Onderzoek doen: afbakening van het onderzoek
Een onderzoek is opgebouwd uit verschillende fases. Het afbakenen van het onderzoek is de tweede fase in het opstellen van een onderzoek en komt na de aanleiding. In dit artikel staat beschreven hoe u een onderzoek kunt afbakenen. Dit artikel is tevens de samenvatting van het tweede hoofdstuk van het boek Onderzoek doen geschreven door Tom Fischer en Mark Julsing.
Als de
aanleiding waarom u een onderzoek gaat opstellen bekend en beschreven is kunt u het onderzoek gaan afbakenen. Over het afbakenen van het onderzoek gaat dit artikel.
Doelstelling
De doelstelling staat centraal tijdens het uitvoeren van een onderzoek. De vraag die steeds herhaalt wordt is namelijk: 'waarom doen we dit onderzoek?'. Het antwoord op deze vraag is vaak een doel.
Naast de vraag waarom dit onderzoek wordt uitgevoerd zijn er meerdere vragen die u kunt stellen namelijk:
- Wat is men in de toekomst van plan met betrekking tot het onderwerp van het onderzoek
- Wat zijn randvoorwaarden voor het onderzoek?
- Wat is men van plan met de resultaten van het onderzoek
- Wie zijn er betrokken bij het onderzoek
- Voor wie is het onderzoek?
De doelstelling is op te splitsen in twee soorten namelijk: doelstelling voor de organisatie en doelstelling van het onderzoek zelf.
Doelstelling voor de organisatie
Wat wil de organisatie uiteindelijk bereiken? Vaak is het onderzoek naar de doelstelling voor de organisatie een bijdrage voor de realisatie van deze doelstelling. Dit soort onderzoek zorgt er bijna nooit zelf voor dat de doelstelling gerealiseerd kan worden maar geeft wel een stap in een bepaalde richting door informatie en advies aan te dragen. De organisatiedoelstelling wordt SMART geformuleerd.
Doelstelling voor het onderzoek zelf
Deze doelstelling moet realiseerbaar zijn en gaat over het onderzoek zelf. Hier staat het doel wat het onderzoek bereikt na de uitvoering.
Centrale vraag en probleemstelling
Als de doelstelling bekent is kan er een centrale vraag worden opgesteld, de hoofdvraag van het onderzoek. Deze vraag wordt in het onderzoek beantwoord en kan worden onderverdeeld in verschillende deelvragen. De probleemstelling is breder dan de centrale vraag en duidt de te onderzoeken situatie aan. Het heeft een afbakende functie wat betreft het onderzoeksterrein. Een probleemstelling bevat de volgende elementen:
- De grenzen van het onderzoeksgebied
- De onderzoekspopulatie
Eisen aan een centrale vraag
Eisen aan een centrale vraag zijn:
- De vraag moet breed genoeg zijn
- De vraag moet goed ingeperkt zijn
- De vraag is als vraag geformuleerd
- Termen moeten helder zijn
- De vraag moet door een onderzoek te beantwoorden zijn
- Geen 'hoe', 'waarom' of 'waardoor' vragen
Soorten centrale vragen
Er zijn verschillende centrale vragen, die worden onderscheden door het soort onderzoek namelijk centrale vragen voor een beschrijvend onderzoek, een exploratief onderzoek of een toetsend of evaluerend onderzoek.
Afbakening
Bij de afbakening zijn er enkele mogelijkheden om een onderzoek af te bakenen namelijk door te kijken naar:
- invalshoek
- plaats
- sector
- tijd
- soort
- functie
Deelvragen en onderzoeksvragen
Deelvragen zijn onderdeel van de centrale vraag en dienen allemaal een deel van de centrale vraag te beantwoorden of te behandelen. Alle deelvragen samen geven antwoord op de hoofdvraag. Onderzoeksvragen zijn specifieke deelvragen die rechtstreeks in een analyseschema kunnen worden gebruikt. Dit is een schema waar je kijkt welke verbanden je gaat toetsen met behulp van wat voor statistische technieken.
Proces van afbakening
Het proces van afbakening is dus:
1 Doelstelling, 2 Probleemstelling, 3 Centrale vraag, 4 Deelvragen, 5 Onderzoeksvragen.
Conceptueel model
Om deelvragen te maken van de centrale vraag kan een conceptueel model van pas komen. Hierbij worden eerst vragen gesteld om meer over het onderwerp te weten te komen, vervolgens kunnen er interviews worden afgenomen en als laatste wordt de basis in een verklarend model onderbouwd. Een conceptueel onderzoeksmodel is vaak een grafische weergave van de variabelen en hun onderlinge verbanden.
Variabelen
Een onafhankelijke variabele is een oorzaak die vooraf gaat aan een afhankelijke variabele. Een causaal verband is er wanneer het verband aan drie voorwaarde voldoet namelijk:
- De onafhankelijke variabele gaat altijd vooraf aan de afhankelijke
- Er is een statistisch verband tussen beide variabelen
- Er is geen derde variabele die het verband verklaart
De theorie van beredeneerde actie van Fishbein en Ajzen
De theorie om het menselijke gedrag te verklaren is de theorie van Fisbein en Ajzen. De motivator van gedrag is volgens hun de eigen attitude (houding) van mensen ten aanzien van dat gedrag de sociale norm en de eigen-effectiviteit.
Attitude
De attitude is opgebouwd uit cognitieve overtuigingen en affectieve evaluaties.
Sociale norm
De sociale norm wordt gevormd door de perceptie die een persoon heeft van de mate waarin de sociale omgeving gedrag goed of afkeurt.
Eigen-effectiviteit
Dit is de inschatting die de persoon maakt van de mate waarin hij in staat is het gedrag uit te voeren.
Als alle drie de bovengenoemde punten positief zijn is de intentie om dit gedrag uit te voeren groot, door een hindernis kan deze intentie worden verbroken.