Peter Petersen Jenaplanonderwijs
Peter Petersen, de grondlegger van de jenaplanschool, was de oudste van zeven kinderen in een boerengezin in Duitsland. Hij ontwikkelde zich op een breed terrein. Hij studeerde Engels, geschiedenis, filosofie en godsdienstgeschiedenis in verschillende landen. Hij sprak acht talen en hield zich als leraar op een gymnasium bezig met onderwijsvernieuwing. In 1923 werd Petersen aangesteld als hoogleraar in de opvoedingswetenschap in Jena. Theorie en praktijk gingen daar samen.
Uitgangspunten
School is voor Petersen meer dan onderwijs geven. Op school moet de totale persoonlijkheid van het kind tot ontplooiing kunnen komen. De uitgangspunten van het jenaplanonderwijs zijn:
- Ontplooiing van de totale persoonlijkheid van het kind;
- Sociale vorming;
- Betrokkenheid bij de omgeving (de directe omgeving en die daarbuiten);
- Leren omgaan met vrijheid en verantwoordelijkheid;
- Ontwikkelen van zelfstandigheid;
- Vertrouwen in kinderen en in hun groeikracht, en voortbouwen op de sterke punten van de kinderen.
Vakken
Net als op andere scholen leren kinderen op een jenaplanschool rekenen, taal en schrijven. Daarnaast is er veel aandacht voor de ontmoeting van het kind met de werkelijkheid. De vakken worden daarom zo veel mogelijk gegeven vanuit de oriëntatie op de wereld. Vanuit die oriëntatie ontstaan bij de kinderen de vragen waarop ze een antwoord zoeken.
Stamgroepen
De kinderen op een jenaplanschool zitten in stamgroepen. In elke groep zitten kinderen uit drie opeenvolgende leeftijdsgroepen. Ze blijven twee tot drie jaar in dezelfde groep met dezelfde leerkracht: de onderbouw (4-6 jaar), de middenbouw (6-9 jaar), de bovenbouw (9-12 jaar), de lagere groep (12-14 jaar) en de jeugdgroep (14-16 jaar). Deze groepssamenstelling heeft het voordeel dat kinderen van en met elkaar leren, elkaar helpen en ervaring opdoen als jongste, middelste of oudste kind in de groep.
Vakken
De vakken worden in niveaugroepen gegeven. Daarnaast zijn er keuzegroepen, waarin kinderen op grond van interesse tijdelijk bij elkaar zitten. Meestal zijn die groepen samengesteld uit kinderen uit dezelfde stamgroep. Soms zitten kinderen uit verschillende groepen in dezelfde niveaugroep, bijvoorbeeld bij rekenen.
Blokuren
De kinderen werken in blokuren zelfstandig aan een zelfgekozen taak. De kinderen bepalen zelf waar ze tijdens het blokuur werken. Dat hoeft niet in de klas te zijn, maar het kan ook in de gang of in de parallelle stamgroep gebeuren. Het is de bedoeling dat de kinderen in de blokuren leren werken onder eigen verantwoordelijkheid. Ze leren zelf de tijd in te delen, te schatten hoeveel tijd nodig is voor een opdracht en hoe ze een probleem kunnen aanpakken, eventueel met de hulp van een medeleerling. Kinderen die deze zelfstandigheid nog niet aankunnen, worden daarin begeleid en werken toe naar meer zelfstandigheid.
Vieringen
Er wordt in een jenaplanschool veel aandacht besteed aan gesprek, spel, werk en viering. Die vieringen zijn een essentieel onderdeel van het jenaplanonderwijs. De betekenis ervan gaat verder dan alleen maar ontspanning. Als sociale gebeurtenis dragen de gemeenschappelijke vieringen bij aan de sociale opvoeding van het kind en aan het gevoel erbij te horen.