Boekverslag: transit - Hella S. Haasse
Transit, geschreven door Hella S. Haasse, is gepubliceerd in 1994. Dit boek gaat over Iks of Xenia, die net terugkomt van haar zwerftocht door Europa. Dankzij een duidelijke samenvatting zal je het boek goed kunnen begrijpen. Verder bieden de verdiepingen in ruimte, tijd en motieven een beter inzicht in het boek.
Inhoudsopgave
Bibliografische gegevens
- Auteur: Hella S. Haasse
- Titel: transit
- Jaar eerste druk: 1994
- Jaar gelezen druk: 1994 (Boekenweek geschenk)
- Plek van uitgave: Amsterdam
- Uitgeverij: Em. Querido’s Uitgeverij B.V.
- Motto: -
- Opdracht: voor mijn kleindochter Roosje Polak
Samenvatting
Zondag
Xenia (Iks) staat voor het eerst sinds anderhalf jaar weer op het Amsterdamse station, nadat ze anderhalf jaar heeft gezworven in Europa. Ze komt op dit station Daan tegen, een vriend van haar, van anderhalf jaar geleden. Xenia, Daan en Alma vormden toen een groepje en Daan was het vriendje van Alma, of het slaafje volgens Xenia. Wat haar nog het meest verbaast is dat Daan in de vuilnisbakken aan het graaien is, aangezien hij altijd zo braaf was. Er gaan ook nog eens geruchten rond dat Daan aan de drugs zit, wat er bij Xenia niet in kan.
Xenia probeerde hem te helpen, maar toen zij begon over Alma vluchtte Daan weg. Ze ging langs bij het huis Alma’s ouders, want Alma was hier weg gegaan. Teleurgesteld ging ze naar de ouders van Daan, om daar te vertellen dat Daan zwierf, maar dat wisten zijn ouders al. De ouders van Daan geven de schuld aan Alma en Xenia, maar vooral Xenia was schuldig. Xenia gaat naar het park en gaat op een bankje zitten. Daar gaat iemand naast haar zitten en deze vrouw verliest, al dan niet expres, haar sleutels. Xenia gaat naar het adres en wacht daar totdat ze besluit dat het lang genoeg heeft geduurd. Dan gaat ze zelf naar binnen. Ze pakt wat te eten en te drinken en dan gaat ze slapen. Abrupt wordt ze wakker gebonkt en dan ontmoet ze Cluysman, de man die dus blijkbaar ook nog in dit huis woont, naast de vrouw die ze ontmoette in het park.
Maandag
Cluysman vertelt dat zijn hulp, Fennechien, weg is gegaan. Xenia weet gelijk dat hij het heeft over die vrouw in het park. Cluysman vraagt aan Xenia of zij het over wilt nemen en gaat er daarna gelijk maar helemaal van uit dat ze dit doet. Xenia wil dat wel, maar alleen totdat ze een nieuwe baan heeft, want dan wil ze zo snel mogelijk weg. Cluysman vertelt wat over zichzelf. Zo vertelt Cluysman dat hij hoogleraar was, dat hij getrouwd is geweest en dat hij twee kinderen heeft. Verder vertelt hij dat hij zichzelf heeft opgesloten als hulpbehoevende man.
Dinsdag
Xenia gaat op zoek naar aanwijzingen om Alma weer te vinden. Ook gaat ze weer op zoek naar Daan, omdat ze graag voor hem wilt zorgen. Ze loopt langs cafés waar ze vroeger met z’n drieën vaak zaten, maar daar vindt ze geen enkel spoor van Alma. Dan gaat ze de route na die Daan altijd loopt en daar vindt ze hem dan ook. Weer biedt ze aan hem mee naar het huis te nemen waar ze woont, maar dat wilt hij niet.
Woensdag
Xenia heeft nu een baan, ze is vuilnisophaler geworden. Voordat ze begint vraagt Cluysman of ze nog wel de huishoudelijke taken blijft doen en in zijn huis blijft wonen. Terwijl ze haar werk doet, groet een taxichauffeur haar, dit blijkt een vroegere overbuurman te zijn. Hij begint over een vroegere vriendin die blond haar had. Xenia reageert hier gelijk op door te vragen of hij haar nog eens heeft gezien. Hij antwoord met "ja, zo’n maand geleden". Nadat Xenia het vroeg gaf hij haar het adres waar hij Alma ongeveer had afgezet. Toen ze thuis kwam ging ze Cluysman helpen met het ordenen van al zijn aantekeningen. Cluysman begint direct weer over die vrouw, dat ze het had weggegooid en dat ze het maar als oud prul zag. Xenia reageert hier maar niet op.
