Boekverslag: Rindert Kromhout; Loop voor je leven
Zes jongens maken, samen met hun twee leiders, een voet- tocht door Noorwegen die vier maanden duurt. In die tijd leggen ze een afstand van 2.000 kilometer af, dwars door moerassen, uitgestrekte naaldbossen en over moeilijk begaanbare paden. Onderweg slapen ze meestal in tweepersoonstenten ergens in de natuur, soms slapen ze in een blokhut.
Titel
In Loop voor je leven beschrijft Kromhout de voettocht die Nederlandse randgroepjongeren in Noorwegen maken. Het doel van de tocht is doorgaan tot de eindbestemming Trondheim, 2.000 kilometer verderop, om vervolgens met een voldaan gevoel naar Nederland terug te keren en de grote prijs te incasseren: hulp bij het opbouwen van een nieuw leven en een hoopvolle toekomst. Stoppen met de overlevingstocht zou betekenen: terug naar Nederland en terugvallen in het oude leven van alcohol, drugs, criminaliteit, tehuizen, enzovoort. Een keuze, zonder alternatief.
Opbouw
Loop voor je leven telt 176 bladzijden en is opgebouwd uit 20 hoofdstukken. In de eerste twee hoofdstukken beschrijft Rindert Kromhout de laatste voorbereidingen voor de tocht. In het derde tot en met het negentiende hoofdstuk wordt de eigenlijke overlevingstocht beschreven. In het laatste hoofdstuk, ‘Champagne?’, komt de belangrijkste conclusie aan de orde: na terugkomst in Nederland begint de eigenlijke overlevingstocht pas.
Elk hoofdstuk heeft een eigen titel, waarin met enkele woorden wordt beschreven waarover het hoofdstuk gaat. Voorbeelden: De eerste loopdag’, You are under arrest’, ‘Het hooggebergte’. Het verhaal vertelt chronologisch (vanaf het begin in de lente tot de laatste loopdag in de zomer, vier maaanden later) hoe zes jongens en hun twee begeleiders de overlevingstocht afleggen en wat ze hierbij onderweg allemaal meemaken. Tijdens het lezen merk je dat de schrijver een aantal flash-backs heeft ingebouwd, bijvoorbeeld als de jongens herinneringen aan vroeger ophalen. Door deze informatie begrijp je beter waarom de jongens aan deze overlevingstocht meedoen en waarom ze op hun manier tegen de wereld aankijken. Loop voor je leven bevat een nawoord, waarin de schrijver vertelt hoe het, een jaar na terugkomst in Nederland, met de jongens en de begeleiders is gesteld.
Verteller
Het verhaal is in de hij-vorm verteld, Dit betekent dat de verteller zelf geen rol heeft in het verhaal. Hij reist als het ware met de groep mee en bekijkt iedereen vanaf een afstand. Dan beschrijft hij wat hij allemaal ziet gebeuren wat de personen denken en voelen.
De ‘hij-vorm’ heeft vooral betrekking op Thomas, want de schrijver beschrijft vooral zijn doen en laten. Maar ook de andere personen in dit boek worden met hun naam of ‘hij’ aangeduid. In drie situaties verschijnen er vrouwelijke personen. De schrijver gebruikt dan hun namen en/of de ‘zij-vorm’.
Hoofdpersonen
In Loop voor je leven hebben acht mensen een belangrijke rol:
de zes jongens die de eigenlijke overlevingstocht afleggen en hun twee begeleiders. Van de zes jongens heeft Thomas de meest centrale rol in het boek.
De jongens:
- Hans: een wat nors type dat regelmatig wegloopt en nauwelijks rekening houdt met de anderen
- Patrick: een sympathieke jongen met gevoel voor humor, die goed van vertrouwen is; hij krijgt een naar bericht te horen waar hij grote moeite mee heeft
- Ronald: een lichamelijk sterke jongen die van aanpakken weet, en heel trots is op zijn tatoeages
- Alex: een eerlijk, wat onderdanig type dat veel rekening houdt met anderen en snel toegeeft wanneer hij iets heeft uit- gevreten
- Miesjel: een vreemde, stille jongen met een bleek gelaat, die ooit een zelfmoordpoging heeft ondernomen; hij scoort enorm bij de anderen wanneer hij een agressieve Noor van zijn motor trekt
- Thomas: een jongen die thuis veel ellendige situaties mee heeft gemaakt, in talloze pleeggezinnen zat en die tijdens de tocht veel nadenkt over verleden en toekomst; hij baalt regelmatig van de tocht en overweegt enkele keren ermee te stoppen; ook is hij teleurgesteld in zijn moeder omdat ze nooit een brief naar Noorwegen stuurt; in zijn tent leest hij Zweedse thrillers van Sjöwall & Wahlöö en maakt hij plannen voor zijn ideale gezin, later.
De begeleiders:
Martin: een 25-jarige, sympathieke, daadkrachtige man, die erg kwaad kan worden als iemand zijn afspraken niet nakomt
Cello: is van Italiaanse afkomst en heet eigenlijk Marcello; hij is mollig, humoristisch en gebruikt regelmatig spot (ironie, sarcasme) om de jongens terecht te wijzen.
