Adaptief onderwijs
Om kinderen mee te laten doen/denken met het leven en leren op school ontwerpt de leerkracht een krachtige leeromgeving. Daarin wordt tegemoetgekomen aan de drie basisbehoeften van kinderen: relatie, competentie en autonomie.
Drie basisbehoeften
De basisbehoefte
relatie wil zeggen dat kinderen ervaren dat ze erbij horen, dat ze welkom zijn, dat ze mee mogen doen en dat anderen met hen willen spelen en werken. Het gevoel van relatie wordt versterkt als kinderen invloed hebben op de manier waarop er met elkaar omgegaan wordt.
Wanneer kinderen geen vertrouwen hebben in hun eigen mogelijkheden, beginnen ze vaak niet eens aan hun werk of spel. Kinderen die echter juist ervaren dat ze steeds meer weten en kunnen, krijgen zelfvertrouwen. Hoe meer ze van die ervaringen opdoen, hoe meer ze leren op zichzelf te verrouwen. Ze verwachten dat het de volgende keer weer zal lukken. Ze voelen zich
competent.
Kinderen willen graag dingen zelf doen, zonder de hulp van anderen (volwassenen). Bezighouden zonder ruimte voor eigen inbreng en waarbij kinderen onnodig aan de hand worden gehouden, demotiveren en wordt door de kinderen vaak als saai of zinloos ervaren. De ontwikkeling van
autonomie wordt gestimuleerd wanneer kinderen zelf beslissingen mogen nemen, zelf kunnen kiezen en verantwoordelijkheid mogen dragen voor hun initiatieven en activiteiten.
De adaptieve basisschool
De adaptieve basisschool heeft 4 uitgangspunten:
- Het is een school die uitgaat van verschillen tussen kinderen.
- Het is een school waar tegemoet komt aan de basisbehoeften van de kinderen.
- Het is een school voor alle kinderen van vier tot twaalf jaar.
- Het is een school die is gericht op de ontwikkeling van zelfsturing bij kinderen.
Adaptief onderwijs in de klas
Om adaptief onderwijs te kunnen uitvoeren, zijn voor de leerkracht 4 punten belangrijk:
- De leerkracht ontwikkelt een veilig en uitdagend leerklimaat.
- De leerkracht leer kinderen de vaardigheden om zichzelf te sturen.
- De leerkracht ontwikkelt betekenisvolle leersituaties.
- De leerkracht ontwikkelt bij kinderen vaardigheden waardoor ze steeds beter in staat zijn te reflecteren op wat ze willen, op hun denken en doen en de gevoelens die ze er bij hebben.
Afstemmen op verschillen tussen kinderen
Onderwijsbehoeften
Door het kind zelf aan het woord te laten, het kind zelf te laten vertellen over zijn aanpak, over wat hij makkelijk en wat hij moeilijk vindt, waar hij extra uitleg over wil en wat hij nu zonder verdere hulp wel aankan, kom je er als leerkracht achter wat de onderwijsbehoeften van dit kind is. Door te kijken naar het kind zelf en door via gesprekken, observaties en kleine toetsen gegevens te verzamelen over de behoefte aan instructie die het kind nodig heeft en de behoefte aan pedagogische ondersteuning die nodig is om gemotiveerd en met plezier aan het werk te blijven worden leerkrachten aangemoedigd om minder vanuit vaste normen naar de kinderen te kijken.
Werken met wachttijd
Als leerkracht moet je in de gaten houden dat niet het juiste antwoord, maar het denkproces en de gedachtewisseling het doel moeten zijn van vragen stellen. Hiervoor is nadenktijd nodig bij de kinderen. Stel dus een vraag, wacht daarna even en geef dan pas iemand de beurt. Een variatie hierop is dat de kinderen, nadat de vraag is gesteld, hun antwoord eerst moeten opschrijven voordat zij een beurt krijgen. Door de tijd die nodig is voor het opschrijven, creëert de leerkracht vanzelf wachttijd en dus nadenktijd. Dat opschrijven van het antwoord kan individueel gebeuren, maar in sommige gevallen kan het handig zijn om dat samen met een maatje te doen.
Geslaagde instructie
Niet alle kinderen hebben evenveel instructie nodig. Sommigen kinderen hebben al snel door wat ze moeten doen en willen dan snel aan het werk. Anderen kinderen hebben behoefte aan meer uitleg. Als de kinderen die snel aan het werk willen/kunnen verplicht zijn het einde van de instructie af te wachten, zullen ze zich gaan zitten vervelen en niet meer opletten. Hoe los je dit op?
- De leerkracht start met een korte uitleg. Wie aan deze uitleg genoeg heeft, kan aan het werk gaan. Welke kinderen nog meer willen weten, luisteren naar de langere uitleg aan de instructietafel.
- De kinderen beslissen in principe zelf of ze aan het werk gaan of een langere uitleg willen.
- Na verloop van tijd worden ook deze kinderen aan het werk gezet. Wie dan nog steeds moeite met de stof heeft, kan aan de instructietafel gaan zitten, voor extra ondersteuning.
De instructietafel heeft als voordeel dat je andere kinderen, die al zelfstandig aan het werk zijn, niet stoort. De leerkracht heeft alle kinderen die extra uitleg willen bijeen, op deze manier houd je overzicht.
Samenwerkend leren
Kinderen kunnen veel van elkaar leren. De kinderen leren tijdens het samenwerken het plezier van samen leren. Ze leren de sterke en zwakke kanten van anderen kennen en leren rekening houden met elkaars wensen en behoeften.
Tegemoetkomen aan basisbehoeften van kinderen
Basisbehoefte relatie
Het is belangrijk dat je als leerkracht aandacht besteed aan de inbreng van een kind. Door kinderen complimenten te geven, ook voor gewoon gedrag, krijgt het kind meer zelfvertrouwen. Als leerkracht zorg je er verder voor dat een kind niet afgaat en dat je persoonlijke aandacht aan een kind geeft.
Basisbehoefte competentie
Geef ruimte aan verschillen in werk- en leerstijl, geef ruimte aan verschillen in werk- en leertempo en leer de kinderen samenwerken en elkaar helpen. Op deze manier leren de kinderen steeds meer te kunnen.
Basisbehoefte autonomie
Ga met kinderen in gesprek over de gang van zaken in de klas. Wat zouden de kinderen graag anders willen zien en waarom? Stimuleer de kinderen om met eigen initiatieven te komen en luister hier ook naar. Stimuleer het bedenken van eigen aanpakken en oplossingen. Biedt de kinderen keuzemogelijkheden en laat een kind zelf bepalen hoeveel instructie hij/zij nodig heeft. Op deze manier leert het kind zelf dingen te doen en te regelen.