Herman de Coninck: Bespreking van een aantal gedichten
Herman de Coninck is een dichter die gerekend kan worden tot het realisme. Hij geeft vaak dingen weer zoals ze zijn en bovendien relativeert hij vaak. Dit is bijvoorbeeld te zien in het twee keer terugkerende zinnetje: ‘het is niets’. Een terugkerend thema is, na het overlijden van zijn vrouw, ‘de dood’. Ook is hij vaak ironisch. Hieronder zijn een aantal bekende gedichten van hem besproken op inhoud, vorm en stijl.
Gedichten
O, ik weet het niet
o, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.
Onderwerp
We denken dat het onderwerp bij dit gedicht opvoeding is. Het gaat volgens ons over een onwetend en nieuwsgierig kind. Het vraagt in zekere zin aan iemand hem dingen te leren.
Beeldspraak
Er is sprake van een vergelijking. Het leven wordt vergeleken met een brood om in te bijten. Ook komt er een personificatie in voor: De appels hebben plezier. De vergelijking dient er misschien voor, om te laten zien hoe de schrijver over het leven denkt.
Stijlfiguren
‘En nog, en nog,’ is een herhaling. Ook is er een anafoor bij de laatste twee zinnen. Ze beginnen allebei met ‘leer me’. De herhaling geeft denk ik de nieuwsgierigheid van het kind aan. Het wil nog meer leren. Hetzelfde geld voor de anafoor. Hier wordt weer de nadruk gelegd op het leren.
Dichtvorm
Dit lijkt een vrij vers te zijn, tenzij er een nonet bestaat of iets dergelijks.
Rijm
Er is geen sprake van een rijmschema. Wel is er sprake van assonantie: Niet (r1) en zien (r4). Daarnaast is er volrijm: Brood(r5) en rood(r6), iets(r7) en niets(r9).
Sprookje
Er was eens een man
die altijd rechtvaardig was.
Onderwerp
Het gedicht geeft aan dat het een sprookje is dat er een mens bestaat die altijd rechtvaardig is. Dit is natuurlijk erg realistisch.
Beeldspraak
Doordat een titel de inhoud van een tekst dekt, wordt er d.m.v. een vergelijking aangegeven dat de inhoud een sprookje is.
Stijlfiguren
Het gedicht is ironisch, 1 van de kenmerken van De Coninck.
Dichtvorm
Het is een distichon.
Rijm
Er is eindrijm aanwezig, in de vorm van assonantie: man(r1) en was(r2).
Nog een geluk dat
Nog een geluk dat
Zoals met de gek uit het grapje
die zich voortdurend met een hamer
op het hoofd sloeg, en naar de reden gevraagd, zei:
"Omdat het zo prettig is, als ik ermee ophou"-
zo is het een beetje met mij. Ik ben ermee opgehouden
je te verliezen. Ik ben je kwijt.
Misschien is dat geluk: een geluk bij een ongeluk.
Misschien is geluk: Nog een geluk dat.
Dat ik aan jou kan terugdenken, bv.,
in plaats van aan een ander.
Onderwerp
Het verliezen van zijn vrouw staat hier centraal.
Beeldspraak
Het enige dat we kunnen bedenken is eventueel een metafoor. De gek vervangt de persoon die zichzelf met een hamer op zijn hoofd slaat. Het effect is, dat de schrijver duidelijk maakt dat hij de man gek vindt.
Stijlfiguren
De beide zinnen die beginnen met misschien vormen een anafoor. Dit versterkt de onzekerheid van de schrijver. Er is ook een symploke aanwezig. Er wordt een zin geëindigd met dat, en de volgende zin begint weer met dat. Het komt op ons over alsof de dichter naar woorden zoekt, wat ook onzeker overkomt. Ook komt er herhaling in voor, van het woord geluk.
Dichtvorm
Eerst is er 1 regel, vervolgens een sextet en tot slot een kwatrijn. In de sextet staat het verlies centraal. In het kwatrijn is er meer ruimte voor een wat optimistischer beeld.
Rijm
Er is rijkrijm aanwezig: geluk rijmt op geluk. Er is ook een enjambement bij r6 en r7. Hierdoor komt er meer nadruk op het verlies te liggen.
Wiskunde
Nee, zo stoer hoeft niet, tenslotte
moet ik het nu weer allemaal zelf doen. Ik trek mij af.
Het lijkt wel een hele bewerking, een
aftrekking inderdaad, ik trek mij af
van wat ik was met jou,
ik hou alleen mezelf over.
Onderwerp
Het gaat over de eenzaamheid na de dood van zijn vrouw.