Donderdag
Cluysman wilt dat Xenia ander werk gaat doen, maar dit doet ze niet, want ze wilt nog wel graag wat verdienen en het is lastig een goed baantje te zoeken. Dan wordt Cluysman gebeld, Xenia neemt op en het is de vrouw. Ze informeert of alles goed gaat met Cluysman. Daarna belt Xenia verschillende bedrijven die prostituees verhuren, maar ze krijgt nergens iets te horen wat van waarde is, als ze dan al antwoord krijgt. Ze heeft namelijk een sterk vermoeden dat Alma tegenwoordig als prostituee door het leven gaat.
Vrijdag
Alma en Cluysman gingen verder met het ordenen van Cluysman's aantekeningen. Ze vonden wat dingen die over Cluysman’s oude volgelingen gaan in Parijs. Xenia gaat nachtclubs langs, maar vindt niets over Alma. Ze ziet Daan staan en deze gaat nu gewoon mee. Ze laat het bad vol lopen. Cluysman hoort dit en stuurt Daan weg. Terwijl zij Daan nog probeerde in huis te houden, was hij ondertussen alweer verdwenen.
Zaterdag
Cluysman vertelt Xenia dat Daan dood is gevroren, dat hij in slaap is gevallen bij een temperatuur van om en nabij het vriespunt. Dit raakt Xenia in haar hart. Ze denkt dat ze hem had kunnen redden als hij in huis had mogen blijven. Dit horen doet Cluysman ook pijn. Ze krijgt via een omweg te horen dat ze naar Marie op het station moest gaan. Na veel moeite krijgt ze te horen dat Alma heel erg diep in de problemen zat en dat ze een man heeft gebeld die haar zou helpen als ze echt in de problemen zat. Ze is met die man mee naar Antwerpen gegaan, waarschijnlijk in de prostitutie. Zoiets was ook wat Xenia verwachtte en waar ze eigenlijk bang voor was.
Zondag
Xenia neemt Cluysman mee naar buiten, ze vertelt hem dat hij mee naar buiten moet en nog belangrijker, dat ze weg gaat en dat hij niet lang alleen zal zijn, omdat er een nieuwe hulp komt. Ze gaat nog even naar Daans huis, waar ze niet naar binnen mag vanwege Daans dood, omdat het nu een sterfhuis is. De vrouw die open deed moet vertellen, namens Xenia, dat Daan geen junk was. Dan gaat ze op zoek naar Alma, dus naar Antwerpen, ze krijgt een lift ze eindigt met de woorden: “Ja, zo kan je het noemen. In Transit.”
Vertelinstantie
Je hebt in dit verhaal sprake van twee vertelinstanties, de belevende ik verteller en de auctoriale verteller.
De belevende ik verteller is sprake van wanneer je in Cluysman zijn dagboek leest. Hij schrijft dan in de belevende ik verteller. Je leest het zelf alsof het zo verteld / gezegd wordt.
Er is sprake van een auctoriale verteller wanneer je niet in het dagboek van Cluysman leest. Dit is de meest voorkomende vertelinstantie.
Belevende ik verteller
Citaat 1, belevende ik, bladzijde 49: “… Xenia is niet mooi, maar zij heeft een aardig gezicht, al kan zij blijkbaar niet lachen. Wat is dat voor een krankzinnige mode, die meisjes ertoe brengt van die strakke maillots te dragen, zonder rok of andere bovenkleding. Heb je geen jurk? Vroeg ik haar, maar dat is dus niet het geval. Volgens mij bezit ze geen andere kleren dan die ze aanheeft.”
In dit stukje lees je over hoe Cluysman Xenia beoordeelt en hoe hij over haar denkt. Je leest op het einde ook een stukje van zijn gedachten. Je ziet ook dat hij spreekt in de ik-vorm, dit zijn allemaal dingen waaraan je kan zien dat het een belevende ik verteller is. Wat kenmerkend is voor hoe hij verteld, is dat hij veel kritiek geeft, meestal filosofisch gericht.
