Antroposofie als basis voor de vrijeschool
Het vrijeschool-onderwijs is gebaseerd op het gedachtegoed van Rudolf Steiner. Hij ontwikkelde een manier van denken en leven die hij antroposofie noemde, wat zoiets als mensen-wijsheid betekent. Dit is een zeer brede spirituele filosofie die zich op veel verschillende vlakken uitspreidt; van geneeskunde tot en met onderwijs. Wat voor het vrijeschool-onderwijs van groot belang is, is welke ontwikkelingsfasen een kind volgens de antroposofie doormaakt en hoe school de kinderen kan helpen zich te ontwikkelen tot gezonde volwassenen. Het onderwijs op de vrijeschool verschilt van het reguliere onderwijs op een aantal vlakken. Zo is er niet alleen aandacht voor de cognitieve vakken maar wordt ook gewerkt aan het mens worden. Er wordt ook weinig gebruik gemaakt van methodes, de leerkrachten ontwerpen hun onderwijs zelf aan de hand van doelen. Dit kunnen cognitieve doelen zijn, zoals bij leren lezen, maar ook kunstzinnige of ontwikkelingsdoelen.
Antroposofie voor beginners
Er zijn binnen de antroposofie eigenlijk twee manieren om naar de mens te kijken. We noemen dit het vierledig en het drieledig mensbeeld. Deze twee verschillende manieren van kijken lijken weinig overeenkomsten te hebben maar worden los van elkaar of als aanvulling van elkaar gebruikt. De vrijeschool streeft naar algemene menswording en heeft als gevolg daarvan niet als uitgangspunt om een zo hoog mogelijke CITO-score te halen. Al is het zeker ook belangrijk dat het cognitieve niet vergeten wordt. Maar bovenal wil de vrijeschool zelfstandige, vrije, verantwoordelijke mensen afleveren die volledig ontwikkeld zijn. De mensbeelden bestaan uit bouwsteentjes van die volledige mens waar in verschillende ontwikkelingsfasen aan gewerkt kan worden.
Het vierledig mensbeeld
Fysieke lichaam
In de antroposofische menskunde gaat men ervan uit dat er eigenlijk vier delen zijn aan het geheel 'de mens'. Ten eerste het zichtbare lijf: het eigen lichaam met ledematen, dik of dun, blond of donker. Dit beeld is wellicht beter te begrijpen door het vergelijken van het menselijk wezen met de wereld er om heen. Het fysieke lichaam zien we ook bij stenen; een verschijning waar binnenin geen beweging is.
Etherlichaam
Stenen zijn materie, er zit geen leven in. Bij de mens is er binnenin een boel beweging: Bloedstromen, ademstromen, voedselstromen, alles wordt verzorgd. In deze stromen zien we een tweede laag van het mens-zijn aan het werk: het etherlichaam. Het etherlichaam is een lastig begrip: het is niet iets wat zichtbaar is, maar een samenspel van krachten in het fysieke lichaam. Het wil alles verzorgen en in leven laten. Ook bij planten kunnen we een etherlichaam waarnemen: de sapstroom die het water door de plant heen verplaatst bijvoorbeeld.
Astrale lichaam
Toch verschilt de mens van een plant. Een mens kan de dingen die op hem afkomen waarnemen en dat niet alleen: hij kan er ook op reageren. Mensen voelen honger of dorst en kunnen dan eten of drinken. Dit noemen de antroposofen het astrale deel van onszelf. Hierin zijn de dieren aan de mens gelijk: ook zij voelen honger en dorst, koude of warmte en reageren daarop.
Ik
Maar wat de mens echt mens maakt is het 'ik'. Het 'ik' kan het astrale lichaam aansturen: er wordt honger gevoeld maar het eten kan nog even uitgesteld worden. Mensen kunnen de etherkrachten beïnvloeden door goed voor het lijf te zorgen. Het astrale deel van de mens is een informatiebron:het ervaart hoe het met het lichaam gaat. Het 'ik' kan hier bewust op reageren.
