mannen
De ik-persoon en vader ontdekken een mooie schuilplaats in de tuin. Echter als later in de straat een razzia wordt gehouden zijn ze verstijfd van angst en maken ze geen gebruik van de schuilplaats. De Duitsers komen binnen om hen op te halen. Vader stuurt de ik-persoon even weg om de jassen te halen en dan ontsnapt zij via de achterdeur.
Het bittere kruid Tevens titelverklaring.
De ik-persoon gaat terug naar Dave, ze voelt zich schuldig dat ze haar ouders in de steek heeft gelaten. Ze heeft geen persoonsbewijs meer want dat moest ze achterlaten in Amsterdam. Ze moet met Dave en Lotte doen alsof ze niet joods zijn. Ze verven hun haar en wonen bij een mevrouw op een kamer. De mevrouw vertrouwt het niet en vraagt hen te vertrekken. In bed denkt de ik-persoon terug aan het Pesach feest. Tijdens dat feest eten de joden bittere kruiden om te denken aan de bittere tijden die het joodse volk onderging toen zij als slaven in Egypte woonde (vlak voor de uittocht). Ook nu zijn er weer bittere tijden voor de joden.
Uit elkaar
Lotte, Dave en de ik-persoon gaan met de trein naar Utrecht. Ze reizen apart omdat dit veiliger is. Lotte wordt echter opgepakt en Dave besluit bij haar te blijven en geeft zichzelf aan. De ik-persoon reist nu alleen. In Utrrecht hoort ze wat er is gebeurd. Ze is nu echt alleen over.
Het kruispunt
De ik-persoon gaat naar Amsterdam, ze is eigenlijk helemaal niet meer bang. (ze heeft niets meer te verliezen) Via Wout, een kennis uit Amsterdam gaat ze naar Hannes om onder te duiken maar daar zijn er al teveel dus moet ze weer verder.
Het bed
Nu komt ze bij een ander onderduik adres. De man is wel aardig maar de vrouw vindt het eigenlijk maar niets dat ze komt. Ze geeft aan geen bed te hebben. Het zal worden gebracht door het verzet.
De tol
De ik-persoon is nu redelijk veilig. Ze voelt zich wel schuldig hierover. Ze krijgt bericht over haar familie. "Ze zijn doorgestuurd", en ze vraagt zich af..."ze zullen terugkomen denk je niet?" Het lijkt allemaal zo normaal maar dat is het niet. Er speelt een kind buiten met een tol. Een groep Duitse soldaten komt langs en verplettert met hun laarzen de tol.
Een ander
De ik-persoon moet ook weer weg bij dit onderduik adres en krijgt een vals persoonsbewijs. Ze is nu ...een ander.
Het verhaal is nu afgelopen maar er volgt nog een epiloog. Een epiloog is een nawoord. Het vertelt wat er na het verhaal nog is gebeurd. Het hoort dus niet echt bij het verhaal zelf. In dit boek heeft het epiloog ook een titel.
Epiloog
De halte
De oorlog is afgelopen. De ik-persoon zoekt regelmatig haar oom op. Hij staat dan altijd bij de tram halte. Niet zozeer voor haar maar eigenlijk omdat hij verwacht dat zijn broer, de vader van de ik-persoon, weer terug zal komen. Tante geeft aan dat oom ziek is. Iedereen weet dat er niemand terug zal komen van de oorlog. De ik-persoon is haar hele familie kwijt, maar oom blijft hopen tegen beter weten in. De ik-persoon weet,
zij zouden nooit terugkomen, mijn vader niet, mijn moeder niet, Bettie niet, noch Dave en Lotte. En met deze woorden eindigt het boek.
Informatie over het boek
Titel verklaring: zie het hoofdstuk "Het bittere kruid."
Ondertitel: Het boekje heeft als ondertitel: Een kleine kroniek. Kroniek heeft als letterlijke betekenis: verhaal dat op zichzelf staande feiten vermeldt in chronologische volgorde. Ook is het een ander woord voor familie geschiedenis. Ten slotte zijn Kronieken twee boeken uit de bijbel en de joodse thora waarin de geschiedenis van het joodse volk wordt verhaald.
Motto:
Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om...Dit is geschreven door Bert Voeten, de echtgenoot van Marga Minco. Het geeft aan dat Marga het boek heeft geschrevenom verder te kunnen met haar leven. Ze heeft als het ware de ellende van zich af geschreven. Hoewel ze nooit alles zal kunnen vergeten, is het nu mogelijk om verder te gaan met leven.
Opdracht: Er staat een opdracht in het boekje.
Aan de nagedachtenis van mijn ouders
Dave en Lotte
Bettie en Hans
Ze heeft het boek dus ook geschreven ter nagedachtenis aan haar familie.
Understatement
Het boekje is eigenlijk één groot understatement. Het is op een zeer luchtige manier geschreven. Alsof het helemaal niet zo erg was, wat er was gebeurd. Maar deze manier van schrijven versterkt juist de ellende. Al naar men verder leest zie je hoe de verschrikkingen van de oorlog steeds dichterbij komen.
Perspectief/Autobiografie
Het verhaal is geschreven in het ik-perspectief. De ik-figuur is de hoofdpersoon. Het is een autobiografie en we weten dus dat de ik-persoon Marga is. Het is een waargebeurd verhaal over het leven van de ik-persoon. Het blijft fictie, maar is dus realistische fictie.
Taalgebruik
Het is eenvoudig geschreven. Korte zinnen en geen echte moeilijke woorden, wel wat ouderwets taalgebruik af en toe. Achter in het boekje is een woordenlijstje te vinden voor de joodse woorden die worden gebruikt. Dit is het enige taalgebruik wat problemen zou kunnen opleveren voor hen die niet joods zijn. Door het woordenlijstje is dit ondervangen. Korte zinnen, simpel taalgebruik maar toch een boek voor volwassenen, mede door de diepere betekenis van de verhalen. Er zit veel symboliek in. De kampeerbekers bijvoorbeeld, staan voor het vertekende beeld dat de joden in eerste instantie hebben van de kampen.