Citaat 2, belevende ik, bladzijde 73: “Wat mij met afkeer vervult: dat de verbeelding die nu aan de macht heet te zijn, zich uit louter negatieve vorm van ontluisteren, afbreken. Ik zie daarin een teloorgaan van werkelijke creativiteit. Behalve verstarde elementen worden ook levensvatbare kiemen vernietigd. Alleen een samenleving met sterke volwaardige scheppende impulsen kan zich radicale bestrijding veroorloven van wat er binnen het eigen kamp ziek, misvormd of troebel is.'
‘Dat zal ik omstreeks ’70 geschreven hebben’ merkte Cluysman op."
Hierin lees je weer het belangrijkste aan deze verteller, het filosofische, het stukje dat gericht is op de filosofie of op de wereld. Dit is een vrij duidelijk stukje wat dat betreft, maar er zijn ook stukjes waarin hij iets schrijft en het vol staat met filosofische opmerkingen, maar dat je het niet door hebt, of bijna niet. Pas als je het nog eens twee of drie keer leest zie je dat het weer in filosofische stijl geschreven is. In dit citaat zie je ook dat Cluysman zegt dat hij het heeft geschreven. Dit stukje komt niet uit zijn dagboek, maar uit zijn oude aantekeningen.
Citaat 3, belevende ik, bladzijde 30: “… De komst van dat vreemde meisje heeft van alles losgewoeld. Toen zij zo plotseling voor mij stond vannacht, een androgyne verschijning van top tot teen in het zwart gekleed, was het mij alsof de klok veertig jaar was teruggezet, en ik Dominique zag of Roland, of Said – mijn drie onafscheidelijke volgelingen in Parijs, in 1952, toen ik daar werkte aan mijn dissertatie. Eigenlijk was het andersom, zocht ik hen en leek het alleen maar alsof zij mij, intellectueel van middelbare leeftijd, buitenlander bovendien, respectvol begeleidden op mijn tochten door de stad.”
Dit is het allereerste stukje dat je uit Cluysmans dagboek kan lezen. Hierin zie je een aantal dingen. Ten eerste dat hij begint met filosofisch te schrijven, dus hij start waarschijnlijk pas weer met zo te schrijven, nadat Xenia bij hem in huis is gekomen. Ten tweede zie je ook dat het weer in de ik persoon is verteld. Ten derde krijg je een stukje van zijn geschiedenis mee en hoe hij is.
auctoriale verteller
Citaat 1, auctoriale verteller, bladzijde 10: “De straat zag er nog even rommelig uit als voor haar vertrek, anderhalf jaar tevoren. Hondenstront op de stoep, fietsen (sommige tot op het frame gesloopt) vastgeketend aan de miezerige boompjes langs de rand van het trottoir. Dezelfde graffiti bedekten tot manshoogte de muren tussen deuren en ramen. Nog eer ze had aangebeld ging de verveloze deur open. Een man in trainingspak droeg zijn fiets naar buiten. Achter hem rees de steile trap die ze zo goed kende. De man, kalend, ouwelijk, kon geen huisgenoot van Alma zijn.”
Bij onder andere dit stukje kan men heel erg twijfelen of het nou een auctoriale of een personale verteller is, omdat je hier namelijk vanuit een auctoriaal standpunt dingen te lezen krijgt die personaal lijken. Dit is echter een auctoriale verteller, omdat het allemaal van bovenaf wordt gezien.
Citaat 2, auctoriale verteller, bladzijde 90: “Iks verstijfde van schrik. Het drong tot haar door dat ze vergeten was de huissleutels bij Cluysman achter te laten. Ze wist niet eens of hij zelf wel een stel had. Nu die onwelkome arm haar omklemde, voelde ze de metalen staafjes tegen haar ribben drukken. Nog niet eerder had ze nagedacht over de vraag wat er zou gebeuren wanneer ze deze ongenode gast binnenliet in Cluysmans huis. Hoe kon ze dat voorkomen? Ze kreeg een ingeving.”
Hier is het duidelijker auctoriaal, je leest dat er wel met “ze” en “haar” wordt verteld, maar het is echt van bovenaf verteld, waardoor het duidelijk wordt dat het een auctoriale verteller is. De verteller is alwetend, wat een andere aanwijzing is voor een auctoriale verteller.
Citaat 3, auctoriale verteller, bladzijde 28: “Waarom woon je zo gek?’ vroeg ze bruusk. ‘Het lijkt wel een schuilzolder. Zo iets als het Achterhuis van Anne Frank. Je zit hier opgesloten.”
