Leertheorie: Behaviorisme
Het behaviorisme houdt zich bezig met conditionering. Volgens het behaviorisme wordt ons gedrag door de omgeving bepaald. Het gedrag is aangeleerd door de omgeving. Behavioristen kijken alleen naar het waarneembare gedrag. Conditionering is het leren door belonen, straffen of negeren. Conditionering kan klassiek, operant of door modelleren.
Het behaviorisme is de psychologie die zich uitsluitend bezighoudt met het waarneembare gedrag van de mens en dier. Behaviorisme heeft drie vormen: Klassiek conditionering met als vertegenwoordiger Pavlov, Operant conditionering met vertegenwoordiger Skinner en modelleren met als vertegenwoordiger Bandura. Conditioneren is het leren door belonen, straffen en negeren.
Kenmerken van het behaviorisme.
- Behavioristen denken volgens de black-box theorie. De black-box houdt in dat er alleen naar het waarneembare gedrag wordt gekeken.
- Stimulus - respons, behavioristen kijken niet naar de motivatie van de mens of het dier.
- Gecontroleerde laboratorium experimenten.
Vertegenwoordigers behaviorisme
Pavlov: Klassiek conditioneren
Pavlov deed veel onderzoek in laboratoria. Veel experimenten die hij uitvoerde deed hij met dieren. Het beroemdste experiment van Pavlov is met het conditioneren van honden. Wanneer honden een belletje horen, beginnen zijn niet te kwijlen. Maar de honden uit het experiment van Pavlov kregen regelmatig een kleine hoeveelheid voedsel en daarbij kregen zij een belletje te horen. Doordat de honden voedsel kregen, begonnen zij te kwijlen. Nadat Pavlov verschillende keren het belletje had geluid, wanneer de honden eten kregen en begonnen te kwijlen, luidde Pavlov alleen de bel. Nadat Pavlov de bel had geluid, bleek dat de honden al begonnen te kwijlen zonder dat zij eten hadden gekregen.
Pavlov koppelt twee handelingen met een reflex. Bij klassieke conditionering is er altijd een reflex. De reflex, in het voorbeeld van de honden, is het kwijlen van de hond.
Bij stimulusgeneralisatie wordt alles gekoppeld wat erop lijkt. Is een kind een keer gebeten door een hond, dan is hij bang voor alle honden die hij tegenkomt. Bij stimulusdiscriminatie is het kind alleen bang voor de hond die gebeten heeft, maar niet voor alle honden.
Thordike heeft ook onderzoek gedaan naar klassiek conditioneren. Hij heeft drie weten gemaakt die bij conditioneren horen.
- Wet van herhaling. Hoe vaker je iets doet, hoe sneller je de koppeling legt.
- Wet van het effect. Hoe sterker het stimulus, hoe sterker de respons.
- Wet van bereidheid. De gevoeligheid voor de beloning.
Skinner: Operant conditioneren
Skinner onderzocht het operant conditioneren. Dit deed hij met behulp van zijn zelfontworpen Skinner-box. Hij had een muis in de Skinner-box gezet. Wanneer de muis op het verkeerde knopje drukte, kreeg hij een schok. Drukte de muis op het goede knopje, dan kreeg hij een beloning.
Volgens Skinner wordt er een stimulus gegeven en daarop krijg je een reactie. Wanneer je een kind een sticker geeft, omdat hij netjes heeft geschreven, zorgt het kind ervoor dat hij de volgende keer ook weer netjes schrijft. Het gaat hierom een reactie, niet om een reflex.
Een voorbeeld van operant conditioneren is een geprogrammeerde instructie. Je maakt een som en komt tot het goede antwoord, da krijg je een hoger niveau. Wanneer je een toets van rekenen digitaal maakt kan dit worden toegepast.
Daarnaast heeft Skinner de term shaping bekend gemaakt. Shaping is het aanleren van deelhandelingen en uiteindelijk kan er een complexere handeling worden aangeleerd. Een voorbeeld hiervan is het aanleren van een pirouette bij een duif. De duif krijg elke stapje dat hij de goede kant opzet een beloning. Elke deelhandeling krijgt hij dus een beloning. Uiteindelijk kan hij een pirouette.
Bandura: Modelleren
Bandura onderzocht het modelleren. De theorie van Bandura leer ons vooral dat een goed voorbeeld, goed doet volgen. Een leerkracht is een voorbeeld voor een kind. Het kind kan het gedrag van de leerkracht overnemen, dit noemt Bandura imitatiegedrag.