Beeldspraak
Het enige is dat een aftrekking verwijst naar de titel
Stijlfiguren
Een zin wordt 2 keer geëindigd met ‘ik trek mij af’. Dit is een epifoor. Tussen deze zinnen zit de beschrijving van het aftrekken en ook wordt hier de link gelegd met de titel. Daaromheen staat eigenlijk 2 keer dezelfde inhoud, namelijk: hij is weer alleen. Misschien geven de zinnen een soort scheiding van de inhoud aan.
Dichtvorm
Het is een sextet
Rijm
In r1 en r2 is een enjambement, wat de nadruk legt op het alleen zijn. Bewerking(r3) en aftrekking(r4) rijmen op elkaar. In diezelfde regels is ook een enjambement. Er is ook nog volrijm: jou(r5) en hou(r6). Misschien krijgen de woorden hiermee een dubbele betekenis, namelijk naast de betekenis in de zin een betekenis t.o.v. elkaar: ik hou van jou.
Verlanglijstje
Geef mij Nescio en Tsjechov, oude boeken.
Geef mij na mijn zoveelste kale reis
iemand die mij twee haren uittrekt
en glimlachend zegt: je wordt grijs.
Geef mij alles en zeg: het is niets.
Geef mij niets en zeg: dat is alles.
Geef mij mezelf, geef mij jou.
Ik heb gezocht naar wist ik maar wat.
Geef mij nu eindelijk
wat ik altijd al had.
Onderwerp
Het onderwerp is wel lastig aan te geven. Misschien gaat het erom dat men meer tevreden moet zijn met wat men heeft. Dit is een kenmerk van realisme. Ook is hij opzoek naar liefde, wat hij natuurlijk mist van zijn overleden vrouw.
Beeldspraak
‘Nescio’en ‘Tsjechov’ zijn metonymieën. Bedoeld wordt, de boeken van ‘Nescio’en ‘Tsjechov’. Hij laat hiermee zien dat hij het goede schrijvers vindt. We weten niet of dit ook beeldspraak is, maar de reis lijkt in eerste instantie kaal, terwijl hij eigenlijk zelf kaal is.
Stijlfiguren
Er is een grote anafoor aanwezig. Heel veel zinnen beginnen namelijk met ‘geef mij’. Dit is tegelijk een herhaling. Hierdoor wordt dit zinsdeel erg versterkt. Een mogelijk chiasme is: ‘alles en zeg, het is niets, niets en zeg, het is alles. We zijn hier echter niet zeker van.
Dichtvorm
Het zijn twee kwintetten. In de eerste strofe worden meer tastbare voorbeelden gegeven, van de liefde die hij van zijn vrouw kreeg. De tweede strofe is wat abstracter.
Rijm
Volrijm: reis(r2) en grijs(r4), wat(r8) en had(r10)
Het liefste wat ik heb
Het liefste wat ik heb is elf geworden.
Feestje. Daarna ging het liefste wat ik heb
naar huis met het liefste wat ik had.
Het kleine meisje met het grote.
Ik met mezelf. Zo vrolijk.
Want het is goed om ooit
iets te hebben gehad.
Het is beter dan nooit
iets te hebben gehad.
Onderwerp
Het onderwerp is zijn dochtertje en zijn overleden vrouw. Het liefste wat hij heeft is zijn dochtertje, het liefste wat hij had zijn vrouw.
Beeldspraak
Zijn dochter vergelijkt hij met het liefste wat hij heeft, zijn vrouw met het liefste wat hij had. Dit zou je een soort metafoor kunnen noemen.
Stijlfiguren
‘Feestje’ en ‘Zo vrolijk’ zijn elepsis. Hierdoor komt de mededeling kernachtiger over. ‘Het kleine meisje met het grote’ is een samentrekking. ‘Want het is goed om ooit’ en ‘het is beter dan nooit’ vormen een antithese, om het contrast groter te maken. ‘Iets te hebben gehad’ is een herhaling. ‘Nooit iets’ is een litotes.
Dichtvorm
Het gedicht begint met een kwintet, en eindigt met een kwatrijn. Het kwatrijn geeft een uitleg bij de eerste strofe.
Rijm
‘Met mezelf’ is een alliteratie. In de laatste strofe zit ook nog rijm. ‘Ooit’ en ‘nooit’ zijn volrijm, ‘gehad’ en ‘gehad’ zijn rijkrijm.
'Slaap maar,' zeg ik
'Slaap maar,' zeg ik
tegen een dochter die allang slaapt
en daar wakker van wordt.
Het onweert. Misschien wil ik wel
dat zij bang is, dan kan ik vader zijn.
Maar ik kan niets anders dan samen met haar
niets kunnen.
Zoals woorden. De dingen gebeuren.
Zonder woorden zouden ze ook gebeuren.
Maar dan zonder woorden.