Dit is kenmerkend aan deze verteller, dat het vaak direct wordt verteld, echt als een auctoriale verteller. Dit is iets wat dan ook zeer vaak terugkomt. Verder wordt het vaak vrij objectief verteld, wat een andere duidelijk aanwijzing is voor een auctoriale verteller.
Personages
De twee belangrijkste personages in dit verhaal zijn Xenia en Cluysman.
De onderlinge relatie tussen beide is dat Xenia op een gegeven moment - via een omweg - in zijn huis beland en dat ze elkaar daar ontmoeten. Daar gaat ze voor onderdak en eten voor hem werken, als huishoudhulpje. Dan ontwikkelt hun relatie zich wat, maar niet zo heel erg. Het lukt Xenia uiteindelijk om hem naar buiten te krijgen, na heel veel moeite.
Xenia
Xenia is een vrouw van achttien (bladzijde 49) die volgens Cluysman niet zo veel lacht. (bladzijde 49). Wat je weet van haar, is dat ze toen ze in vier havo zat van school is gegaan. De bedoeling was om samen met Alma en Daan op reis te gaan, maar dat ging niet door vanwege een ruzie.
Xenia is een speaking name, op twee manieren eigenlijk: Als in dat ze gepest werd met “ik zei niet ja, ik zei niet nee” en als in vreemdeling of gastvriend (bladzijde 88). In het begin is zij voor Cluysman die vreemdelinge, maar later op bladzijde 88 zegt hij dit:
“Hij reikte naar haar hand. ‘Xenia! “Xenos” betekent vreemdeling, maar ook gastvriend. Voor de ouder Grieken was dat hetzelfde. Xenia gastvriendin, blijf hier. Ga in godsnaam niet weer rondzwerven!”
Dit is belangrijk, omdat hier letterlijk duidelijk wordt gemaakt hoe zij gezien wordt door Cluysman en je weet automatisch meer over haar, doordat je daarvoor niet echt een idee hebt van haar zwerven. Door haar naam weet je gelijk dat ze al geassocieerd is met rondzwerven, want dat betekend haar naam min of meer: vreemdeling.
Hoe zij eruit zag, eigenlijk gedurende het hele verhaal (bladzijde 7):
“Zwarte wollen leggings had ze aan, zwarte rijglaarzen, en over een zwarte trui die tot op haar heupen hing een kort jek van zwart kunstleer. Een scheur in de linkermouw was met zwartgemaakte pleister dichtgeplakt. Haar haren droeg ze kortgeknipt, een donkerblonde kap. Heel haar ardse bezit zat samengeperst in een klein model rugzak. Ze had juist haar gezicht gewassen en haar tanden gepoetst in de wc op het eerste perron.”
Ze heeft de hele tijd die kleren aan, omdat ze simpelweg geen andere kleren heeft.
Dit is de beste beschrijving van Xenia die je kan vinden. Ze heeft zichzelf Iks genoemd, omdat ze een hekel eraan had dat ze gepest werd met “ik zei niet ja, ik zei niet nee.”
Ze is vrij overheersend, ze heeft een erg sterke eigen wil waar je eigenlijk niet omheen kan. Ze doet wat ze wilt en als ze iets in haar hoofd heeft dan doet ze het ook, ze is dus ook een echte doorzetster. Dat zijn de twee karaktereigenschappen die het meest opvallen bij haar.
Ze is een round character, ze maakt een verandering door gedurende het verhaal. Van de zachtaardigere Xenia naar een hardere Xenia.
Cluysman
Dan Arnold Cluysman (bladzijde 76), hij zal rond de tachtig tot negentig zijn. Je weet eigenlijk nog vrij weinig over hem. Hij is een round character, ook hij ondergaat een verandering. Hij bleef altijd binnen, maar gaat aan het einde van het verhaal ook wel eens naar buiten.
Je weet dat hij dus al een groot aantal jaren binnen zit. Ook zijn naam is een speaking name, die namelijk staat voor kluizenaar. Deze naam spreekt eigenlijk boekdelen over deze man, wie hij nou daadwerkelijk is. Hij zit het liefst binnen en gaat liever helemaal niet naar buiten.
Hij is erg introvert en op zichzelf gericht. Hij wilt zijn eigen domein bewaken en geen vreemdelingen erin toe laten. Het toelaten van Xenia was duidelijk een uitzondering, want daarna stuurt hij Daan gewoon weer weg. Het wegsturen van Daan staat op bladzijde 76: “Wat moet dat? Wie heb je daar binnengehaald? Ik wil dat niet hebben!’ riep hij, terwijl hij met zijn stok tegen de trapleuning sloeg. ‘Luister nou…’ begon Iks, maar hij liet haar niet aan het woord komen. ‘Geen gajes van de straat in mijn huis! Eruit, en nu meteen!”