De begeleiders op afstand:
Telgers: is de directeur van het tehuis, die eens per maand, samen met een andere begeleider genaamd Simon, per vliegtuig naar Noorwegen komt om evaluatiegesprekken te voeren en die ervoor zorgt dat op diverse plaatsen proviand klaar staat. Wanneer Telgers en Simon er zijn, zonderen Martin en Cello zich in een hotel in de buurt even af om op verhaal te komen. het geen enkele zin heeft vrienden te blijven. Monika ruimt alle herinneringen aan Peter op en schrijft hem een definitieve afscheidsbrief. Maar of ze deze zal versturen?
De auteur
Rindert Kromhout (1958) is geboren in Amsterdam. Hij volgt een opleiding tot kleuterleider, werkt in een boekhandel en een jeugdbibliotheek. Hij is lange tijd recensent van kinder- en jeugdboeken voor de Volkskrant en De Tijd. Verder schrijft hij kinderboeken, toneel (Het Bad van de Zandloper, Ratten in Venetiè) en romans voor volwassenen (De taal van Ennio). Zijn werk is vertaald in het Deens, Duits, Japans, Italiaans en Spaans.
‘Iedereen zou kinderboeken moeten lezen,’ vindt Rindert Kromhout, ‘kinderen en volwassenen. Ik bind mensen desnoods vast op een stoel om ze voor te lezen en ze zo te laten ontdekken hoe geweldig kinderboeken zijn. Voor mij is een heel belangrijke vraag: hoe kun je je liefde voor boeken aan kinderen doorgeven?’
Rindert Kromhout houdt zich met verschillende literatuur- projecten bezig. Zo laat hij bijvoorbeeld met behulp van dia’s zien hoe hij op ideeën komt en die uitwerkt; met het manuscript erbij laat hij ten slotte zien hoe een idee een verhaal wordt, met titel en al.
Hij heeft inmiddels al een vijftigtal (!) boeken geschreven. Voor een aantal boeken kreeg hij prijzen. Zo kreeg hij voor Hens up! en Erge Ellie en nare Ellie de Prijs van de Nederlandse Kinderjury; voor Peppino een Zilveren Griffel; nominaties voor Het geheim van de afgebeten vingers en Rare vogels.
Samenvatting
Zes jongens maken, samen met hun twee leiders, een voet- tocht door Noorwegen die vier maanden duurt. In die tijd leggen ze een afstand van 2.000 kilometer af, dwars door moerassen, uitgestrekte naaldbossen en over moeilijk begaanbare paden. Onderweg slapen ze meestal in tweepersoonstenten ergens in de natuur, soms slapen ze in een blokhut. En elke ochtend weer verder, met elkaar en de rugzakken van 25 kilo, door weer en wind. De corveediensten wisselen. Het eten is eenvoudig. Ze mogen geen alcohol en drugs gebruiken. Ze moeten als groep bij elkaar blijven. En wanneer ze onderweg een stad of dorp tegenkomen, mogen ze niet gaan stappen. Martin en Cello, de twee groepsleiders, houden een en ander zorgvuldig in de gaten.
Thomas, Hans, Patrick, Ronald, Miesjel en Alex zijn Haagse jongens van i6 jaar. Ze hebben allen een rotjeugd achter de rug en zijn vanwege conflicten thuis, op school, in de buurt en met de politie in tehuizen terecht gekomen. De Haagse Hervormde Kindertehuizen organiseren voettochten in Noorwegen, die ‘overlevingstochten’ worden genoemd. Deelnemers zijn vier maanden weg uit Nederland en kunnen in die tijd over zichzelf, de toekomst en de wereld nadenken. Thomas, een van de deelnemers, krijgt ook een kans aan zo’n tocht mee te doen. Als hij de voettocht uitloopt, wordt zijn veroordeling verscheurd. En als hij terug is in Nederland, zo is hem beloofd, helpen ze hem met het zoeken van woonruimte en een nieuwe baan of school.
Avontuurlijk, zo’n overlevingstocht. Onderweg zien ze fjorden, dichte naaldbossen, smeltende sneeuw, berensporen, de middernachtzon, elanden, rendieren en... nauwelijks mensen. Alleen elkaar, elk met zijn eigen verleden en problemen.
Dat leidt regelmatig tot conflicten: scheldpartijen, beschuldigingen en knokpartijen. Soms is het heel verleidelijk om ermee te kappen. Snel terug naar Nederland, Den Haag. Gelukkig zijn Martin en Cello er om de jongens te begeleiden, ook als ze onderweg rottigheid uithalen.
“Weet je waarom ik me er zo kwaad over maak,” zei Martin. “Omdat ik me zorgen om jullie maak. Ik zou het doodzonde vinden als je straks in Nederland weer de mist in gaat. Ik vind jullie namelijk aardige jongens, al snap ik zelf niet waarom. Ik vind het prettig en belangrijk hier met jullie die tocht te lopen en met jullie te praten en te eten en te slapen. Jullie zijn stuk voor stuk vastbesloten straks in Den Haag een succes te maken van de nieuwe kans die je krijgt. Dat heb je me verteld en ik geloof jullie en ik geloof in jullie. Verpest het dan verdomme niet!” (...) Niemand zei iets, want er was helemaal niets meer om te zeggen.’