Onderwerp
Het onderwerp is de relatie met zijn dochter. Hij vergelijkt dit met de relatie tussen woorden.
Beeldspraak
Er zit geen beeldspraak in.
Stijlfiguren
‘Maar ik kan niets anders dan samen met haar niets kunnen’ is een paradox. In de laatste strofe is ‘woorden’ een herhaling. ‘Gebeuren’ is een epifoor. Dit verduidelijkt dat hij denkt dat dingen hoe dan ook gebeuren.
Dichtvorm
De eerste strofe is een terzet, de tweede een kwatrijn, en de derde weer een terzet. De laatste terzet heeft een vergelijkende relatie met de rest van het gedicht.
Rijm
Gebeuren rijmt op gebeuren. (rijkrijm)
Zomeravond
Zomeravond. We hebben woorden en tijd.
Behaaglijk is het om van mening en geslacht
te verschillen, waarna alleen nog van geslacht,
een verschil van dag en nacht, waarna nacht.
Laat je strelen, kom.
Ik hou ervan je lichaam te verdelen
in van alles twee, zoals ik deze zomer
de zee verdeelde toen ik schoolslag zwom.
Onderwerp
Het onderwerp van dit gedicht is zoals de titel al zegt een zomeravond, waarop de ikpersoon in dit gedicht zich in het gezelschap van een partner bevind. De thematiek van het gedicht is naar mijn idee het verlangen. Het verlangen naar het strelen van het lichaam. Hierbij wordt een parallel getrokken tussen het strelen van het lichaam en het strelen van de zee, die hierbij verdeeld werd door de zwemslagen van de ikpersoon.
Beeldspraak
De beeldspraak die hier wordt gebruikt is een vergelijking, door de verdeelde zee met het verlangen naar het verdeelde lichaam te vergelijken. Hierdoor krijg je een duidelijker beeld van wat de ikpersoon bedoeld met ‘je lichaam te verdelen
in van alles twee’.
Ook van een metafoor is sprake. Nergens worden de woorden man en vrouw gebruikt, maar met ‘Behaaglijk is het om van mening en geslacht te verschillen’ vult de lezer zelf in dat het om een vrouw en man gaat. En hoogstwaarschijnlijk is de man de ikpersoon.
Stijlfiguren
Dag en nacht worden tegenover elkaar gezet om duidelijk te maken dat ze zich tussen de dag en nacht in bevinden. Door te zeggen dat de ikpersoon de zee in tweeën deelde, wordt er gebruik gemaakt van een hyperbool. Het is sterk overdreven, maar het geeft wel meer fantasie aan het gedicht. Een aantal woorden worden herhaald, en dit heeft een versterkend effect op het gedicht. Maar echt opmerkelijk zijn deze herhalingen niet.
Dichtvorm
Het gedicht is opgedeeld in twee strofes van 4 regels, een kwatrijn. De strofen zijn opgebouwd uit 2 lange zinnen en 3 hele korte.
Rijm
De soort rijm die er in dit gedicht gebruikt wordt is rijk rijm. Geslacht en geslacht in de regels 2 en 3 staan beide aan het einde van de zin, en door de herhaling van deze woorden kan de dichter hier extra de nadruk op leggen. In regel 5 en regel 8 rijmen de woorden kom en zwom. Het in regel 4 genoemde nacht kan zowel rijmen op het woord geslacht in regel 2 als in regel 3. Een duidelijk structuur in het rijmen heb ik in dit gedicht niet gevonden.
An, 1971
Verliezen lukte beter: daar heb ik ternauwernood
één dichtbundel over gedaan. Ik won
de Prijs van de Vlaamse Provinciën met jouw dood.
Ik herinner me vooral dat ik mijn bril niet vinden kon.
Die lag naast de auto op de grond. Eerst vond
ik hem, het was een nieuwe, dan jou.
Dank zij die bril kan ik je nog steeds zien.
Na een eeuwigheid, misschien
een minuut of twee, wees een vrouw naar het gras:
kijk, een kindje. Oja, dat hadden we ook. Snel mond
op mond. Tom gillend als vermoord. Dat leek me gezond.
Pas toen besefte ik hoe stil het voordien was.
Ik dacht: zal ik eens proberen te huilen?
Het lukte. Dat kwam de volgende dagen goed van pas.
Onderwerp
Om dit gedicht te snappen, is het belangrijk om te weten wat de achtergrond van deze dichter is. Dit gedicht slaat namelijk op de dood van de vrouw van Herman de Coninck. Hij beschrijft hoe hij doorgaat met zijn leven, maar dat hij zijn vrouw altijd kan zien. En hoe hij besefte dat het gezond is verdrietig te zijn. En dat het normaal is om te huilen. Het thema in dit gedicht ligt rond het verdrietig zijn, dingen verliezen, durven toe te geven.