Hierin schermt hij zich gelijk af en wil hij niks horen van Xenia. Ook al heeft hij haar dan toegelaten in zijn leven, in zijn huis, hij wilt absoluut niet dat Daan of wie dan ook in zijn huis komt. Dit zou ook kunnen komen doordat hij bang is dat iemand hem naar een bejaardentehuis stuurt.
Voor de rest is hij een ouderwets persoon, dit komt doordat hij zich gedraagt als een kluizenaar. Dit komt naar voren op onder andere bladzijde 49: “Wat is dat voor krankzinnige mode, die meisjes ertoe brengt van die strakke maillots te dragen, zonder rok of andere bovenkleding. Heb je geen jurk? Vroeg ik haar, maar dat is dus niet het geval.”
Hierin springt toch wel duidelijk naar voren dat hij echt nog van de oudere generatie is die alleen waarde hecht aan hun eigen gewoontes en kleding / mode.
Hij is ook een persoon die wel echt om mensen gaat geven als hij ze eenmaal in zijn vertrouwen heeft genomen. Zo ook op bladzijde 88:
“Hij reikte naar haar hand. ‘Xenia! “Xenos” betekent vreemdeling, maar ook gastvriend. Voor de ouder Grieken was dat hetzelfde. Xenia gastvriendin, blijf hier. Ga in godsnaam niet weer rondzwerven!”
Die vriendelijkheid van Cluysman is opvallend en soms zelfs vreemd te noemen. Zodra hij iemand in vertrouwen heeft genomen - omdat het moet of omdat hij het wilt - vertrouwt hij die persoon ook volledig, voor de volle honderd procent.
Ruimte
Fysische ruimte
Het verhaal speelt zich af in Amsterdam, van het station tot aan het huis van Cluysman, maar de belangrijkste plek is toch wel Cluysmans huis. Daar gebeurt het meeste en daar ligt eigenlijk de verhaallijn. Wat echter wel heel belangrijk is, is om te weten dat ze altijd maar een korte periode ergens blijft, zo ook in zijn huis. Ze blijft daar maar 8 dagen en nachten. Het huis is groot, dat weet je doordat je telkens weer wat te horen krijgt over het huis en je weet dat hij helemaal verstopt woont. Als er iemand in het huis komt, zal die persoon Cluysman nooit kunnen vinden, wat ook zijn doel is.
Vanuit dit huis gaat Xenia de hele tijd Amsterdam in.
Psychische ruimte
Er is een ruimte die de gevoelens van Xenia versterkt door het weer, namelijk op bladzijde 21: “Als er niemand thuis was, had het geen zin de sleutels door de spleet van de brievenbus te gooien. Ze stelde zich voor hoe het schichtige mens met haar tassen straks hulpeloos op de stoep zou staan. Nog met de smaak van cake in haar mond ging Iks op de bovenste tree zitten. De ene dienst was de andere waard. De bleke zon was verdwenen achter een wolkenbank, vochtige kilte woei aan vanuit het park dat zij kon zien liggen door een opening tussen de huizen aan de overkant van de straat.”
Dit gaat later op de bladzijde weer verder met: “Waar was Alma gebleven? De gedachte aan Alma riep het beeld op van Daan. Wanhoop beving Iks, om het spoorloos verdwijnen van de een, de totale verloedering van de ander, en om haar eigen machteloosheid. De beschuldigende woorden van Daans moeder zaten haar dwars, maar ze weigerde alléén aansprakelijk te worden gesteld."
Hierin voelt ze zich al niet lekker, maar juist door de wind voelt ze zich dus verder op de bladzijde totaal niet lekker meer, voelt ze zich schuldig en wilt ze het liefst zo snel mogelijk weer weg.
Tijd
Het verhaal telt 92 bladzijdes.
In het verhaal verstrijken er acht dagen, dat weet je omdat er acht echte hoofdstukken zijn, allemaal vernoemd naar de dag.
Het is totaal niet duidelijk wanneer het verhaal zich afspeelt, maar het zal zich na 1979 afspelen, omdat ze het op bladzijde 18 hebben over een walkman.
