Artsen-eed: de eed van Hippocrates
Hippocrates was een Griek, die - in het voetspoor van zijn vader - besloot om arts te worden. Hij vond de ethische vragen (zoals wat de kenmerken zijn van een goede arts en waaraan een geneesheer zich heeft te houden) zo belangrijk, dat hij de naar hem genoemde eed formuleerde en zo tot de grondlegger is geworden van de artsenopleiding.
Hippocrates van Kos
Hippocrates van Kos, die leefde van 460 tot 377 voor Christus, beoefende de geneeskunde volgens de empirische methoden. 'Empirisch' is een uit het Grieks afkomstig woord dat is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord en bijwoord dat aanduidt dat het onderzoek berust op de ervaring, de waarneming en de bevindingen van de onderzoeker of wetenschapper. Dit op dezelfde manier als bijvoorbeeld gebeurt bij de natuurkunde.
Zelfstandige wetenschap
In de tijd van Hippocrates was de geneeskunde nog nauw verbonden aan en vormde één geheel met de natuurfilosofie. Het is de grote verdienste van Hippocrates geweest om de geneeskunde los te weken van de natuurfilosofie en tot een zelfstandige wetenschap te maken. In talloze geschriften van zijn hand komt niet alleen zijn interesse voor ethische vragen rond het vakgebied van artsen naar voren maar eveneens opvallende opmerkingen over de chirurgie van breuken. Niet in de laatste plaats omdat ook de artseneed van hem afkomstig is wordt hij wel beschouwd als de 'vader van de medische wetenschap'.
De filosofie van Hippocrates
In de stad Athene richtte Hippocrates een artsenopleiding op, waar hij zelf les gaf. Hij introduceerde filosofie in zijn lessen. Behalve filosofie bracht hij zijn studenten het belang bij van het vertrouwen van de patiënt, niet alleen voor wat betreft de zorg van de arts maar ook voor wat betreft het vertrouwen van de patiënt in zichzelf.
Ondanks zijn enthousiasme voor de ethische normen die hij verkondigde, was Hippocrates zelf daar lang niet altijd even trouw aan. Dit mag blijken uit volgende:
- Zo vertelde hij niet altijd (of slechts gedeeltelijk) wat de diagnose was;
- Ook besteedde hij meer tijd aan patiënten met een grotere kans om te overleven dan aan degenen met slechtere vooruitzichten.
Op die manier kon hij als arts niet de schuld van de dood van die patiënt krijgen.
Desondanks gelden de ethische opvattingen en ideeën van Hippocrates nog altijd. Die zijn tijdloos.
Afrekenen met bijgeloof
Behalve het oprichten van een artsenopleiding en daarmee het leveren van goede artsen had Hippocrates nog een ander doel. In zijn tijd hechten veel mensen een grote waarde aan het bijgeloof van de wraak der goden. Men dacht namelijk dat ziekte veroorzaakt werd door goden die kwaad op de aardbewoners waren. Uit wraakzucht zouden deze goden in staat zijn om mensen ziek te maken. Hippocrates wilde aan dat bijgeloof een einde maken en probeerde zijn tijdgenoten te leren dat ziekte een natuurlijke oorzaak heeft en veroorzaakt wordt door een verstoring in het lichaam.
De eed van Hippocrates
Ethische regels van meer dan 2.000 jaar oud
Artsen van vandaag leggen nog altijd de 'eed van Hippocrates' af. Deze eed betreft een aantal ethische regels die meer dan tweeduizend jaar geleden door Hippocrates werden vastgelegd.
Door het afleggen van deze eed:
- zijn de artsen gebonden aan de geheimhoudingsplicht;
- verklaren zij onder meer dat zij niemand kwaad zullen doen;
- beloven zij hun patiënten zo goed mogelijk te zullen helpen.
Passages uit de eed van Hippocrates
Enige passages uit deze eed zijn:
- "Ik zal naar mijn beste oordeel en vermogen en om bestwil mijner zieken hun een leefregel voorschrijven en nooit iemand kwaad doen. Nooit zal ik om iemand te gerieven, een dodelijk middel voorschrijven of een raad geven die, als hij wordt gevolgd, de dood tot gevolg heeft";
- "In ieder huis waar ik binnen treedt, zal ik slechts komen in het belang van mijn patiënten. Ik zal mij verre houden van iedere welbewuste slechte daad en van elke verleiding, in het bijzonder van de geneugten der liefde met mannen of vrouwen";
- "Al hetgeen mij ter kennis komt in de uitoefening van mijn beroep of in het dagelijks verkeer met mensen, en dat niet behoort te worden rondverteld, zal ik geheimhouden en niemand openbaren. Moge ik, als ik deze eed getrouwelijk houd, vreugde vinden in mijn leven en in de uitoefening van mijn kunst, maar moge het tegenovergestelde het geval zijn indien ik hem schend".