Vertrouwensoefening voor volwassenen en jongeren
Met deze oefening werk je aan het vertrouwen binnen een groep. Daarnaast zal de groep ook moeten samenwerken en zijn ze samen verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de groep. Een echte teambuildingsactiviteit dus!
Korte samenvatting:
In tweetallen: de een houdt de ogen dicht, de ander leidt hem/haar door de ruimte.
- Nodig: Een grote lege ruimte, bijvoorbeeld een sportzaal, groot klaslokaal of een ruime vergaderzaal. Eventueel materiaal en/of meubilair om als obstakels te gebruiken.
- Duur: De oefening duurt 15 a 20 minuten, en is eventueel uit te breiden naar ruim een uur
- Leeftijd: Vanaf 12 jaar
- Grootte groep: Vanaf 6 personen. Indien de ruimte groot genoeg is, is de oefening ook geschikt voor grote groepen.
- Doel: Dit is een typische vertrouwensoefening. De deelnemers zullen moeten vertrouwen op elkaar. Zo kun je het vertrouwen versterken binnen een groep, en de oefening is dan ook geschikt voor teambuilding omdat de groep ook moet samenwerken.
De oefening
Verdeel de groep in tweetallen. Afhankelijk van de groep kun je er voor kiezen om de groep dit zelf te laten doen, of willekeurig tweetallen te maken of dit van te voren te bepalen. Vraag de tweetallen om te bepalen wie van de twee A en wie B is. Doe vervolgens met iemand uit de groep voor wat de bedoeling is: Ga voor de ander staan, pak zijn handen beet en vraag of hij de ogen dicht wil doen. Terwijl je om je heen blijft kijken, begin je langzaam te lopen en de ander voorzichtig en rustig door de ruimte heen te leiden. Na het voordoen vraag de tweetallen om tegenover elkaar te gaan staan, A sluit de ogen, en B leidt.
Coach de deelnemers. A moet volledig vertrouwen in B, en B moet door de manier van leiden A dit vertrouwen geven. B moet goed om zich heen blijven kijken. Er zijn meerdere tweetallen die door de ruimte heen gaan. B kan door de manier waarop hij A leidt, ook aangeven of A langzamer moet lopen, of kan A laten stoppen. B mag hierbij niet praten en "communiceert" enkel door de manier waarop B leidt via de handen. Wanneer je ziet dat het goed gaat, mag je B uitdagen om iets sneller te gaan. B moet daarbij goed blijven aanvoelen of A dit aandurft en daarop aanpassen of het sneller kan, of dat B het misschien rustig aan moet blijven doen. Het gaat er niet om dat B het snelst gaat, het gaat erom dat A het vertrouwen in B blijft hebben. B mag dus uitdagen en het moeilijk maken, maar dit mag niet ten koste gaan van het vertrouwen.
Als de A's geluid maken, moeten lachen of er bij gaan praten, laat dit gewoon toe. Het is namelijk best spannend om met je ogen dicht door een ruimte te lopen en het geeft B ook een indicatie hoe het er met het vertrouwen voorstaat. B mag hier echter niet op reageren.
Na 5 a 10 minuten laat je de deelnemers stoppen en meteen omdraaien van rol.
De groep is er gezamenlijk verantwoordelijk voor dat er geen botsingen zijn. Iedereen moet dus goed om zich heen blijven kijken waar de rest is, en daarin sociaal zijn: het is beter om een tweetal voor te laten gaan, dan nog even snel door te lopen met het gevaar op botsingen. Blijf hier constant op coachen. Ook als je ziet dat iemand te snel gaat of het overzicht verliest.
Aan het eind van de tweede ronde kun je bespreken hoe het ging. Laat ze eerst even in tweetallen "stoom af blazen" en ventileren, en bespreek daarna in de groep hoe het ging. Viel het mee of tegen? Was er vertrouwen, meteen vanaf het begin of kwam dat later? Ging er iets mis, en hoe kwam dat? Enzovoort. Indien je nog een vervolg of variatie gaat doen, maak de bespreking niet te lang.
Variatie op de oefening
Andere manier van leiden
De variatie kun je meteen na de eerste wissel toepassen, of na de tweede keer. Je kunt er ook voor kiezen om meteen deze manier van leiden te gebruiken. Bij deze variatie staat de gene die leidt achter de "blinde". De gene die leidt, doet dit door middel van aanwijzingen met de hand op de rug van de ander.
- De hand op de rug betekent: lopen.
- De hand los van de rug (dus er is in feite geen aanraking): stoppen.
- De hand op de rechter schouder: draai een kwart naar rechts.
- De hand op de linker schouder: draai een kwart naar links.
Begin met heel langzaam (eventueel eerst met de ogen open) dit oefenen. Zeker het stoppen, wanneer je dus geen aanraking voelt, is vaak heel moeilijk. Wanneer iemand merkt dat de ander echt niet stopt, zal diegene toch moeten ingrijpen door de ander bij de schouders te pakken om te stoppen. Het vergt voor de blinde dus iets meer concentratie en zal iets meer moeten doen dan zich enkel te laten leiden.
Wanneer deze variant geoefend is, kun je nog een extra signaal toevoegen: De hand op het hoofd betekent: naar beneden. Als het goed gaat, kan degene die leidt ook proberen om dit met twee handen te doen, om er meer tempo in te krijgen. Lopen en draaien kan dan tegelijk gaan bijvoorbeeld.
Wissel van leider
Met de vorige variant is het mogelijk om de tweetallen te laten wisselen van leider zonder dat de "blinde" dit doorheeft. Laat iemand bijvoorbeeld stoppen terwijl een ander tweetal in de buurt is die ook stopt. Gebaar de leiders om te draaien en elkaars "blinde" over te nemen. De mensen die leiden en dus zien wat er gebeurt, zullen heel goed hun concentratie moeten bewaren om ervoor te zorgen dat de genen die hun ogen dichthouden, hier niets van merken. De groep zal dus moeten samenwerken om te kunnen zorgen dat de wissels geruisloos verlopen en dat de "blinden" wel het vertrouwen blijven hebben.
Breid de bewegingsmogelijkheden uit
Wanneer het leiden goed gaat, kan je de groep stimuleren om de bewegingen uit te breiden. Ze kunnen bijvoorbeeld naar de grond gaan, of hun "blinde" laten rollen of grote stappen laten maken. Laat ze uit proberen wat ze hun "blinde" allemaal kunnen laten doen zonder er bij te praten.
Werk met obstakels
Om het nog moeilijker te maken, kan je in de ruimte obstakels neerzetten. Een andere mogelijkheid is, dat je een route maakt met obstakels. Eventueel kan je de ene helft die leidt, de route laten maken. Ze kunnen het heel moeilijk maken, maar ze zullen zelf de ander door de route heen moeten leiden.
Zorg dat je de oefening goed na bespreekt.Wissel ook regelmatig in de tweetallen, zodat de deelnemers met verschillende mensen uit de groep werken.
Blijf constant coachen op de veiligheid. Het is geen wedstrijd in wie het snelst gaat. De genen die leiden en dus zien, zijn niet alleen verantwoordelijk voor de gene die ze leiden, maar ook voor wat er om hen heen gebeurt.