Boekverslag: Lévi Weemoedt; De ziekte van Lodesteijn
In het beok is de voornaamste locatie is het angstaanjagende moderne schoolgebouw van een protestants-christelijke scholengemeenschap in Vlaardingen. Deze gemeente wordt als somber, lelijk en grauw beschreven. Ook andere gebouwen, zoals de oude houten noodschool en het ziekenhuis waar Lodesteijn wordt onderzocht, hebben een deprimerende sfeer.
Titel
De titel verwijst naar de vermeende kwaal van de hoofdfiguur, de leraar oude talen Lodesteijn. Er wordt een licht ironisch effect bereikt doordat een eigennaam bij een ziekte vaak de ontdekker van die ziekte aanduidt (de ziekte van Weil, de ziekte van Parkinson).
Motto/opdracht
Er is geen motto. Het boek is opgedragen ‘aan Karin en Oscar’.
Opbouw
De roman telt zeven genummerde hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk staat de opening van de nieuwe school centraal. Daarna verschuift de aandacht naar de conflicten van Lodesteijn met de schoolleiding. Hoofdstuk V is gewijd aan de medische onderzoeken die Lodesteijn moet ondergaan. In hoofdstuk VI houdt hij vakantie in Rome. In hoofdstuk VII wordt hij afgekeurd.
Vertelsituatie
Het verhaal wordt, in de verleden tijd, ‘personaal’ verteld vanuit het perspectief van de hoofdfiguur Lodesteijn. Slechts enkele, zeer korte, passages vormen op deze regel een uitzondering.
Tijd
Het verhaal wordt chronologisch verteld. In een penode van ongeveer anderhalf jaar wikkelt zich de lijdensweg van de docent oude talen Lodesteijn af. De opening van het nieuwe schoolgebouw, in hoofdstuk I, vindt plaats aan het begin van een schooljaar, dat doorloopt tot hoofdstuk V. Hoofdstuk VI speelt tijdens de grote vakantie, in hoofdstuk VII begint een nieuw schooljaar. In de slotalinea’s van de roman wordt een sprong van enkele jaren gemaakt.
Ruimte
De voornaamste locatie is het angstaanjagende moderne schoolgebouw van een protestants-christelijke scholengemeenschap in Vlaardingen. Deze gemeente wordt als somber, lelijk en grauw beschreven. Ook andere gebouwen, zoals de oude houten noodschool en het ziekenhuis waar Lodesteijn wordt onderzocht, hebben een deprimerende sfeer. Het grote contrast met dit alles vormt de stad Rome, waar Lodesteijn in hoofdstuk VI verblijft. Deze stad ervaart hij als een verademing.
Personages
Hoofdfiguur is de leraar oude talen Lodesteijn. Zijn voornaamste tegenstrever is de kortzichtige, dictatoriale rector Persijn. Verder wordt hij omringd door licht karikaturaal beschreven collega’s en superieuren, zoals dominee Belijn, conrector Suverijn, natuurkundeleraar Gniffijn, gymnastiekleraar Halewijn, scheikundeleraar Pillecijn en conciërge Bastijn. Ook figureren enkele leerlingen met naam en toenaam: bijvoorbeeld de streng gelovige Janneke Schuyt, die bij de schoolleiding over Lodesteijn klaagt. Even autoritair als rector Persijn is de internist De Keijzer, die Lodesteijn aan een medisch onderzoek onderwerpt.
Motieven
- ziekte en melancholie
- de lelijkheid van de moderne wereld
- levensangst
- het onmenselijke karakter van de medische machinerie
- de schijnheiligheid van het ‘moderne’ christendom
- de schoonheid van klassieke schrijvers
- de schoonheid van Rome
Thema’s
Het hoofdthema behelst dat het voor een gevoelig, intelligent mens onmogelijk is op een moderne christelijke middelbare school niet in conflicten betrokken te raken en, in ruimere zin, dat het leven in de hedendaagse Nederlandse samenleving afschuwelijk en ziekmakend is. In nog ruimere zin kun je het boek zien als een verwoording van het oerthema van de eigenzinnige eenling tegenover de eenvormige massa.
Auteur
Lévi Weemoedt werd als Isack van Wijk in 1948 in Vlaardingen geboren. Na zijn studie Nederlands gaf hij van 1971 tot 1984 les op een scholengemeenschap in Vlaardingen. Hij werkte mee aan het studentenbiad Propria Cures en aan een aantal radio- en televisieprogramma’s. Daarnaast publiceerde hij gedichten en verhalen in kranten en tijdschriften. Ook trad hij negen jaar lang op met cabaretier/schrijver Hans Dorrestijn.
In de verhalen en de poëzie van Lévi Weemoedt zijn melancholie en doodsverlangen belangrijke thema’s, vaak met een satirische ondertoon. In 1982 werd zijn poëzie gebundeld in Van harte beterschap, en in 1996 verscheen Zondagskind, een keuze uit meer dan 10 verhalen die hij de afgelopen twintig jaar schreef.