Het verhaal is niet chronologisch, omdat er een flashback in zit.
Bladzijde 18: “Vroeger kwam ze vaak in het park. Vooral in de zomer bracht ze er haast al haar vrije uren door, op warme dagen languit liggend in het gras, met de walkman op haar oren. De stof voor menige schooltoets had ze er, in het rosarium, of aan de rand van een van de vijvers, uit haar hoofd geleerd.” Dan wordt er nog wat verteld over voordat ze samenwonen alles beter ging.
Motieven
De twee belangrijkste motieven zijn drugs en reizen.
Drugs
Drugs is een motief, omdat het meerdere keren voorkomt. Het komt voor het eerst naar voren op bladzijde 12: “Zijn moeder keek haar aan met uitgebluste ogen. ‘Ik weet dat hij zwerft, dat hij een junk geworden is.’ Ze sprak moeizaam, als of haar adem te kort schoot.”
Dit is de eerste keer dat drugs naar voren komt als een motief, hier hebben we het over Daan, maar de drie dragers zijn Daan, Alma en Xenia. Alma is niet zo’n belangrijke draagster, maar ze heeft toch met drugs te maken, omdat deze drie elkaar vroeger hebben beloofd dat ze nooit drugs zouden gaan gebruiken. Amsterdam is daarom misschien ook wel kenmerkend, omdat dit een vrij bekende stad is qua drugsgebruik.
Daan is de belangrijkste drager, omdat iedereen denk dat hij drugs gebruikt, iedereen behalve Xenia. Zij weet dat ze elkaar hebben beloofd om nooit drugs te gaan gebruiken. Xenia is ook een draagster van dit motief, omdat zij dus terug is gekomen in Amsterdam en ze probeert om Daan te helpen en mensen ervan te overtuigen dat hij niet gebruikt. Drugs beïnvloedt haar leven vrij ernstig, doordat ze zo meeleeft met Daan, omdat ze graag wilt dat hij gezond blijft. Dit heeft gedurende het verhaal een grote invloed op haar.
Bladzijde 76, citaat 2. “Het is een vriend!’ riep Iks. De tochtdeur viel dicht tussen haar en Daan. ‘Hij heeft hulp nodig. Ik zweer je dat die jongen geen junk is! We zijn samen op school geweest. Ik ken hem al zo lang.’ Dit is een belangrijk stukje, omdat Xenia alles op alles zet om Daan toch nog in het huis bij Cluysman te mogen houden, dit mislukt helaas voor haar en Daan en Daan sterft deze nacht. Iedereen is er van overtuigt dat hij te veel drugs gebruikte en dat hij gebruikte, maar Xenia gaat toch nog naar Daan zijn moeder toe om haar te zeggen dat Daan niet gebruikte. Xenia wilt alles op alles zetten om de naam van Daan te zuiveren en iedereen moet weten dat hij niet gebruikte.
Reizen
Heel kenmerkend voor dit verhaal is het vele reizen. Daar draait in principe het hele verhaal om. Dat zie je ook in het geheel, want het duurt maar acht dagen dat ze in Amsterdam is, dan vertrekt ze weer naar Antwerpen, om daar weer verder te zoeken naar Alma. Ze reist dus erg veel. Het boek heet ook Transit, wat betekent dat ze eigenlijk voortdurend reist en overal maar even verblijft. Bladzijde 91: “Je bent dus op doorreis?’ vroeg hij lachend. ‘Zogezegd in transit?” Dit is ook gelijk de titel, dus de titel betekent eigenlijk al op doorreis, wat ook het hele onderwerp is van het boek. Xenia wilt niet stil zitten, maar wilt doorreizen en verder trekken.
Citaat 2, bladzijde 7. “Ook zij had geld noch onderdak. Ze was niet meer op reis, maar evenmin thuisgekomen. Ze woonde nergens.” Dit stukje zegt dat ze eigenlijk niet meer op reis was, maar dat klopt slechts voor eventjes. Alles wat zij doet heeft met reizen te maken. Dit op uitzonderingen daar gelaten. Ze is net anderhalf jaar op reis geweest, voordat ze dus weer terugkwam in Amsterdam en zelfs daar blijft ze, in de stad, rondtrekken. Al met al is dit het belangrijkste motief. Xenia wilt gaan, ze wilt dingen ontdekken en offert daar alles voor op. Niet alleen vriendschappen, maar ook zekerheid.
Xenia is de draagster van dit motief.