De andere manier van kijken naar mensen in de antroposofie is het drieledig mensbeeld. Dit gaat over drie gebieden die aangesproken moeten worden in de ontwikkeling van mens-worden, namelijk het denken, voelen en willen. Voor het onderwijs is dit van belang omdat dit de basis vormt van de lessen die ontworpen worden. Elk onderwerp dat binnen de vrijeschool aan bod komt zal zo gebracht worden dat alle drie deze gebieden worden aangesproken.
Het drieledig mensbeeld
"Onderwijs aan hoofd hart en handen" Deze slogan staat in de schoolgidsen van verschillende soorten scholen. Maar op de vrijeschool is dit een onderbouwde slogan: het gaat uit van de gedachte dat je je als mens in zijn geheel moet kunnen ontwikkelen, op alle drie deze vlakken (denken, voelen en willen). Deze drieledigheid komt van het idee dat de menselijke ziel zijn impulsen uit twee werelden krijgt, de goddelijke of geestelijke wereld en de stoffelijke wereld. Vanuit die goddelijke wereld brengt gedachten, dromen en onbewuste levensopdrachten mee terwijl het lichamelijke deel (de stoffelijke wereld) reageert op begeertes en zintuigen. Hiertussen vindt de ziel, zijn weg in een soort constant verbinding zoeken tussen die beide werelden. Het onderwijs op de vrijeschool stelt zich ten doel deze drie gebieden bij elk onderwerp aan te spreken en te verbinden. Dat betekent dat een leerkracht in de vrijeschool op zoek gaat naar een invulling van zijn lessen waarbij bijvoorbeeld beweging (willen), kunstzinnig werk (voelen) en theorie (denken) gecombineerd worden.
De ontwikkelingsfasen dragen elk zorg voor de ontwikkeling van een deel van deze mensbeelden. In elke ontwikkelingsfase staat als het ware een ander ontwikkeldoel centraal.
Algemene ontwikkelingsfasen
0-7 jaar - fysiologische rijping
Als een kind geboren wordt is het, volgens de antroposofie, eigenlijk enkel nog een fysiek lichaam waar een ziel bij komt. De eerste zeven jaar heeft een kind (de ziel) nodig om in dit fysieke lichaam te groeien. Dat fysieke lijf groeit enorm in deze periode, van hulpeloze baby naar een schoolkind. Zo maken de organen geweldige ontwikkelingen door tot ze aan het eind van deze periode hun herkenbare vorm hebben gekregen. Rond het tweede jaar gaat een kind 'ik' zeggen. Het kind wordt zich bewust van zichzelf, maar vooral nog vanuit die geestelijke wereld. In deze eerste levensfase ligt de nadruk op het aankomen in het fysieke lichaam die in het vierledig mensbeeld de basis vormt en de ontwikkeling van het denken vanuit de geestelijke wereld zoals die in het drieledig mensbeeld wordt geschetst.
In deze fase is het van groot belang om de kinderen de rust en ruimte te geven aan dit lichaam te werken: door te spelen kan een kind verkennen wat dat lijf allemaal kan, wordt het echt van hemzelf. In dit spel is een geweldige fantasiewereld mogelijk waarin prachtige verhalen worden geschapen (de scheppende fantasie). De kinderen zijn open voor alle indrukken, alles van buiten komt naar binnen, het voelt zich één met zijn omgeving en met wat zich daar toevallig bevindt. Zo zal het spel zich aanpassen naar wat er voor handen is.
Kleuters in de vrijeschool
Dit is ook de reden dat er binnen de vrijescholen echt nog een verschil is tussen de kleuterafdeling en de klassen 1 tot en met 6. De kleuters hebben hun spel nodig om te groeien en zicht te ontwikkelen en dat doen ze op een andere manier dan een schoolkind. In het spel zien we veel herhaling zoals in de herkenbare kleutertekeningen van eindeloze ladders of bomen met regelmatige takken. Ritmische spelen kosten in deze fase weinig energie omdat het spel zich verbindt met de ritmische processen in de mens. Aan het einde van deze ontwikkelingsfase ontwikkelt zich al de ‘wil’. Dit is vooral te zien aan het spel: het kind stelt zich een doel met het spel in plaats van spelen om te creëren. Dat is de start van de tweede ontwikkelingsfase
7-14 jaar - psychologische rijping
Kinderen in deze leeftijdsfase voelen zich niet meer één met de wereld om zich heen. De kinderen zijn aangekomen in hun eigen huis en kijken vanaf daar de wereld in. Niet alles wordt zomaar opgenomen, maar wat er waargenomen wordt kan in denkbeelden worden omgezet. Kinderen in deze leeftijd staan open voor de beelden die volwassenen kunnen scheppen door middel van taal. Door deze beschrijvingen leert het kind de wereld kennen.
