Funtie en werking van het ademhalingsstelsel
De ademhaling maakt het mogelijk de zuurstof uit de lucht in het bloed te brengen en bij de verbranding in de cel gevormde koolstofdioxide ( CO2) uit het bloed te verwijderen. Naast de mogelijkheid om te ademen kunnen we met de ademhaling ook stemgeluid vormen, Dit gebeurt doordat de uitademingslucht de stembanden in trilling brengt en we de mondholte in een bepaalde vorm brengen. Ten slotte kun je met de ademhaling ook bepaalde gevoelens uiten, denk maar eens aan zuchten, schreeuwen en lachen.
De neusholte
De neusgaten verbinden de neusholte met de buitenlucht, de achterste ( oinwendige) neusopeningen verbinden de neusholte met de keelholte. In de neusholte bevinden zich drie paar neusschelpen die met slijmvlies bekleed zijn. De ruimten onder de neusschelpen worden neusgangen genoemd. Boven de de bovenste neusschelp bevindt zich nog een ruimte. Deze bevat zintuigcellen waarmee je kunt ruiken.
Door het neusslijmvlies en de daaronder gelegen bloedvaatjes wordt de ingeademde lucht verwarmd en bevochtigd. Hierdoor wordt de uitwisseling van de gasvorminge stoffen in de longen bevorderd.Bovendien blijven stofdeeltjes en micro organismen die in de lucht zweven, in de neusslijmvlies hangen. Door bewegende trilharen van dit slijmvlies wordt men soms gewaarschuwd voor evt gitige stoffen. De neusholte staat in verbinding met enkele bijholten ( sinus). Ze vormen de klankruimten bij de stemvorming en zorgen, samen met de bloedvaatjes voor verwarming van de ingeademde lucht.
De keelholte
De keelholte ligt achter de mondholte en onder de neusholte. Naar beneden toe zijn er twee openingen, één naar het strottenhoofd en één naar de slokdarm. De keelholte staat ook nog in verbinding met het middenoor via de beide buizen van Eustachinus.
Het strottenhoofd
Het strootenhoofd ligt in de hals en vormt de verbinding tussen de keelholte en de luchtpijp. Het strottenhoofd os opgebouwd uit kraakbeenstukken die door spieren en banden met elkaar verbonden zijn. Het strottenklepje bestaat uit elastisch krakkbeen en sluit tijdens het slikken de luchtpijn af om te voorkomen dat er voedseldeeltjes in terecht komen. Aan de binnenzijde van het strottenhoofd zitten de stembanden. Door middel van de uitgeademde lucht worden de stembanden in trilling gebracht, waardoor geluid ontstaat. Het stemgeluid is afhankelijk van de mondholte, tong, lippen en neusholte.
De luchtpijp
De luchtpijp ( trachea) is gelegen in de hals en de borstholte. In de borstholte splitst de luchtpijn zich in twee luchtpijptakken. De want van de luchtpijn bestaat uit:
- trilhaarepitheel met slijmcellen
- bindweefsel
- glas spierweefsel
- hoefijzervormige kraakbeencellen
De longen
De linker en rechter bronchus vertakken zich zodat er in elke long steeds kleinere luchtpijptakjes ontstaan. De wand van deze takken bevat kraakbeenstukjes. Bij de laatste en kleinste takjes ( bronchiolen) ontbreekt in de wand het kraakbeen. Hier zorgen spiertjes voor het openhouden van de luchtweg. Beide longen zijn omgeven door een dubbel vlies:
- het buitenste blad, het borstvlies
- het binnenste blad, het longvlies
In de ruimte tussen de beide vliezen ( pleuraholte) bevindt zich een dun laagje vocht ( pleuravocht). De pleuraholte is luchtdicht afgesloten. Het dubbele vlies en de luchtdichte afsluiting dwingen de longen alle bewegingen van de borstkas en het middenrif op te volgen. De wand van de longblaasjes is zeer dun en bestaat slechts uit één laagje plaveiselepitheel.
Hierdoor kunnen lucht en bloed in nauw contact met elkaar komen.