Nieuw Realisme, de term op de korrel genomen
Wat is het 'nieuw-realisme' ? Wie waren de grondleggers ? Waar stond het voor ? Hoe is het onstaan ? Meer info over deze term leest u hieronder.
Het nieuw-realisme ook wel 'nieuwe zakelijkheid' ontstaat in de late jaren vijftig en in het begin van de jaren zestig. Het is typerend dat de stroming in dit decennium ontstaat, het tijdvak van de democratisering dat zou uitlopen op ´mei ´68´. De stukken uit de stroming zijn realistisch of naturalistisch en sociaal-kritisch. Zoals in maatschappij en politiek in de zestiger jaren de roep om democratie steeds hoorbaarder werd, zo werden ook taal en literatuur gedemocratiseerd. Meestal is de aandacht evenwichtig verdeeld tussen het sociale of politieke aspect van het werk en de psychologie van de personages. De vertegenwoordigers van deze stroming pleiten voor een eenvoudig en direct taalgebruik en vragen opnieuw aandacht voor de gewone, alledaagse werkelijkheid.
1. Hugo Claus
Hij brengt vaak zijn gespannen verhoudingen tot Vlaanderen tot uiting in zijn stukken. Als toneelschrijver brak hij internationaal door met de tragikomedie “Een bruid in de morgen” (1955), dat beïnvloed is door Tennessee Williams. Zijn populairste stuk “Suiker” is geïnspireerd op zijn eigen leven. In 1947 vertrok hij naar Noord-Frankrijk om er als seizoensarbeider in een suikerfabriek te werken.
Het successtuk Vrijdag (1969), dat door hem zelf in 1980 verfilmd werd, draait rond het incestthema, dat hem altijd al gefascineerd heeft. Zijn eerste stuk, “De getuigen”, dateert van 1952. In dat stuk bepaalt hij al onmiddellijk het thema waaraan hij meer dan veertig jaar trouw is gebleven en dat als een rode draad door al zijn stukken loopt: 'begeerte'. Aanvankelijk verwees Claus naar het katholicisme, later voegt hij hieraan verwijzingen naar de Griekse en Romeinse mythologie toe.
2. Arthur Miller
Miller was een Amerikaanse toneelschrijver. Hij werd vooral bekend met het toneelstuk 'Dood van een Handelsreiziger'. Het stuk gaat over Willy Loman, een vertegenwoordiger in schrijfwaren die zijn werk verliest. Het stuk is grotendeels realistisch maar Miller maakt gebruik van een aantal theatrale effecten, zoals flashbacks en locaties die in elkaar overlopen. Het stuk is één van de meest bekroonde dramawerken. Volgens sommigen bevat dit stuk een scherpe kritiek op de Amerikaanse manier van denken. Volgens anderen is het dan weer een grote theatervernieuwer omwille van zijn gebruik van losse associaties, stream of consciousness (= losse gedachten).
3. A. Boal
Aan de basis van het moderne bedrijfstheater stond de Braziliaan Augusto Boal. Hij vocht, in de jaren ’60, tegen de armoede in zijn land. Zijn theater had tot doel de onderdrukten te bevrijden. Het publiek werd uitgenodigd de hoofdpersonen te vervangen om zo tot revolutionaire inzichten te komen. De bedoeling van ‘het theater van de onderdrukten’ is hun eigen realiteit uit te beelden. Enkele acteurs spelen een problematiek na en springen daarna in het publiek, terwijl het publiek in het stuk kan springen. Het algemene doel van het theater van de onderdrukten is de ontwikkeling van essentiële mensenrechten.
4. Living Theatre
In de jaren ’60 was er niet zo veel geld voor theater. Er ontstonden steeds meer theatergroepen die alleen in kleine zaaltjes konden spelen. In 1951 richten Judith Malina en haar man Julian Beck de theatergroep Living Theater op. De acteurs van het Living Theatre leven samen als groep en bepalen met elkaar wat voor stuk ze gaan opvoeren. Het Living Theatre wilden het individueel leven en het artistiek leven combineren. De acteurs maken fysiek theater, hierbij zijn er geen gesproken teksten maar licht de nadruk op de lichaamstaal. De stukken waren meestal voorzien van een politieke betekenis zoals in The Brig van 1963 – er wordt geprotesteerd tegen de Amerikaanse militairenorde. Het stuk laat het resultaat zien van zowel fysiek als geestelijk geweld in een militaire marine gevangenis. Het Living Theatre ontwikkelde zich tot een onafhankelijke gemeenschap waarbij meditatie, pacifisme en anarchisme centraal stonden.
5. vormingstheater
Vanaf de jaren 1960 en vooral vanaf 1968 werden de podia hoofdzakelijk bezet door politiek theater of vormingstheater. De politieke vorming van het publiek was de belangrijkste boodschap. Daarom werd meer nadruk gelegd op de maatschappelijke inhoud dan op de vormgeving van het stuk. Allerlei maatschappelijke wantoestanden werden aangeklaagd. Nabespreking was noodzakelijk voor de politieke bewustwording. Dat politiek theater was tot het einde van de jaren 1970 zo belangrijk dat de andere vormen van theater opzij werden gezet.