Negenjaarscrisis
Rond het negende jaar, in de vierde klas ongeveer, kan een kind scherp gaan zien dat het zichzelf aan het worden is, los van anderen, zelfs van je ouders. Alle eigen-aardigheden van de mensen om het kind heen vallen hem ook opeens op. Dit kan een beangstigend gevoel geven: Zijn jullie mijn ouders wel? Als ik zo twijfel aan alles om me heen, doe jij dat dan ook? Kinderen kunnen opeens kritische vragen gaan stellen en als leerkracht wordt je positie anders bekeken. De kinderen gaan zien dat de leerkracht ook niet alles weet en fouten kan maken. In deze fase leggen de beelden die de leerkracht de kinderen kan meegeven een bodem voor de ontwikkeling van het voelen. Dit is ook het voelen waar bij het drieledig mensbeeld over wordt gesproken.
De verhalen op de vrijeschool passen bij de ontwikkelingsfase van de klas en bieden de kinderen handvatten in hun ontwikkeling. Zo worden in de tweede klas fabels en legenden verteld. De fabels laten de onaardige kantjes zien, uitvergroot bij de dieren maar die de mensen ook kunnen hebben. De legendes daarentegen geven de kinderen een voorbeeld van hoe we misschien wel zouden willen zijn.
Aan het eind van deze fase zou je kunnen spreken over prepuberteit; de kinderen worden zich bewuster van hun wil en willen deze oefenen.
14-21 jaar - sociale rijping
Vanaf 14 jaar begint de derde ontwikkelingsfase. Hierin leren de kinderen om anderen 'ikken' te zien. Dit doelt op de 'ik' uit beide mensbeelden. De kinderen worden zich bewust van wat ze waarnemen en wat ze daar van vinden. Deze meningen zijn vaak nog erg uitgesproken; ruw. In de puberteit gaan kinderen oordelen, over hun lijf, hun ouders en de maatschappij. De innerlijke ontwikkeling van het kind gaat snel, hij herkent zichzelf niet meer en kan zich onzeker voelen over wie hij is. Het wordt heen en weer geslingerd tussen driften en begeerten en kritische distantie. In al deze dualiteit leert een kind zichzelf te ontdekken, een eigen ik. Wat kan ik en wat ga ik daarmee doen?
Rond het 17e jaar komt er naast het oordelen ook een wil tot dóén. Niet voor niks willen kinderen dan op zichzelf gaan wonen of een daad stellen (studentenprotesten bijvoorbeeld).
De ontwikkelingsfasen als basis voor de vrijeschool
De vrijeschool zal elke ontwikkelingsfase benutten om het kind ontwikkelstof aan te bieden die in die leeftijdsfase ondersteunend kan zijn aan het mens worden. Dit gebeurt door middel van verhalen, maar ook door bijvoorbeeld de lesstof aan te passen aan de ontwikkelfase. Zo worden de breuken binnen de vrijeschool op een later tijdstip aangeboden dan in het reguliere onderwijs omdat volgens de antroposofische ontwikkelfase een kind zich dan los van de wereld gaat zien. En dan als het ware een breuk ervaart tussen zichzelf en de wereld. Het werken met breuken in het rekenen valt dan op zijn plek en kan een kind ondersteunen in gevoelens die dit los staan van de wereld met zich mee brengt. Zo wordt de leerstof ontwikkelstof. De twee verschillende mensbeelden vormen zo de basis voor het onderwijs maar kunnen ook informatie geven. Als het met een kind minder goed gaat zullen vrijeschoolleerkrachten ook vanuit deze twee mensbeelden naar een kind kijken en vanuit deze bronnen op zoek gaan naar het antwoord op de vraag: "Wat heeft dit kind nodig om volledig mens te kunnen worden?"