Jean Piaget en zijn conservatie van vloeibare volume
De proef van conservatie van vloeibare volume laat zien hoe anders het kinderbrein het overschenken van vloeistof in een glas ervaart. De volwassene ziet het verschil in volume, terwijl de glazen verschillend zijn, het kind kijkt naar het glas. Deze proef en de bedenker van deze proef, Jean Piaget, worden in dit artikel omschreven. Het artikel wordt afgesloten met de kritiek op deze proef. Het haalt niet weg dat de proef uiterst interessant om zelf een keer uit te proberen bij een vijf-jarige!
Jean Piaget
Jean Piaget werd geboren in 1896. In zijn jeugd was hij geïnteresseerd in zoölogie (dierkunde), waardoor hij op zijn 10e een artikel uitbracht over een vogel. Aan de universiteit studeerde hij dierkunde en filosofie. In 1918 behaalde hij zijn doctoraal. Zijn stijgende interesse voor de psychologie zorgde ervoor dat hij zijn biologische kennis ging gebruiken met de kennisleer. Hij begon verder te denken over de (denk)processen van kinderen en werkte deze theorie uit. Vanaf 1925 begon hij zijn bevindingen te publiceren. Hij bouwde voort op de theorie die hij in Parijs had bedacht. Zijn ontwikkelingspsychologie kan het best bekeken worden met zijn epistemologische ideeën. Dat is tevens de reden dat zijn theorieën bijzonder zijn, door zijn samengevoegde kennis in biologie, filosofie, psychologie en de kennisleer.
Hij trouwde in 1923 met Valentine Chatenay. Dit echtpaar kreeg drie kinderen, twee dochters en een zoon. Deze kinderen werden voor theorieonderzoek geobserveerd door hun ouders, wat resulteerde in drie boekwerken.
In zijn leven heeft Jean Piaget meer dan 60 boeken geschreven en honderden artikelen. Hij was een Zwitserse bioloog, filosoof en ontwikkelingspsycholoog. Daarnaast is hij door de jaren heen directeur van het J.J. Rousseau Instituut te Génève, professor filosofie, professor ontwikkelingspsychologie en oprichter en directeur van het Internationaal Centrum voor Erfelijke Epistemologie geweest. Hij stierf in 1980.
Literatuur over Piagets theorie
Jean Piaget heeft de cognitieve ontwikkelingstheorie ontworpen. Het draait hierbij om het eindresultaat van een (inter)actief proces. Noot bij deze theorie: voor Piaget zijn cognitie en intelligentie synoniem aan elkaar.
Buiten maturatie wordt volgens Piaget de cognitieve ontwikkeling door twee andere beïnvloed, namelijk:
organisatie en
adaptatie. Adaptatie heeft twee processen in zich:
assimileren en
accommoderen. Het woord
equilibratie betekent dat bestaande informatie herzien wordt. De mens is aldoor bezig met het organiseren, adapteren, assimileren en accommoderen. Aldoor bezig met nieuwe informatie ontdekken en opnemen en zich aan passen aan deze nieuwe informatie, waardoor de oude informatie herzien wordt. De motivatie van het streven naar equilibratie is niet duidelijk. Bij al deze processen en principes worden psychologische structuren gevormd, die door Piaget
schema’s genoemd worden. Piaget denkt dat de mens middels diverse stadia de cognitieve ontwikkeling zal doorlopen. Zijn hoofd- en substadia van de cognitieve ontwikkeling worden weergegeven in tabel 1.
In dit artikel wordt gekeken naar de preoperationele periode. Piaget geeft aan dat in deze fase het logisch denken ontbreekt. Hij noemt een aantal kenmerken van deze periode, namelijk:
egocentrisme,
animisme,
artificialisme en
realisme. In deze periode kan het kind verschillende delen van een situatie nog niet op een logische manier met elkaar verbinden. Het kind heeft aan de ene kant de neiging tot
syncretisme en aan de andere kant tot
juxtapositie.
Piaget heeft naar aanleiding van vele experimenten met kinderen de ontwikkeling van het denken ontworpen. Hij onderscheidt hierin een aantal aspecten, waarvan het begrip van rangorde, conservatie van aantal, conservatie van volume en conservatie van gewicht de belangrijkste zijn.
In “Child Development, Its Nature and Course” wordt de definitie van
conservatie gegeven. Vertaald uit het Engels is deze: ‘Het aantal van iets blijft hetzelfde, al zijn er veranderingen in de vorm, omvang en voorkomen’. Kinderen zullen niet alle conservaties in één keer begrijpen. Het lijkt of het kind elke soort als een nieuw probleem benadert.
Conservatie van vloeibare volume
De conservatie van vloeibare volume heeft de hoofdrol in dit artikel. In het experiment zijn drie glazen bekers aanwezig. De eerste twee glazen (glas A en B) hebben dezelfde maat en vorm. Het derde glas (glas C) is breder en lager van formaat. De inhoud van glas A wordt overgegoten in glas C, waarna gevraagd wordt of er in beide glazen evenveel vloeistof aanwezig is. Het gemiddelde preoperationele kind zal zeggen dat glas A meer vloeistof bevat.
In het boek “De ontwikkeling van het kind” wordt beschreven dat glas C juist langer en smaller is dan glas A en glas B. Dan zal het preoperationele kind kiezen voor glas C.
Bij de conservatie van volume laat het experiment twee tekortkomingen in de gedachte van het kind zien. Ten eerste wordt het kind misleid door het uiterlijk van de vloeibare stof in het lange, smalle glas naast die in het korte en wijde glas. Dit wordt het uiterlijk-realiteitsprobleem genoemd. Ten tweede kijkt het kind enkel naar de hoogte van het water, hierbij kijkt het naar enkel één aspect van de aanwezige stimuli. Hierdoor wordt de neiging naar centralisatie getoond. (uit “Child Development Its Nature and Course, Third Edition”)
Kritiek op Piaget
In het boek Handboek voor ontwikkelingspsychologie van W. de Coster en L. Verhofstadt-Denève wordt de kritiek van verschillende onderzoekers op het werk van Piaget beschreven. Het boek is gepubliceerd in 1983, drie jaar nadat Piaget overleden was. Al is de kritiek twintig jaar oud, het is kritiek geweest op het complete werk van Piaget. Ik neem ze puntsgewijs in dit verslag om een andere kant weer te geven van Piaget’s ideeën en theorieën:
- Er mist objectiviteit: de ‘klinische methode’ kan beïnvloed worden door de subjectiviteit van de ‘toevallige’ onderzoeker.
- Piaget heeft niet al zijn onderzoekingen gepubliceerd. Hij beschrijft weinig onderzoeksprotocollen en anders beschrijft hij deze niet gedetailleerd.
- Piaget heeft weinig gegevens achtergelaten over de proefpersonen, de hoeveelheid proefpersonen, de sociale achtergrond, testcondities en meer.
In hetzelfde boek wordt beschreven dat Anderson in 1978 kritiek had op de proef die ik gebruik bij de observatie. Anderson was van mening dat het preoperationele kind niet alleen één element van de stimuli bekijkt. Hij heeft zelf meerdere proeven gedaan met de lengte en breedte. Het kijken naar de hoogte van de glazen verklaarde hij door te benoemen dat kinderen dagelijks uit glazen drinken waarvan de breedte voornamelijk hetzelfde is. Anderson beschreef dat de kinderen meer betekenis aan de hoogte van het water geven dan aan de breedte. Als de breedte voornamelijk gelijk is, geeft het verschil in hoogte aan hoeveel meer drinken er in het glas zit.