Opleiding voor ambachtelijke beroepen
Aan ambachtelijke vakmensen is altijd behoefte, zelfs in slechte tijden. Ongeveer 12 procent van de totale beroepsbevolking werkt in ambachtelijke beroepen. Maar de waardering voor ambachtelijk onderwijs is de laatste tientallen jaren sterk teruggelopen waardoor de arbeidsmarkt dikwijls een tekort toonde aan bepaalde beroepskrachten.
Van ambachtschool naar vmbo
De naam ambachtsschool komt sinds de jaren zestig van de vorige eeuw niet meer voor. De waardering voor het ambachtelijke onderwijs liep sterk terug omdat gedacht werd dat Nederland een pure dienstensamenleving zou worden. Het algemeen vormend en theoretisch onderwijs werden vanaf die jaren sterk voorgetrokken en het belang van het vakonderwijs werd onderschat. Het imagoprobleem van de ambachtschool werd later weer opgevijzeld met een nieuwe naam lts (lager technisch onderwijs). Daarna werd gekozen voor de naam voorbereidend beroepsonderwijs en weer later vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs). Al die naamsveranderingen brachten slechts een beperkte herwaardering met zich mee.
Niet urenlang vijlen
Maar het besef dat veel mensen liever met hun handen werken dan met hun hoofd dringt weer meer door. Die herwaardering heeft gestalte gekregen in een opleiding vmbo gevolgd door mbo die gericht is op vakspecialisme. Vanaf 12 jaar worden leerlingen in 6 jaar tijd opgeleid met nadruk op praktisch en beroepsgericht werken. Reguliere basisvakken staan volledig in het teken van het toekomstige beroep. De leerlingen zijn ook niet, zoals voorheen, urenlang bezig met een bepaalde handigheid, zoals vijlen of zagen of schaven, maar komen gauw in aanraking met het echte werk en werken in samenwerking met het bedrijfsleven met de modernste technologie. Ze lopen stage in bedrijven en krijgen daar gerichte opdrachten.
Steeds nieuwe ambachten
De overgang van vmbo naar mbo verloopt naadloos waarbij efficiënt wordt omgegaan met tijd en leerstof om te zorgen dat er zo min mogelijk afvallers komen. Ook veel persoonlijke begeleiding is daarbij van belang. Ambachten hebben in het algemeen ook veel minder te lijden van slechte economische tijden. Zelfs als er tijdelijk minder vraag is naar bepaalde vakmensen moeten die opgeleid worden voor de toekomst. Er ontstaan ook steeds nieuwe ambachten zoals in de medische technologie en andere technologieën.
Het vmbo telt vier leerwegen die zich onderscheiden van meest praktisch naar meest theoretisch.
1. Basisberoepsgerichte leerweg
2. Kaderberoepsgerichte leerweg
3. Gemengde leerweg
4. Theoretische leerweg
Bij de
basisberoepsgerichte leerweg is de theoretische belasting minder zwaar dan bij de andere leerwegen. Deze leerweg is vooral bedoeld voor praktisch ingestelde leerlingen. Het examen bestaat uit vier algemene vakken en een beroepsgericht vak.
De
kaderberoepsgerichte leerweg is bedoeld voor leerlingen die theoretische kennis willen opdoen door praktisch bezig te zijn.
Voor leerlingen die weinig moeite hebben met studeren is de
gemengde leerweg bedoeld. De toevoeging: gemengd, slaat op de combinatie van theoretisch en praktisch onderwijs. De leerlingen doen examen in één beroepsgericht vak en vijf algemene vakken.
De
theoretische leerweg heeft het hoogste niveau wat betreft de leervakken en is niet op een bepaalde beroepskeuze gericht. Het examen bestaat uit zes algemene vakken waarbij bijvoorbeeld diverse talen, wiskunde en geschiedenis. Deze leerweg kent vier sectoren namelijk: Economie, Techniek, Zorg en Welzijn, Landbouw. Die sectoren kennen een onderdeel dat voor alle vier de sectoren geldt en een sectordeel dat kenmerkend is voor een bepaalde sector en een vrij deel dat door de leerlingen zelf gekozen kan worden.
Omdat de theoretische leerweg geen praktische vakken kent lijkt die leerweg het meest op de oude mavo.
Extra ondersteuning
Leerlingen die extra begeleiding nodig hebben kunnen speciaal ondersteund worden in het leerwegondersteunend onderwijs en voor leerlingen die met de theorievakken veel moeite hebben bestaat het leerwerktraject, waarbij de leerling veel bij een bedrijf of instelling leert. Zo’n leerling hoeft aan het eind van de opleiding niet het gehele examen af te leggen.
Lees verder