Alles in dit gedicht is realistisch, er wordt alleen een vergelijking gemaakt tussen verschillende werkelijke dingen. Zoals het kindje op het gras, en het kindje dat de dichter en zijn vrouw hadden. Het is dan ook een heel persoonlijk gedicht. Wat je als ongewoon zou kunnen zien in dit gedicht, is het feit dat de dichter zijn vrouw ziet als hij zijn bril opzet, ondanks dat zij overleden is. Maar dat maakt het gedicht tegelijkertijd ook weer zo werkelijk, omdat dat zijn manier is van doorgaan. En dat zijn vrouw toch bij hem is, vind ik een teken van ware liefde dat je hier uit op kan maken.
Stijlfiguren
De tegenstelling in dit gedicht ligt bij het verliezen van zijn vrouw, maar het winnen van een prijs door haar dood. Door de dichtbundel die hij, geïnspireerd door haar dood, heeft geschreven. Het beschrijven van 2 minuten als de eeuwigheid, geeft een hyperbool weer. Met ‘oja, dat hadden we ook’ lijkt het net of de dichter dat maar een bijzaak vindt, hij doet er spottend over. Doordat hij deze understatement gebruikt, lijkt het alsof hij het helemaal niet belangrijk vindt, terwijl het eigenlijk wel erg belangrijk voor hem is. Ik dacht: zal ik eens proberen te huilen? Is een retorische vraag die de dichter aan zichzelf stelt. Hij verwacht er geen antwoord op, maar doet zelf wat hem het beste lijkt. Het antwoord wordt eigenlijk duidelijk in de laatste zin. Ook zijn er erg veel enjambementen in het gedicht.
Dichtvorm
Het gedicht bestaat uit 4 strofe en uit 14 regels. Dit zijn de basis regels van een sonnet. De strofes zijn verdeeld in 2 kwatrijnen en 2 terzetten.
Rijm
De eerste strofe is kruisrijm en de tweede is een soort van gepaarde rijm. De derde strofe en de vierde strofe vallen samen onder de omarmende rijm. Allen de laatste 2 regels zijn weer los van dat schema.
An, 1969
Ik her inner me vooral mij. Hoe ik ineens één
vrouw had, in plaats van nu eens deze dan die.
En hoe we nu moesten, in plaats van ooit eens zouden,
van elkaar houden.
Ik zat in de kroeg te vertellen hoe mooi je wel was
en hoe verlegen en toch brutaal, tot vriendinnen
zeiden: ga dan thuis maar beminnen -
en hoe ik dan toch nog een laatste glas.
Ik weet nog hoe je soms achter je knieën zat te zwijgen
hoeveel vrouwen je allemaal alleen
voor mij wou zijn, als ik er maar was.
En dat ik nog te jong was om zoveel ineens te krijgen
Onderwerp
In dit gedicht gaat het wederom om de vrouw van de dichter. Maar in dit geval heeft hij spijt van het feit dat hij haar niet genoeg aandacht heeft gegeven, terwijl zij alles voor hem wilde zijn. De thematiek bij dit gedicht is naar mijn idee spijt. Spijt dat hij niet uit de kroeg ging naar huis en spijt dat hij haar niet genoeg bemint heeft wanneer het nog kon. Het beeld wat wordt weergegeven in het gedicht is alweer heel realistisch en zal bij veel mensen ook herkenbaar zijn.
Beeldspraak
‘Glas’ in regel 8 is een metonymie voor hetgeen wat in het glas zit.
Stijlfiguren
Ook in dit gedicht komt enorm vaak een enjambement voor.
Dichtvorm
Het gedicht is opgedeeld in 3 kwatrijnen. In elke strofe wordt een andere plek beschreven. In de eerste strofe wordt terug gegaan naar de geschiedenis en hoe zijn leven veranderde nadat de dichter zijn toekomstige vrouw had ontmoet. In de tweede strofe wordt verteld over zijn regelmatige bezoeken in de kroeg, om niet thuis te zijn. En in de derde strofe wordt afgebeeld hoe het thuis was. Hoe zijn vriendin naar hem verlangde en alles voor hem wilde zijn, maar hij dat niet aankon. Je krijgt een redelijk duidelijk beeld van iemand met bindingsangst en bang was om zijn leven met 1 iemand door te brengen.
Rijm
In de eerste strofe rijmen de twee laatste zinnen met elkaar, zouden en houden. In de tweede strofe is er sprake van omarmende rijm en in de laatste strofe rijmen de eerste en de laatste regel op elkaar, zwijgen en krijgen. De laatste zin van de tweede strofe en de derde regel van de derde strofe rijmen ook weer op elkaar, glas en was.